ECLI:NL:RBDHA:2017:11071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
NL17.6266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ugandese vreemdeling op basis van homoseksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese vreemdeling die een derde opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiser, die homoseksueel is, had eerder twee aanvragen ingediend die beide waren afgewezen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verklaarde de derde aanvraag niet-ontvankelijk, omdat er geen relevante nieuwe elementen of bevindingen waren die de eerdere afwijzingen konden onderbouwen. Eiser voerde aan dat de goedkeuring van de homoseksuele relatie van een andere Ugandese vreemdeling met hem, als nieuw feit moest worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de eerdere afwijzingen te weerleggen. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de seksuele geaardheid van eiser in eerdere procedures al had aangetoond dat hij niet voldoende inzicht had gegeven in zijn geaardheid. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen grond was om anders te oordelen over de gestelde homoseksualiteit van eiser dan in de eerdere aanvragen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.6266

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Wever).

ProcesverloopBij besluit van 2 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij is bepaald dat de eerder opgelegde plicht om Nederland onmiddellijk te verlaten en het eerder uitgevaardigde inreisverbod voor de duur van twee jaar nog steeds van kracht zijn.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met nummer NL17.6267, plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Ugandese nationaliteit. Op 31 juli 2017 heeft hij een derde opvolgende aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Aan twee eerdere opvolgende aanvragen heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en daarom in aanmerking komt voor een asielvergunning. Die aanvragen zijn afgewezen. Verweerder acht eisers homoseksualiteit ongeloofwaardig. Aan deze derde opvolgende asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat zijn homoseksualiteit alsnog geloofwaardig moet worden geacht, omdat verweerder een asielvergunning heeft verleend aan [naam], een Ugandese vreemdeling ten aanzien van wie geloofwaardig is geacht dat hij een homoseksuele relatie met eiser heeft gehad.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgedaan met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op grond van dit artikellid kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als relevante nieuwe elementen of bevindingen ontbreken. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zijn beoordeling in de zaak van [naam] geen relevant nieuw feit is voor de aanvraag van eiser, omdat die niet afdoet aan de beoordeling van eisers verklaringen over diens gestelde homoseksualiteit en relaties.
4. In beroep voert eiser aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van een relevant nieuw feit. Eiser voert aan dat het geloofwaardig achten van de homoseksuele relatie van [naam] met hem moet betekenen dat ook eisers gestelde homoseksualiteit alsnog geloofwaardig wordt geacht. Eiser heeft verder ter ondersteuning gewezen op rapporten van psychiatrisch behandelcentrum ‘Equator’ van september 2012 en september 2013, een advies van ‘Forensisch Medische Maatschappij Utrecht Advies B.V.’ van 2 november 2015, een brief van mevrouw Carla Pieters van stichting ‘Secret Garden’ van 12 mei 2017 en een brief van de heer Sandro Kortekaas van stichting ‘LGBT Asylum Support’ van 22 augustus 2017. Uit deze documenten blijk volgens hem dat hij vanwege PTSS minder inzichtelijk kan verklaren en dat hij zich al lang consequent als homoseksueel gedraagt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft een vaste werkwijze voor het beoordelen van een gestelde seksuele geaardheid. Deze werkwijze is vastgelegd in de Werkinstructie 2015/9. Daarin staat dat de verklaringen van de vreemdeling over diens proces van bewustwording en zelfacceptatie doorslaggevend zijn. Dat wil zeggen dat de vreemdeling inzichtelijk moet maken hoe hij zich ervan bewust is geworden dat hij anders geaard is dan de meeste andere mensen in zijn land van herkomst en hoe hij deze geaardheid heeft omarmd. Het zwaartepunt ligt daarbij op de verklaringen van de vreemdeling over diens eigen ervaringen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat een goede manier van beoordelen. Als recent voorbeeld kan worden gewezen op de uitspraak van 10 mei 2017 met nummer ECLI:NL:RVS:2017:1256.
6. In eisers geval is deze beoordeling gemaakt tijdens een eerdere asielprocedure. Toen is vast komen te staan dat eiser het vereiste inzicht over zijn gestelde homoseksualiteit niet heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van verweerder in de zaak van [naam] dit niet anders kan maken. Het geloofwaardig achten van diens verklaring over een relatie met eiser laat immers onverlet dat eiser ontoereikende verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde homoseksualiteit.
7. Verklaringen van derden kunnen een ondersteunende betekenis hebben, maar geven geen aanleiding om in weerwil van ontoereikende eigen verklaringen van de vreemdeling, diens seksuele geaardheid aannemelijk te achten. Gelet daarop komt geen zelfstandige betekenis toe aan de documenten waarop eiser ter ondersteuning heeft gewezen, nog daargelaten dat deze, met uitzondering van de brief van stichting ‘LGBT Asylum Support’, al in een eerdere asielprocedure zijn beoordeeld.
8. Verweerder heeft daarom terecht geoordeeld dat er geen grond bestaat om nu anders te oordelen over de gestelde homoseksualiteit van eiser dan op de eerdere aanvragen. Nu er geen sprake is van relevante nieuwe elementen of bevindingen, is de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel