3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Het juridisch kader
Ten aanzien van een deel van de tenlastelegging dient de vraag te worden beantwoord of de daarin beschreven handelingen zijn aan te merken als bestanddelen van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel stelt het ‘seksueel corrumperen van een minderjarige’ strafbaar. Hiervan is kort samengevat sprake wanneer een minderjarige door de dader er met ontuchtig oogmerk en voor het eigen seksueel gerief van de dader toe wordt bewogen aanwezig te zijn bij seksuele handelingen. Voor ‘bewegen tot’ zijn actieve handelingen van de dader vereist. Het gaat er daarbij om de minderjarige te confronteren met concrete seksuele handelingen. ‘Bewegen tot’ vereist een zeker causaal verband, en minstens voorwaardelijk opzet op de aanwezigheid van de minderjarige ten tijde van het uitvoeren van de seksuele handelingen. Er moet dan ook minstens sprake zijn van enige vorm van (stilzwijgende) uitnodiging aan de minderjarige. Hierin ligt het verschil met de in onderdelen van de tenlastelegging omschreven schennis van de eerbaarheid (artikel 239 Sr).
Seksueel corrumperen (feit 2, primair, feit 1, feit 3, primair, feit 4, feit 5 primair)?
Feit 2, primair
[aangeefster 1] , de moeder van de minderjarige meisjes [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , heeft in haar aangifte verklaard dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en haar nichtje [slachtoffer 4] op 14 juli 2016 aan het spelen waren in het speeltuintje bij de flat aan de Professor Rutgersstraat te Vlaardingen en dat de meisjes opeens gillend naar haar toe kwamen rennen en vertelden dat er een man stond te plassen en dat er melk uit kwam. Aangeefster heeft iets later de politie gebeld.
Agenten zijn naar aanleiding van deze melding omstreeks 13.00 uur naar de Professor Rutgersstraat gegaan en hebben daar met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gesproken. Zij vertelden aan de agenten dat ze rond 12:45 uur aan het spelen waren in de speeltuin naast het flatgebouw, dat er een man kwam die hun vertelde dat er een konijntje zat en dat ze even moesten komen kijken; de man liet vervolgens zijn geslachtsdeel zien en was aan het ‘plassen’; de man ‘plaste een soort melk met een licht witte kleur’.
De meisjes gaven het volgende signalement van de man: blank, leeftijd van iemand die net kinderen heeft, kalend met een soort zeer korte stoppels op zijn hoofd, zwarte of bruine broek, werkschoenen, shirt met lange mouwen (mogelijk blauw), fiets met de kleuren wit en zwart.
[slachtoffer 2] was ten tijde van het incident 6 jaar oud, [slachtoffer 3] was 7 jaaren [slachtoffer 4] was 5 jaar.
[slachtoffer 2] heeft in het studioverhoor op 4 augustus 2016, samengevat, onder meer verklaard dat:
- ze met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] aan het spelen was;
- zij, toen zij de man zag plassen, aan hem vroeg wat hij aan het doen was;
- de man antwoordde op haar vraag: ‘Ik ben aan het plassen’;
- het leek op melk wat er uit kwam, soort koemelk;
- de man in het zwart was, maar ze wist niet meer de kleur van het shirt;
- zij zag dat hij zijn piemel vasthield;
- zij zag dat de piemel tot zijn navel kwam;
- de man had gezegd dat er een konijn was bij de bosjes;
- ze zag dat de melk op de grond terecht was gekomen;
- de man een zwarte broek droeg;
- de man een klein beetje kaal was;
- de man een klein beetje bruin was;
- de man zijn piemel vast had met twee handen;
- ze zag dat de man een klein beetje bewoog met zijn 2 handen bij zijn piemel;
- de man naar haar keek toen hij zei dat hij aan het plassen was
- de man na het plassen vroeg of zij naar het konijntje wilde kijken;
- de man aan [slachtoffer 4] vroeg of zij de konijntjes wilde zien;
- eerst de melk eruit kwam en hij daarna zij zijn piemel bewoog, loog en wegfietste;
- zij zijn voorkant zag toen hij aan het plassen was.
[slachtoffer 3] heeft in het studioverhoor op 4 augustus 2016, samengevat, onder meer verklaard dat:
- de meneer zijn piemel bewoog;
- er melk uit kwam;
- zij aan de man vroeg: "Wat ben je aan het doen."
- de man hierop antwoordde: "Ik ben aan het plassen";
- de man tegen haar nichtje had gezegd, dat er een konijntje was;
- de man zijn twee handen om zijn piemel had en deze omhoog en omlaag bewoog en draaide;
- zij zag dat er toen druppeltjes uit kwamen;
- zij zag dat het op de grond terechtkwam en zij dit niet normaal vond;
- zij zag dat hij geen jas droeg;
- zij zag dat hij een beetje zwarte schoenen droeg met daarop 2 witte poppetjes afgebeeld;
- zij zag dat de meneer in eerste instantie met zijn rug naar hun stond gekeerd en zich vervolgens omdraaide in hun richting;
- zij toen zijn piemel zag;
- zij zag dat hij daarop ging plassen;
- zij zag dat de man zich weer omdraaide en zei dat daar een konijn zat;
- de man vermoedelijk op een meisjesfiets was;
- zij wist dat daar geen konijntjes waren;
- haar nichtje [slachtoffer 4] wel ging kijken;
- de man zijn piemel weer weg deed;
- de fiets zwart van kleur was.
Op de stoep ter hoogte van de entree van het appartementencomplex aan de Professor Rutgersstraat, waaraan zich aangrenzend het speelveldje bevindt, is een donkere vlek aangetroffen. De betreffende plaats werd 2 keer bemonsterd op de aanwezigheid van sperma.
Het NFI heeft deze monsters onderzocht en vastgesteld dat het sperma op deze monsters afkomstig is van verdachte, met een matchkans (naar de rechtbank begrijpt: dat dit sperma afkomstig is van een ander) van kleiner dan 1 op 1 miljard.
De camerabeelden van de flat waar verdachte destijds woonde ( [adres] in Vlaardingen) zijn bekeken. In het proces-verbaal van bevindingen, waarin stills van de camerabeelden zijn opgenomen, is op foto 11 te zien dat verdachte op 14 juli 2016 om 12:16:39 uur de flat verlaat met een fiets en dat hij gekleed is in een donkere broek met daarop een donker/licht gestreept t-shirt met korte mouwen. De verbalisant die de beelden heeft bekeken ziet verder dat verdachte rechtsaf slaat in de richting van de Professor Rutgersstraat en dat verdachte om 12:22:11 uur met fiets weer terugkomt in de flat.
De afstand tussen de flat van verdachte en de Professor Rutgersstraat in Vlaardingen bedraagt 180 meter. Dit is 0 minuten fietsen.
Verdachte ontkent dat hij het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hij heeft op 16 augustus 2016 bij de politie verklaard dat hij drie keer met een Poolse vrouw, die [naam] heet, seks heeft gehad. De derde keer was volgens verdachte bij de flat aan de Professor Rutgersstraat. Volgens verdachte heeft zich dit ongeveer twee maanden voorafgaand aan het verhoor afgespeeld.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk. De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen sluiten immers niet uit dat de verdachte op het tijdstip van het incident buiten zijn woning was. Daar komt bij dat de verdachte past in het signalement dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben gegeven; zwarte broek, een klein beetje kaal en zwarte fiets. Verder heeft de politie onderzoek gedaan naar de identiteit van “ [naam] ”, aan de hand van de door verdachte verstrekte aanwijzingen, maar dit heeft niet tot enig resultaat geleid. Bovendien acht de rechtbank het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte op exact dezelfde plaats als waar op 14 juli 2016 het sperma met zijn DNA is gevonden, te weten voor de entree van het appartementencomplex aan de Professor Rutgersstraat, seks heeft gehad met [naam] , en dat het sperma dan daar op exact dezelfde plek – afgaande op de verklaringen van verdachte - ongeveer een maand zou zijn blijven liggen.
Dit alles maakt dat de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen acht. Er is in casu sprake van het in artikel 248d Sr bedoelde causaal verband. Dit is gelegen in het tonen van de penis en het maken van zwaaiende bewegingen met de penis na in de nabijheid van het speeltuintje te zijn gaan staan, waardoor er een directe zichtlijn tussen verdachte en de meisjes moet hebben bestaan, en in het aankijken van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door verdachte en het aanpreken van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (althans één van hen).
De rechtbank stelt op grond van de weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte tegen de meisjes heeft gezegd dat er een konijn was bij de bosjes en dat hij heeft gevraagd of zij dat konijn wilden zien. Uit de studioverhoren van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] volgt dat de verdachte dit na afloop van de door hem verrichte seksuele handeling aan hun heeft gevraagd. In het proces-verbaal van bevindingen is daarentegen opgenomen dat de meisjes aan de verbalisanten hebben verteld dat de man eerst had gezegd dat er een konijntje zat en dat ze even moesten kijken en dat de man vervolgens zijn geslachtsdeel zou hebben laten zien. De rechtbank kan, gelet op deze discrepantie, niet met zekerheid vaststellen op welk moment verdachte tegenover de meisjes is begonnen over een konijntje. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging, opgenomen onder het eerste gedachtestreepje, dan ook vrijspreken, nu dit naar het oordeel van de rechtbank weliswaar heeft plaatsgevonden, maar niet kan worden vastgesteld dat dit valt te beschouwen als ‘het bewegen tot’.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel corrumperen door in het bijzijn van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn ontblote, stijve penis te tonen en met zijn handen heen en weer gaande bewegingen over zijn piemel te maken.
Feit 1
[slachtoffer 1] , ten tijde van het incident 6 jaar oud, heeft in het studioverhoor verklaard dat zij samen met haar vriendin [betrokkene 1] buiten speelde en dat er toen ineens een man uit het steegje (naar de rechtbank begrijpt: in de Valeriusstraat te Vlaardingen) kwam die zei: “willen jullie een wit konijntje zien?” [slachtoffer 1] en haar vriendin zeiden dat ze dat wel wilden en toen zei de man: “ho, één voor één”. [slachtoffer 1] ging als eerste en toen liet de man zijn piemel zien en hij spuugde er op. Haar vriendin [betrokkene 1] zei toen “je vader!” en toen is zij snel weggerend en de man ook. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat toen de man tegen haar zei “jij mag eerst”, de man haar aanraakte bij haar linker schouder.
Volgens [slachtoffer 1] had de man een zwarte fiets, zij dacht een mannenfiets, bij zich. De man was kaal en droeg alles zwart; leren jasje, broek en schoenen. De man sprak slecht Nederlands en zei steeds “kom mij na”. Hij zei ook een soort van Turkse woorden.
De vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 13 maart 2016 [slachtoffer 1] en zijn andere dochter kwam ophalen bij de moeder van zijn ex-vrouw. Hij zag het buurmeisje [betrokkene 1] bij de poort staan en hoorde haar zeggen: “ [slachtoffer 1] , je vader komt er aan”. [slachtoffer 1] heeft tegen hem verteld dat de man zijn ding uit zijn broek haalde en er op ging spugen. Daarna vertelde [slachtoffer 1] dat ze één voor één met die man mee mochten gaan om naar zijn konijntje te kijken en dat zij als eerste was meegegaan. De vader van [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij de man heeft gezien en dat hij kaal was en een zwarte leren jas droeg.
De afstand tussen de flat waar verdachte destijds woonde en de Valeriusstraat in Vlaardingen bedraagt 2 kilometer. Dit is 6 minuten fietsen.
De rechtbank is van oordeel dat het signalement dat [slachtoffer 1] en haar vader hebben gegeven van de man past bij dat van verdachte. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] dat de man gevraagd heeft of ze een konijntje wil zien, overeenkomt met de gang van zaken bij het bewezen verklaarde feit 2. Verdachte heeft daar immers ook aan de meisjes gevraagd of zij naar een konijntje wilden kijken. In samenhang met het signalement van verdachte, de locatie en de aard van de ontuchtige handelingen, ziet de rechtbank hierin bewijs voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Feit 3, primair
[aangeefster 2] , de moeder van de toentertijd 11-jarige [slachtoffer 6] en de 9-jarige [slachtoffer 7] , heeft in haar aangifte verklaard dat [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en nog een paar kinderen op oudejaarsdag buiten aan het spelen waren aan de achterkant van haar huis aan de Riebeeckstraat te Vlaardingen. De kinderen kwamen binnen stormen en [slachtoffer 7] vertelde haar dat er een kinderlokker was die zijn piemel/pik liet zien. Het buurmeisje [betrokkene 2] had toen tegen die man geroepen: “Ga weg, wat doe je nu, ga weg hier”. [slachtoffer 6] keek nog een keer naar de man en zag toen dat die man met zijn piemel aan het spelen was.
De kinderen hebben vervolgens in de tuin gespeeld en zijn daarna weer naar het muurtje bij het huis van [slachtoffer 5] gaan spelen.
[slachtoffer 5] , ten tijde van het incident 11 jaar oud, heeft in het studioverhoor, samengevat onder meer verklaard dat zij op oudejaarsdag met vrienden, waaronder [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] , buiten in de buurt van haar woning aan het spelen was. Zij was naar het toilet geweest en hoorde van haar vrienden dat er een man was geweest die zijn piemel had laten zien. Een kwartiertje later kwam er een man aanfietsen en haar vrienden zeiden dat dit dezelfde man was. De man stopte en keek om zich heen. De man zag de kinderen zitten. Hij keek naar de kinderen en haalde zijn piemel uit zijn broek en liet die zien. Hij zwaaide heen en weer en maakte rondjes met zijn piemel. [slachtoffer 5] heeft dit stiekem gefilmd met haar telefoon. Zij heeft dit filmpje om 13.13 uur aan haar vader laten zien.
[slachtoffer 5] heeft verder verklaard dat de fiets van de man turquoise/blauw was.
De vader van [slachtoffer 5] heeft verklaard dat het incident heeft plaatsgevonden bij de achterkant van de tuin van zijn huis en dat dit de Falckstraat is. Nadat hij het filmpje dat [slachtoffer 5] had gemaakt had bekeken, heeft hij om 13.24 uur de politie gebeld.
Op het filmpje dat [slachtoffer 5] heeft gemaakt ziet de verbalisant dat een man zijn blote geslachtsdeel vasthield met zijn rechterhand, dat hij met de duim van zijn linkerhand zijn broeksband omlaag hield en dat de man met zijn geslachtsdeel een draaiende beweging maakte. Verder is te zien dat aan de zijgevel van de woning een damesfiets stond met een lila/paars frame.
Verdachte wordt door agent [verbalisant 1] herkend als de persoon die te zien is op het filmpje dat [slachtoffer 5] heeft gemaakt. De agent kent verdachte vanuit zijn wijkwerkzaamheden als wijkagent.
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen verdachte ook als de persoon die te zien is op het filmpje. Verdachte is in hun bijzijn op 15 augustus 2016 aangehouden en [verbalisant 3] heeft verdachte later ook nog gehoord.
Er is onderzoek gedaan in de kelderbox van de woning van verdachte en daar wordt een blauw/paarse damesfiets aangetroffen, die zeer sterk lijkt op de fiets die op het filmpje is te zien. De vader van verdachte heeft verklaard dat dit de fiets van verdachte is.
De camerabeelden van de flat waar verdachte destijds woonde zijn bekeken. In het proces-verbaal van bevindingen, waarin stills van de camerabeelden zijn opgenomen, is te zien dat verdachte op 31 december 2016 om 11:21:48 uur de flat verlaat, dat hij gekleed was in een zwarte jas, zwarte broek, zwarte schoenen en een muts en dat hij een rugzak droeg. Om 11:35:05 uur komt hij terug in de flat. Verdachte verlaat de flat dan weer om 11:51:56 uur en komt om 11:57:21 uur weer terug in de flat. Om 12:56:06 uur komt verdachte geheel in het zwart gekleed via de trap naar beneden en loopt richting de keldergang. De verbalisant ziet dat verdachte op de fiets is en dat verdachte om 13:45:07 uur weer terug komt in de flat.
De rechtbank acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde seksuele handelingen heeft verricht en dat verdachte [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] met ontuchtig oogmerk er toe heeft bewogen getuige te zijn van deze handelingen. De enkele omstandigheid dat verdachte volgens de verklaring van de moeder van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] geen oogcontact met de kinderen heeft gemaakt, staat niet aan de bewezenverklaring van dit feit in de weg. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte twee keer achter elkaar op dezelfde plek is geweest. De eerste keer dat verdachte ter plaatse was, is er wel contact is geweest met één van de aanwezige kinderen. Verdachte gaat vervolgens weer terug gaat naar deze plek waarvan hij weet dat daar kinderen (kunnen) zijn. Hij kijkt vervolgens de kant van de kinderen op voordat hij zijn seksuele handelingen verricht. In al deze omstandigheden ziet de rechtbank een (stilzwijgende) uitnodiging van verdachte aan de minderjarigen, zodat van ‘bewegen tot’ kan worden gesproken.
Incident 30 december 2016
[slachtoffer 8] , ten tijde van het incident 7 jaar oud, heeft in het studioverhoor verklaard dat zij met haar vriendinnetje [slachtoffer 9] in de kerstvakantie buiten aan het spelen was en dat een man hen had aangesproken bij een andere flat, bij de Telder. De man riep: ‘Kom, kom, dode konijn, dode konijn’ en de man wenkte daarbij met zijn hand, waardoor [slachtoffer 8] dacht dat ze hem moest volgen. Ze waren een stukje met de man meegelopen naar een glazen lift. Daar had de man zijn geslachtsdeel uit zijn broek gehaald waarna hij er mee ging ‘wieberen’; heen en weer schudden. Het was een heel lang geslachtsdeel. De man was blank en droeg een zwarte jas en een donkerblauwe spijkerbroek. Ook droeg hij een ouderwetskleurige rode muts. Hij had verder een zwarte spikkelbaard, was ongeveer 35 jaar oud, ongeveer 1.73 meter lang, had donkerbruine ogen en een gewoon postuur. De man had een zwarte fiets bij zich.
De vader van [slachtoffer 8] heeft in zijn aangifte verklaard dat [slachtoffer 8] de man eerst had zien fietsen bij het wijkgebouw de Telder aan de Professor Telderstraat te Vlaardingen, dat zij onder de balkons van de flats aan de Professor Mekelstraat was gelopen, de Professor Rutgerstraat was in gelopen en dat ter hoogte van de hoofdingang van de flat aan de Professor Mekelstraat de man stond. Het incident heeft op 30 december 2016 tussen 12.00 uur en 12.30 uur plaatsgevonden.
[aangeefster 3] , de moeder van de toentertijd 8 jarige [slachtoffer 9] , heeft verklaard dat [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] op 30 december 2016 buiten waren. [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] kwamen bij haar thuis en vertelden haar dat er een man was die zijn piemel liet zien. De man had gezegd: “ kijk een dood konijntje” en toen gingen zij kijken en liet de man zijn piemel zien. Volgens [slachtoffer 9] was de man blank, droeg hij een zwart leren jas, een spijkerbroek en had hij een gekleurde muts op. Hij had een zwarte fiets bij zich.
De meisjes kwamen uit de Professor Telderstraat via de Professor Mekelstraat en het incident heeft volgens aangeefster op de hoek met de Professor Rutgersstraat te Vlaardingen plaatsgevonden.
De camerabeelden van de flat waar verdachte destijds woonde zijn bekeken. In het proces-verbaal van bevindingen, waarin stills van de camerabeelden zijn opgenomen, is te zien dat verdachte op 30 december 2016 om 11:04:01 uur via de trap in het portiek van de flat komt, dat hij naar de keldergang loopt en dat hij gekleed is in een spijkerbroek, donkergekleurde jas, zwarte schoenen, grijze capuchon en een bordeaux gekleurde muts. Verdachte komt om 12:49:58 uur met een fiets aan zijn hand terug in de flat.
De moeders van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] hebben aan hun dochters een foto van een man getoond, die zij via via hadden gekregen. [slachtoffer 9]en [slachtoffer 8]hebben verklaard dat dit de man is die zij hebben gezien.
[verbalisant 4] heeft de persoon op de betreffende foto herkend als verdachte. [verbalisant 4] heeft de verdachte op 15, 16 en 17 augustus 2016 gehoord.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de herkenning van de verdachte door [slachtoffer 9] , [slachtoffer 8] en door de verbalisant. Op de camerabeelden van de flat is immers te zien dat verdachte op 30 december 2016 vanaf 11.04 uur tot 12.49 uur zijn woning heeft verlaten en een spijkerbroek, donkergekleurde jas en een bordeaux rode muts droeg, hetgeen past in de signalementen die [slachtoffer 8] (de man droeg een zwarte jas, een donkerblauwe spijkerbroek en een ouderwetskleurige rode muts) en [slachtoffer 9] (de man droeg een zwart leren jas, een spijkerbroek en een gekleurde muts) hebben gegeven. De verdediging heeft verder onvoldoende aangevoerd op basis waarvan geconcludeerd moet worden dat de herkenningen onjuist zouden zijn.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 8] dat de man zei “Kom, kom, dode konijn, dode konijn” en de verklaring van de moeder van [slachtoffer 9] dat de man zei: “ kijk een dood konijntje”, overeenkomt met de gang van zaken zoals bij de bewezen verklaarde feiten 1 en 2. Verdachte heeft daar immers ook aan de meisjes gevraagd of zij naar een konijntje wilden kijken. In samenhang met de overige bewijsmiddelen en de aard van de ontuchtige handelingen, ziet de rechtbank hierin bewijs voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
Incident 8 januari 2017
Naar aanleiding van een melding dat er twee kinderen van 5 jaar geconfronteerd waren met een toonder, zijn agenten naar de Coornhertstraat te Vlaardingen gegaan. Daar spraken zij met [betrokkene 3] , de vader van [slachtoffer 11] en de oom van [slachtoffer 10] . De vader verklaarde dat de meisjes rond 14.45 uur aan het spelen waren in het speeltuintje gelegen aan de Coornhertstraat in Vlaardingen. Zij zagen dat een man zich ophield in een inham van een portiek gelegen aan het speeltuintje. De man heeft de kinderen benaderd in het speeltuintje en hun een snoepje aangeboden, hetgeen de meisjes hebben geweigerd. De vader heeft verder tegen de agenten gezegd dat de man na een aantal minuten zijn dochter en nichtje weer had benaderd en twee keer zijn broek liet zakken en begon te zwaaien met zijn geslachtsdeel. Volgens de meisjes had de man een zwarte broek en zwarte jas aan en had hij een fiets bij zich.
[aangeefster 4] , moeder van de toentertijd 5 jarige [slachtoffer 11] en de tante van de toentertijd 5 jarige [slachtoffer 10] , heeft verklaard dat [slachtoffer 11] en [slachtoffer 10] op 8 januari 2017 tussen 14.45 uur en 15.00 uur aan het spelen waren in het speeltuintje in de groenstrook tussen de Coornhertstraat en de Geert de Grotelaan te Vlaardingen. [slachtoffer 11] heeft aan haar verteld dat er een man in de speeltuin was met een fiets en dat hij zei: “kom ja kom”. [slachtoffer 11] wilde niet komen en toen deed de man zijn broek naar beneden. [slachtoffer 11] deed voor hoe de man ter hoogte van zijn kruis stond te slingeren. Dit zou bij de schommels zijn gebeurd. Toen [slachtoffer 11] op het trappetje van de glijbaan stond, was de man weer naar hen toegekomen en had hij weer zijn broek naar beneden gedaan.
[slachtoffer 11] heeft haar verder verteld dat de man een zwarte broek en jas droeg en dat hij een zwarte fiets bij zich had. De man had niet aan ze gezeten, maar wel aan hun gevraagd of ze een snoepje wilden. Dit hadden ze allebei niet aangenomen.
Aangeefster heeft van [betrokkene 4] een foto van een man gekregen en zij heeft deze foto aan [slachtoffer 11] getoond. [slachtoffer 11] zei eerst dat dit de man uit de speeltuin was, maar ging later toch twijfelen. Aangeefster heeft de foto ook aan haar zwager gestuurd en die heeft de foto aan [slachtoffer 10] laten zien. [slachtoffer 10] had gelijk gezegd dat dit de man was.
[getuige] , wonende aan de Coornhertsstraat te Vlaardingen, heeft nadat haar 11-jarige dochtertje tegen haar had gezegd dat er buiten een vreemde man stond met zijn gulp open waaruit zijn piemel hing, op 8 januari 2017 om 15.23 uur een foto van deze man gemaakt. De man stond ter hoogte van een fiets, bij ondergrondse containers. De man droeg een donkere jas en een bordeauxrode muts. [getuige] heeft de foto van de man op 8 januari 2017 gelijk op de app geplaatst van de VVE van de flat aan de Coornhertstraat.
Verbalisanten [verbalisant 4] heeft de persoon op de betreffende foto herkend als verdachte. [verbalisant 4] heeft verdachte op 15, 16 en 17 augustus 2016 gehoord.
De camerabeelden van de flat waar verdachte destijds woonde zijn bekeken. In het proces-verbaal van bevindingen, waarin stills van de camerabeelden zijn opgenomen, is te zien dat verdachte op 8 januari 2017 om 14:16:10 uur via de trap in het portiek van de flat komt, dat hij naar de keldergang loopt en dat hij een bordeaux gekleurde muts op heeft. De verbalisant ziet dat verdachte buitenom in de richting van de Professor Rutgersstraat te Vlaardingen fietst. Verdachte komt om 14:47:59 uur via de keldergang terug in de flat en loopt omhoog. Om 15:23:10 uur loopt verdachte naar de keldergang, hij is in het zwart gekleed en heeft een bordeaux gekleurde muts op zijn hoofd. De verbalisant ziet dat verdachte buitenom in de richting van de Professor Rutgersstraat te Vlaardingen fietst. Verdachte komt om 15:33:01 uur via de keldergang terug in de flat en neemt de trap omhoog.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte ten tijde van het incident met [slachtoffer 11] en [slachtoffer 10] alsmede op het tijdstip waarop getuige [getuige] de foto heeft gemaakt, buiten was, donkere kleding droeg en een bordeauxrode muts op had. Deze kledingstukken zijn ook te zien op de foto die getuige [getuige] heeft gemaakt. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte met de fiets zijn woning heeft verlaten, hetgeen eveneens past in het signalement dat [slachtoffer 11] en [slachtoffer 10] van de man hebben gegeven (zwarte jas, zwarte broek en fiets). De rechtbank neemt verder in aanmerking dat het incident met [slachtoffer 11] en [slachtoffer 10] heeft plaatsgevonden rond hetzelfde tijdstip waarop en op dezelfde plaats waar (Coornhertstraat) de foto door getuige [getuige] is genomen. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de persoon is die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 10] in het speeltuintje hebben gezien.
De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte door de meisjes te benaderen en aan te spreken de meisjes met ontuchtig oogmerk er toe heeft bewogen getuige te zijn van de seksuele handelingen (het tonen van zijn ontblote piemel en het maken van zwaaiende bewegingen met zijn penis). De enkele omstandigheid dat verdachte in dit geval aan de meisjes heeft gevraagd of ze een snoepje willen, hetgeen afwijkt van de modus operandi van de bewezen verklaarde feiten 2 en 1 (het vragen of de meisjes een konijntje wilde zien), doet hieraan, tegenover de reeds genoemde bewijsmiddelen, niet af. Het sluit verdachte geenszins uit.
De rechtbank acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5, primair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het onder feit 5 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Schennis van de eerbaarheid (feit 5 subsidiair en feit 6)?
Feit 5, subsidiair
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat het verdachte is die dit feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Feit 6
[aangeefster 5] heeft verklaard dat haar dochtertje [slachtoffer 14] op 6 juli 2016 om 14.16 uur aan het buiten spelen was in het speeltuintje bij de Coornhertstraat te Vlaardingen. [slachtoffer 14] heeft in haar studioverhoor verklaard dat er een vreemde man was die zijn piemel liet zien. Volgens [slachtoffer 14] droeg de man een grijze trui en blauwe spijkerbroek en had hij een fiets bij zich.
Op 13 juli 2016 om 16.00 uur heeft [aangeefster 5] de politie gebeld met de mededeling dat zij dezelfde man in het speeltuintje zag staan en naar haar dochter zag kijken.
[aangeefster 6] heeft op 5 augustus 2016 omstreeks 12.34 uur de politie gebeld met de melding dat haar kleindochter en andere kinderen aan het buiten spelen waren en een man zijn piemel liet zien. Aangeefster heeft de man zien weg fietsen en zag dat hij in het zwart gekleed was en een groene rugzak droeg.
De camerabeelden van de flat waar verdachte destijds woonde zijn voor zowel 6 juli 2016, 13 juli 2016 als 5 augustus 2016 bekeken. De rechtbank constateert dat de camerabeelden van 6 en 13 juli 2016 niet uitsluiten dat verdachte buiten was op de tijdstippen dat [slachtoffer 14] in het speeltuintje was.
De rechtbank stelt verder vast dat in het proces-verbaal van bevindingen, waarin stills van de camerabeelden zijn opgenomen, is vermeld dat verdachte op 5 augustus 2016 om 12:02:32 uur via de trap in het portiek van de flat komt en dat hij toen geen rugzak bij zich had. Verdachte komt om 12:25:17 uur via de keldergang weer terug in de flat en had ook toen geen rugzak bij zich. Verdachte is na 15.56 uur niet meer in de portiek van de flat geweest. [aangeefster 6] heeft echter verklaard dat de man die zij zag wegfietsen een groene rugzak droeg. Dit komt dus niet overeen met datgene wat op de camerabeelden is te zien.
Uit de overige bewijsmiddelen blijken verder geen zodanige specifieke feiten en omstandigheden die overeenkomen met de wel bewezenverklaarde feiten, zodat de modus operandi van de eerder bewezen feiten niet als schakelbewijs gebruikt kan worden voor de hiervoor genoemde incidenten.
Uit het voorgaande volgt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.