ECLI:NL:RBDHA:2017:10994
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het procesbelang bij aanvraag verlenging verblijfsvergunning na intrekking
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en in het bezit van de Liberiaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 25 januari 2017, waarin zijn aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 29 mei 2017 in Breda gehouden, waar partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na een heropening van het onderzoek op 3 juli 2017, waarbij partijen hun standpunten over het procesbelang hebben toegelicht, heeft de rechtbank besloten zonder nadere zitting uitspraak te doen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel op 23 september 2015 met terugwerkende kracht tot 22 september 2013 was ingetrokken. Dit besluit was eerder door de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, ongegrond verklaard. Eiser heeft in augustus 2016 een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn verblijfsvergunning, maar de rechtbank oordeelt dat hij ten tijde van deze aanvraag niet meer in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is bij de beoordeling van het beroep, omdat de aanvraag tot verlenging niet kan worden ingewilligd nu de onderliggende verblijfsvergunning reeds was ingetrokken.
De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 september 2017 door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.