ECLI:NL:RBDHA:2017:10941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
09/852983-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit en verspreiding van kinderpornografisch materiaal door een minderjarige

Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1998, die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. De verdachte had in de periode van 16 augustus 2014 tot en met 19 april 2016 in Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, meerdere afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij personen onder de 18 jaar betrokken waren, in bezit en had deze verspreid via Twitter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door het plaatsen van deze afbeeldingen op een besloten Twitter-account, niet alleen zelf toegang had tot deze beelden, maar ook aan zijn volgers de mogelijkheid bood om deze te bekijken en te downloaden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten onderstreept, waarbij het misbruik van kinderen voor de productie van dergelijke afbeeldingen en de blijvende psychische schade voor de slachtoffers zijn benoemd. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend en verklaard dat hij deze afbeeldingen als ruilmiddel gebruikte om toegang te krijgen tot meer kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en voorwaardelijke jeugddetentie van 6 weken, met bijzondere voorwaarden waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en behandeling bij De Waag. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordeling van de verdachte voor een zedendelict en zijn verminderd toerekeningsvatbare toestand, zoals vastgesteld in psychologische rapporten.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/852083-16
Tul 09/777537-13
Datum uitspraak: 14 september 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 31 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Ceuninck van Capelle-Willems en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. H. Faouzi, advocaat te Zoetermeer, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2014 tot en met 19 april 2016 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens een afbeelding(en), te weten foto('s), en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten een mobiele telefoon Apple Iphone 5s) heeft verspreid (door het plaatsen op Twitter) en/of aangeboden (door het plaatsen op Twitter) en/of openlijk tentoongesteld en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met
gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren
betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
Foto 1:
Afbeelding van een meisje in de geschatte leeftijd van 8-10 jaar oud. Het meisje ligt op haar rug op een bank. Op de bank ligt een groen kleed. Het meisje heeft een roze met wit gestreepte trui aan. Ze heeft een blauw met rode sjaal om. Het meisje heeft een roze rokje aan welke zij omhoog getrokken
heeft. Het meisje heeft witte kousen aan tot in haar liezen. Het meisje heeft haar benen wijd gespreid. Haar linkerbeen staat omhoog getrokken op de bank en haar rechterbeen staat op de grond naast de bank. Het meisje heeft geen ondergoed aan waardoor haar vagina duidelijk zichtbaar is. De focus van de foto ligt op de blote vagina van het meisje.
Foto 2:
Afbeelding van 2 meisjes in de geschatte leeftijd van 8-10 jaar oud. De meisjes liggen op hun rug op een tweepersoonsbed voorzie van een oranje dekbedovertrek. Er is niet te zien of zij een trui aan hebben. De meisjes houden hun benen in de lucht en houden de onderkant van hun voeten tegen
elkaar. De meisjes hebben geen ondergoed aan. Hierdoor zijn hun billen en vagina duidelijk zichtbaar. Meisje 1 heeft roze sokken aan en meisje 2 witte sokken. De focus van de foto ligt op de billen en vagina van de meisjes.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte in de periode van 16 augustus 2014 tot en met 19 april 2016 te Nootdorp kinderpornografisch materiaal in bezit heeft gehad, heeft verspreid en aangeboden.
De verdachte heeft bij de politie en ook ter terechtzitting bekend dat hij op twitter een account met de [naam 1] heeft aangemaakt om naar kinderporno te zoeken.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij heeft gezocht naar naaktfoto’s van meisjes van 12 tot 16 jaar, omdat deze foto’s zijn interesse hebben, maar dat hij ook heeft gezocht naar foto’s van jongere meisjes, en die foto’s op zijn twitter-account heeft gezet om te gebruiken als ruilmiddel. Als hij zelf geen foto’s aanbood, zou hij namelijk geen gebruik meer mogen maken van de accounts waarop hij de foto’s bekeek en waarvan hij foto’s downloadde.
De op zijn telefoon aangetroffen foto’s, waarvan er 2 staan omschreven in de tenlastelegging en betrekking hebben op meisjes in de leeftijd van 8-10 jaar, heeft hij eveneens gedownload van internet en geplaatst op zijn eigen twitteraccount, waardoor hij, als een soort ruilmiddel, via twitter ook aan foto’s van minderjarige meisjes vanaf 12 jaar kon (blijven) komen.
De verdachte verklaarde 100 tot 200 volgers te hebben gehad.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij eenmaal per week of eens in de twee weken naar kinderporno keek, maar dat hij slechts een of twee keer zelf foto’s heeft geplaatst.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan en aldus afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken, in bezit heeft gehad en verspreid.
De officier van justitie heeft zich ter onderbouwing van haar standpunt gebaseerd op het navolgende. Op 8 september 2014 ontving het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme een meldingsrapport inclusief beeldmateriaal van het Amerikaanse National Center for Missing and Exploited Children waar tevens de Cybertipline is ondergebracht, een Amerikaans meldpunt waar melding kan worden gedaan met betrekking tot kinderpornografie op het internet.
De Cybertipline had een melding van het bedrijf Twitter ontvangen, die inhield dat een gebruiker met de [naam 1] gebruikmakend van het IP adres [nummer] op 16 augustus 2014 beeldmateriaal op twitter had geplaatst dat vermoedelijk kinderpornografie betrof.
Het aangetroffen beeldmateriaal is onderzocht en 15 foto’s kunnen als kinderpornografisch worden aangemerkt. Het betreffende IP adres bleek deel uit te maken van KPN en bleek als abonnee te hebben [naam 2] in Nootdorp. Als de politie op 19 april 2016 bij het woonadres van [naam 2] langs gaat, verklaart de zoon des huizes, zijnde de verdachte, dat hij zich via twitter wel met kinderporno bezig had gehouden. Bij onderzoek van de Iphone van de verdachte werden daarop 4 foto’s met kinderpornografisch materiaal aangetroffen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft niet betwist dat de verdachte foto’s op zijn twitteraccount heeft geplaatst en ook niet dat er 4 foto’s die als kinderpornografisch kunnen worden aangemerkt op de Iphone van de verdachte zijn aangetroffen. De raadsvrouw heeft wel vraagtekens gezet bij de ten laste gelegde periode. De verdachte heeft immers maar twee keer zelf kinderpornografische foto’s op twitter geplaatst en het twitteraccount verder slechts gebruikt om kinderpornografische foto’s te bekijken. Het is maar de vraag of het plaatsen van foto’s op een besloten twitteraccount als “verspreiden” en het bekijken van foto’s op twitter wel als “bezit” kan worden aangemerkt, aldus de raadsvrouw. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat de periode waarin de tenlastegelegde feiten zijn gepleegd ingekort wordt.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
31 augustus 2017;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 april 2016,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015086863-3 (p.10);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal beoordeling beeldmateriaal, met
bijlage, d.d. 17 september 2014, opgenomen in het dossier met het nummer 2014-17267
(p. 19-23);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen,
d.d. 10 februari 2015, opgenomen in het dossier met het nummer 2014-17267 (p. 24-36);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch
materiaal, met bijlagen, d.d. 5 juli 2016, opgenomen in het dossier met het nummer
2015086863 (p. 37-50).
Wat betreft de vraag van de raadsvrouw of het plaatsen en het bekijken van foto’s die als kinderpornografisch kunnen worden aangemerkt op een account op twitter ook als verspreiden dan wel bezitten van deze foto’s kan worden gekwalificeerd, overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is naast het “verspreiden” en “in bezit hebben” ook “het zich door middel van een geautomatiseerd netwerk en met gebruikmaking van een communicatiedienst toegang verschaffen” strafbaar gesteld. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich, door foto’s die als kinderpornografisch kunnen worden aangemerkt op een twitteraccount met 100 tot 200 volgers te plaatsen, schuldig heeft gemaakt aan het bezit en het verspreiden van die foto’s. Hij had immers niet alleen zelf toegang tot deze foto’s, maar heeft ook aan 100 tot 200 volgers de mogelijkheid verschaft om toegang te krijgen tot deze foto’s en deze foto’s te downloaden. Hoewel de verdachte heeft verklaard maar tweemaal zelf foto’s die als kinderpornografisch kunnen worden aangemerkt op zijn twitteraccount te hebben geplaatst, heeft hij eveneens verklaard in de ten laste gelegde periode veel vaker dergelijke foto’s via twitteraccounts van anderen te hebben bekeken. De rechtbank is van oordeel dat hij zich aldus ook toegang tot dergelijke foto’s heeft verschaft door middel van een geautomatiseerd netwerk en met gebruikmaking van een communicatiedienst.
Nu het begin van de ten laste gelegde periode is gebaseerd op de datum waarop de verdachte met de [naam 1] kinderpornografisch beeldmateriaal op twitter heeft geplaatst en de einddatum de dag is waarop de politie de Iphone van de verdachte in beslag heeft genomen, waarop eveneens kinderpornografisch materiaal werd aangetroffen, en gelet op hetgeen in de vorige alinea is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de bewezenverklaarde periode in te korten, zoals de raadsvrouw heeft bepleit.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij in de periode van 16 augustus 2014 tot en met 19 april 2016 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, meermalen, afbeeldingen, te weten foto's, heeft verspreid (door het plaatsen op Twitter) en aangeboden (door het plaatsen op Twitter) en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft en een gegevensdrager bevattende afbeeldingen (te weten een mobiele telefoon Apple Iphone 5s) in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
Foto 1:
Afbeelding van een meisje in de geschatte leeftijd van 8-10 jaar oud. Het meisje ligt op haar rug op een bank. Op de bank ligt een groen kleed. Het meisje heeft een roze met wit gestreepte trui aan. Ze heeft een blauw met rode sjaal om. Het meisje heeft een roze rokje aan welke zij omhoog getrokken
heeft. Het meisje heeft witte kousen aan tot in haar liezen. Het meisje heeft haar benen wijd gespreid. Haar linkerbeen staat omhoog getrokken op de bank en haar rechterbeen staat op de grond naast de bank. Het meisje heeft geen ondergoed aan waardoor haar vagina duidelijk zichtbaar is. De focus van de foto ligt op de blote vagina van het meisje.
Foto 2:
Afbeelding van 2 meisjes in de geschatte leeftijd van 8-10 jaar oud. De meisjes liggen op hun rug op een tweepersoonsbed voorzie van een oranje dekbedovertrek. Er is niet te zien of zij een trui aan hebben. De meisjes houden hun benen in de lucht en houden de onderkant van hun voeten tegen
elkaar. De meisjes hebben geen ondergoed aan. Hierdoor zijn hun billen en vagina duidelijk zichtbaar. Meisje 1 heeft roze sokken aan en meisje 2 witte sokken. De focus van de foto ligt op de billen en vagina van de meisjes.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een werkstraf van 60 uren en tot jeugddetentie voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht en het volgen van een behandeling bij
De Waag.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich behalve aan het bezit van de in de bewezenverklaring genoemde 2 foto’s tevens schuldig gemaakt aan het bezit, dan wel het verspreiden en aanbieden van nog 17 kinderpornografische foto’s.
Voor de productie van kinderpornografische afbeeldingen worden kinderen misbruikt, aangezien zij hiervoor moeten poseren en seksuele handelingen moeten verrichten en ondergaan. Dit kan tot gevolg hebben dat deze kinderen psychische schade oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Bovendien wordt de schade voor de afgebeelde kinderen nog vergroot, omdat de beelden voor altijd op internet te vinden zijn. Het aantal afbeeldingen dat de verdachte in zijn bezit had en heeft verspreid en aangeboden is weliswaar relatief gering doch dit laat onverlet dat de verdachte zich door deze plaatjes als ruilmiddel te gebruiken toegang verschafte tot veel meer plaatjes en voor de productie en alle kwalijke gevolgen medeverantwoordelijk is te achten, omdat zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderpornografie.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 augustus 2017 op 19 februari 2015, is veroordeeld voor een zedendelict. Van deze eerdere, deels voorwaardelijke veroordeling, is kennelijk geen preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich gedurende de proeftijd van deze veroordeling aan het thans bewezenverklaarde feit schuldig heeft gemaakt. Dit baart de rechtbank temeer zorgen omdat de verdachte in het kader van de voorwaardelijke veroordeling een behandeling bij De Waag heeft afgerond, maar daarbij bewust, zoals hij ter zitting heeft erkend, geen openheid van zaken heeft gegeven.
Een deel van de thans bewezenverklaarde periode ging vooraf aan de veroordeling van
19 februari 2015, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het pro justitia rapport d.d. 6 december 2016, betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door dr. [naam 3] , klinisch psycholoog.
Blijkens rapporteur is er bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling op met name het sociaal-emotionele gebied en op het vlak van copingsvaardigheden. Er is sprake van een uitgestelde diagnose stoornis van Asperger omdat het kan zijn dat hij in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling eerder onrijp is dan gehandicapt, nu zijn inlevingsvermogen volgens De Waag wel is verbeterd. Ook is er sprake van anti-sociaal gedrag.
Ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was dit zo.
De verdachte is op emotioneel gebied minder ver ontwikkeld dan mag worden verwacht op basis van zijn leeftijd en intellectuele vermogens. Dit heeft een doorwerking in zijn seksuele voorkeur; hij ervaart meer emotionele overeenstemming met c.q. seksuele aantrekkingskracht tot meisjes rond de 14 jaar. Het kijken naar kinderporno van meisjes van 14 jaar vervulde zodoende voor de verdachte een seksuele functie.
De verdachte is geneigd zijn kop in het zand te steken en toont weinig empathie en probleembesef met betrekking tot de ten laste gelegde feiten.
De verdachte kan verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht en de kans op recidive op de lange termijn is matig.
Een behandeling gericht op het versterken van zijn copingsvaardigheden is geïndiceerd.
Voortzetting van de reeds ingezette behandeling bij De Waag is aangewezen om de verdachte te ondersteunen in het versterken van zijn sociale- en steunnetwerk, grenzen van anderen te respecteren, op adequate wijze met seksualiteit te leren omgaan en zijn zelfvertrouwen te vergroten. Dit dient te geschieden als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf met daarbij ook begeleiding van de reclassering in het kader van de meldplicht.
De rechtbank onderschrijft de conclusies ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive en ook de noodzaak tot behandeling uit voornoemd rapport.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 15 december 2016 en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 22 februari 2017.
Blijkens het rapport van de Raad is de verdachte een intelligente jongen, maar op sociaal- emotioneel gebied onrijp. Hij laat een vermijdende houding zien ten opzichte van het delict en de behandeling. Voortzetting van de individuele behandeling bij De Waag is noodzakelijk evenals continuering van de begeleiding van de jeugdreclassering. De behandeling dient te zijn gericht op het versterken van zijn copingsvaardigheden, leren praten over emoties, aangaan en onderhouden van diepere vriendschappen, leren steun vragen, versterken van zijn empathisch vermogen en op zijn seksuele ontwikkeling.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen alsook een voorwaardelijke detentie met als bijzondere voorwaarden het volgen van de reeds genoemde behandeling bij De Waag en begeleiding door de jeugdreclassering.
Tevens heeft de Raad geadviseerd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De Raad heeft tenslotte geadviseerd de vordering tot tenuitvoerlegging niet toe te wijzen, aangezien de behandeling bij De Waag noodzakelijk is en voorrang heeft.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is van de zijde van de Raad meegedeeld dat daarnaast ook de meldplicht wordt geadviseerd. Tevens is benadrukt dat het uitzitten van
1 maand jeugddetentie het leven van de verdachte, dat verder goed loopt, zou doorkruisen.
Van de zijde van de jeugdreclassering is ter terechtzitting aangegeven, dat hoewel de verdachte tijdens zijn eerdere behandeling bij De Waag geen open kaart heeft gespeeld,
hij nog een kans verdient, aangezien hij van zijn ouders geen enkele steun krijgt en hij inmiddels heeft aangeven dat hij nu zelf inziet dat er iets mis is met hem en hij daarom behandeling nodig heeft. Dit inzicht heeft de verdachte niet eerder getoond en maakt verdere individuele behandeling bij De Waag mogelijk.
De op te leggen straf
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen en het advies van de psycholoog, de reclassering en de Raad.
De rechtbank heeft, gelet op de ernst van het feit in combinatie met de eerdere veroordeling, overwogen de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentiestraf op te leggen, maar zal gelet op de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, onderwijs volgt en zijn behandeling bij De Waag prioriteit moet hebben, een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur opleggen.
Daarnaast acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentiestraf noodzakelijk, om recidive te voorkomen en in het bijzonder om de begeleiding en behandeling van de verdachte zeker te stellen. Daaraan verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarden de meldplicht en het volgen van een (individuele) behandeling bij De Waag.
Hoewel de kans op recidive aanwezig is, ziet de rechtbank, gelet op de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden en niet is gebleken dat de verdachte sindsdien wederom een dergelijk misdrijf heeft begaan, geen aanleiding om te bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zullen zijn, zoals door de Raad is geadviseerd.

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 19 februari 2015 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten
jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair afwijzing van de vordering bepleit, subsidiair wijziging of vervallenverklaring van de bijzondere voorwaarden en meer subsidiair verlenging van de proeftijd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 29 mei 2017 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank d.d. 19 februari 2015, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een zedendelict, en de omzetting daarvan in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te melden duur.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding
ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en aanbieden en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
en
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
jeugddetentie voor de duur van 6 WEKEN;
bepaalt dat
deze jeugddetentieniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
meldplicht
- zich gedurende de proeftijd en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;

behandeling

- zich gedurende de proeftijd onder (individuele) behandeling zal stellen van De Waag op de tijden en plaatsen als door of namens De Waag aan te geven;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
de rechtbank gelast, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van deze rechtbank d.d. 19 februari 2015, gewezen onder parketnummer 09/777537-13, te weten jeugddetentie voor de duur van
1. maand,
een taakstraf,
bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair
30 dagen vervangende jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.F. Mewe, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
en mr. J.J. Peters, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2017.