Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2017 in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
24 november 2015 heeft [garantsteller] een aanvraag voor een mvv ingediend ten behoeve van eiser. Eiser beoogt verblijf als familie- of gezinslid bij [garantsteller] en zijn partner [referent]
(referent en tevens tante van eiser).
1 juli 2015 een uitkering in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) ontvangt. Verweerder concludeert dat daarmee niet is voldaan aan het gestelde in artikel 3.22, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en Hoofdstuk B7/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), nu inkomsten uit een WWB-uitkering niet worden aangemerkt als zelfstandige middelen van bestaan (zoals bedoeld in artikel 3.73 van het Vb). Verweerder concludeert voorts, voor zover er sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) tussen referent en eiser, dat er geen sprake is van inmenging in het recht op eerbiediging van het gezinsleven. Niet is gebleken dat eiser niet meer bij zijn grootouders in Iran kan wonen.