6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich behalve aan het bezit van de in de bewezenverklaring genoemde 2 foto’s tevens schuldig gemaakt aan het bezit, dan wel het verspreiden en aanbieden van nog 17 kinderpornografische foto’s.
Voor de productie van kinderpornografische afbeeldingen worden kinderen misbruikt, aangezien zij hiervoor moeten poseren en seksuele handelingen moeten verrichten en ondergaan. Dit kan tot gevolg hebben dat deze kinderen psychische schade oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Bovendien wordt de schade voor de afgebeelde kinderen nog vergroot, omdat de beelden voor altijd op internet te vinden zijn. Het aantal afbeeldingen dat de verdachte in zijn bezit had en heeft verspreid en aangeboden is weliswaar relatief gering doch dit laat onverlet dat de verdachte zich door deze plaatjes als ruilmiddel te gebruiken toegang verschafte tot veel meer plaatjes en voor de productie en alle kwalijke gevolgen medeverantwoordelijk is te achten, omdat zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderpornografie.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 augustus 2017 op 19 februari 2015, is veroordeeld voor een zedendelict. Van deze eerdere, deels voorwaardelijke veroordeling, is kennelijk geen preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich gedurende de proeftijd van deze veroordeling aan het thans bewezenverklaarde feit schuldig heeft gemaakt. Dit baart de rechtbank temeer zorgen omdat de verdachte in het kader van de voorwaardelijke veroordeling een behandeling bij De Waag heeft afgerond, maar daarbij bewust, zoals hij ter zitting heeft erkend, geen openheid van zaken heeft gegeven.
Een deel van de thans bewezenverklaarde periode ging vooraf aan de veroordeling van
19 februari 2015, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het pro justitia rapport d.d. 6 december 2016, betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door dr. [naam 3] , klinisch psycholoog.
Blijkens rapporteur is er bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling op met name het sociaal-emotionele gebied en op het vlak van copingsvaardigheden. Er is sprake van een uitgestelde diagnose stoornis van Asperger omdat het kan zijn dat hij in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling eerder onrijp is dan gehandicapt, nu zijn inlevingsvermogen volgens De Waag wel is verbeterd. Ook is er sprake van anti-sociaal gedrag.
Ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was dit zo.
De verdachte is op emotioneel gebied minder ver ontwikkeld dan mag worden verwacht op basis van zijn leeftijd en intellectuele vermogens. Dit heeft een doorwerking in zijn seksuele voorkeur; hij ervaart meer emotionele overeenstemming met c.q. seksuele aantrekkingskracht tot meisjes rond de 14 jaar. Het kijken naar kinderporno van meisjes van 14 jaar vervulde zodoende voor de verdachte een seksuele functie.
De verdachte is geneigd zijn kop in het zand te steken en toont weinig empathie en probleembesef met betrekking tot de ten laste gelegde feiten.
De verdachte kan verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht en de kans op recidive op de lange termijn is matig.
Een behandeling gericht op het versterken van zijn copingsvaardigheden is geïndiceerd.
Voortzetting van de reeds ingezette behandeling bij De Waag is aangewezen om de verdachte te ondersteunen in het versterken van zijn sociale- en steunnetwerk, grenzen van anderen te respecteren, op adequate wijze met seksualiteit te leren omgaan en zijn zelfvertrouwen te vergroten. Dit dient te geschieden als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf met daarbij ook begeleiding van de reclassering in het kader van de meldplicht.
De rechtbank onderschrijft de conclusies ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive en ook de noodzaak tot behandeling uit voornoemd rapport.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 15 december 2016 en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 22 februari 2017.
Blijkens het rapport van de Raad is de verdachte een intelligente jongen, maar op sociaal- emotioneel gebied onrijp. Hij laat een vermijdende houding zien ten opzichte van het delict en de behandeling. Voortzetting van de individuele behandeling bij De Waag is noodzakelijk evenals continuering van de begeleiding van de jeugdreclassering. De behandeling dient te zijn gericht op het versterken van zijn copingsvaardigheden, leren praten over emoties, aangaan en onderhouden van diepere vriendschappen, leren steun vragen, versterken van zijn empathisch vermogen en op zijn seksuele ontwikkeling.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen alsook een voorwaardelijke detentie met als bijzondere voorwaarden het volgen van de reeds genoemde behandeling bij De Waag en begeleiding door de jeugdreclassering.
Tevens heeft de Raad geadviseerd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De Raad heeft tenslotte geadviseerd de vordering tot tenuitvoerlegging niet toe te wijzen, aangezien de behandeling bij De Waag noodzakelijk is en voorrang heeft.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is van de zijde van de Raad meegedeeld dat daarnaast ook de meldplicht wordt geadviseerd. Tevens is benadrukt dat het uitzitten van
1 maand jeugddetentie het leven van de verdachte, dat verder goed loopt, zou doorkruisen.
Van de zijde van de jeugdreclassering is ter terechtzitting aangegeven, dat hoewel de verdachte tijdens zijn eerdere behandeling bij De Waag geen open kaart heeft gespeeld,
hij nog een kans verdient, aangezien hij van zijn ouders geen enkele steun krijgt en hij inmiddels heeft aangeven dat hij nu zelf inziet dat er iets mis is met hem en hij daarom behandeling nodig heeft. Dit inzicht heeft de verdachte niet eerder getoond en maakt verdere individuele behandeling bij De Waag mogelijk.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen en het advies van de psycholoog, de reclassering en de Raad.
De rechtbank heeft, gelet op de ernst van het feit in combinatie met de eerdere veroordeling, overwogen de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentiestraf op te leggen, maar zal gelet op de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, onderwijs volgt en zijn behandeling bij De Waag prioriteit moet hebben, een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur opleggen.
Daarnaast acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentiestraf noodzakelijk, om recidive te voorkomen en in het bijzonder om de begeleiding en behandeling van de verdachte zeker te stellen. Daaraan verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarden de meldplicht en het volgen van een (individuele) behandeling bij De Waag.
Hoewel de kans op recidive aanwezig is, ziet de rechtbank, gelet op de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden en niet is gebleken dat de verdachte sindsdien wederom een dergelijk misdrijf heeft begaan, geen aanleiding om te bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zullen zijn, zoals door de Raad is geadviseerd.