ECLI:NL:RBDHA:2017:10995
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van minderjarige met Algerijnse en Marokkaanse nationaliteit
Op 7 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak NL17.7209, waarin de aanvraag van een minderjarige eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen. De eiser, die stelt Algerijns en Marokkaans te zijn, had op 4 juni 2017 asiel aangevraagd in Nederland. In het bestreden besluit van 18 augustus 2017 werd de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat de eiser zijn identiteit en geboortedatum niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank overwoog dat Algerije en Marokko als veilige landen van herkomst worden beschouwd, en dat er geen gegronde vrees voor vervolging of risico op ernstige schade bij terugkeer naar deze landen was aangetoond.
Tijdens de zitting op 7 september 2017, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, werd het onderzoek gesloten. De rechtbank nam in overweging dat de eiser niet had betwist dat er geen gronden waren voor het verlenen van de verblijfsvergunning. De gemachtigde van de eiser had aangevoerd dat er ten onrechte voorbij was gegaan aan een zwaarwegend advies van 9 augustus 2017, waarin werd gewezen op het recalcitrante gedrag van de eiser en de noodzaak voor psychologisch onderzoek. De rechtbank concludeerde echter dat de eiser voldoende gelegenheid had gekregen om zijn verhaal te doen en dat er geen aanwijzingen waren voor psychische problemen die de beslissing van verweerder konden beïnvloeden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de beslissing van verweerder om de eiser terug te sturen naar Algerije of Marokko niet in strijd was met het belang van de minderjarige. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.E. Paulus, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.