ECLI:NL:RBDHA:2017:10864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
AWB 17/1097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het Nederlanderschap wegens het niet afstand doen van de oorspronkelijke nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de intrekking van het Nederlanderschap van eiser. Eiser, die sinds 3 maart 2005 doorlopend verblijfsrecht had in Nederland, had op 22 november 2012 een verzoek om naturalisatie ingediend, waarbij hij zich bereid had verklaard afstand te doen van zijn oorspronkelijke Ghanese nationaliteit. Echter, verweerder heeft het Nederlanderschap van eiser ingetrokken omdat hij niet al het mogelijke heeft gedaan om zijn Ghanese nationaliteit te verliezen. Verweerder heeft eiser herhaaldelijk verzocht om een afstandsverklaring of bewijs van een ingediende procedure, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. Eiser voerde aan dat hij door financiële problemen niet in staat was om de leges voor het afstand doen van zijn nationaliteit te betalen, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden voor rekening en risico van eiser komen.

De rechtbank overwoog dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Eiser had voldoende tijd om de benodigde middelen te vergaren, maar heeft geen verzoek tot afstand van zijn Ghanese nationaliteit ingediend. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat hij in de bezwaarfase geen afstand meer kon doen omdat hij geen Nederlander meer was, aangezien er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit zouden rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiser opnieuw de Nederlandse nationaliteit kan aanvragen als oud-Nederlander, zonder dat hij aan het inburgeringsvereiste hoeft te voldoen.

De uitspraak werd gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, in aanwezigheid van griffier mr. E.D. Dalman, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/1097
V-nummer: [persoonsnummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2017 in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S. Mahabier),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Balfoort).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het Koninklijk Besluit (KB) met nummer [volgnummer] van 10 september 2013, waarbij aan eiser het Nederlanderschap is verleend, ingetrokken.
Bij besluit van 13 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft sinds 3 maart 2005 doorlopend verblijfsrecht gehad in Nederland. Op 22 november 2012 heeft eiser een verzoek om naturalisatie ingediend, waarbij hij zich tevens bereid heeft verklaard afstand te doen van zijn oorspronkelijke Ghanese nationaliteit. Op 10 september 2013 is aan eiser het Nederlanderschap verleend bij KB.
1.2
Op 17 januari 2014, 6 mei 2015 (herinnering) en 3 juni 2016 (laatste herinnering) heeft verweerder brieven naar het adres van eiser gezonden waarin eiser wordt verzocht om verweerder een afstandsverklaring dan wel een bewijs dat de procedure daartoe is opgestart te doen toekomen. Verweerder heeft hierop van eiser geen reactie ontvangen.
1.3
Op 24 oktober 2016 heeft verweerder een, aangetekende én niet-aangetekende, brief naar het adres van eiser gezonden waarin aan eiser wordt meegedeeld dat verweerder het voornemen heeft het KB in te trekken. Daarbij is eiser tevens uitgenodigd voor een zienswijzegesprek en in de gelegenheid gesteld zijn schriftelijke zienswijze op het voornemen te geven. Op 27 oktober 2016 heeft eiser telefonisch gereageerd. Eiser heeft naar aanleiding van dit telefoongesprek alsnog twee weken de tijd gekregen om aan te tonen dat hij een verzoek om afstand van zijn oorspronkelijke nationaliteit heeft ingediend. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit aangetekend naar het adres van eiser verzonden en daarbij het KB ingetrokken.
2. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eisers Nederlanderschap terecht is ingetrokken omdat eiser heeft nagelaten afstand te doen van zijn oorspronkelijke Ghanese nationaliteit.
3. Eiser voert aan dat hij niet eerder in staat is geweest afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit vanwege onvoorziene omstandigheden. Eiser was namelijk niet eerder in staat om de leges te betalen voor het afstand doen van zijn Ghanese nationaliteit. Eiser had geen werk vanwege een operatie aan zijn knie en de kortdurende baantjes die hij had waren onvoldoende om de legeskosten op te brengen. Daarnaast heeft hij geld aan zijn moeder gegeven voor de begrafeniskosten van zijn opa en oma in Ghana. Verder voert eiser aan dat hem de mogelijkheid om alsnog afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit in de bezwaarfase door verweerder is ontnomen, omdat het Nederlanderschap al was ingetrokken en opgenomen in de Basisregistratie Personen. Dit is in strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aldus eiser.
4. Op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) gaat het Nederlanderschap verloren voor een meerderjarige door intrekking door Onze Minister van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verleend, welke kan plaatsvinden, indien de betrokkene heeft nagelaten na de totstandkoming van zijn naturalisatie al het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen.
5. Eiser heeft zich bij zijn aanvraag tot het verlenen van het Nederlanderschap bereid verklaard om na zijn naturalisatie afstand te doen van zijn oorspronkelijke Ghanese nationaliteit. Niet in geschil is dat eiser ervan op de hoogte was dat hij afstand moest doen van zijn Ghanese nationaliteit.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet al het mogelijke heeft gedaan om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen. Zoals blijkt uit rechtsoverweging 1.2 heeft verweerder in een periode van circa 2,5 jaar diverse, aangetekende en niet-aangetekende, brieven naar het – onweersproken – juiste adres van eiser gestuurd. In deze brieven heeft verweerder eiser gewezen op zijn verplichtingen in het kader van de RWN. Verweerder heeft hierop van eiser geen reactie gekregen.
6.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat eiser geen geld had voor het betalen van de leges voor het doen van afstand, voor rekening en risico van eiser komt. Eiser heeft ruimschoots de tijd gehad om voldoende geld bijeen te krijgen.
Tot op heden heeft eiser geen verzoek om afstand ingediend bij de Ghanese autoriteiten. Gelet op het bepaalde in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de RWN, heeft verweerder zich daarom bij het bestreden besluit terecht bevoegd geacht tot intrekking van het Nederlanderschap van eiser over te gaan. Eisers beroep op artikel 7:11 van de Awb slaagt niet.
6.3
Het betoog van eiser dat hij in de bezwaarfase geen afstand meer kon doen omdat hij geen Nederlander meer was en het alsnog afstand doen van de Ghanese nationaliteit tot staatloosheid zou leiden, heeft verweerder niet tot een ander oordeel hoeven brengen, omdat nog steeds niet is gebleken dat hij een verzoek tot afstand van zijn oorspronkelijke nationaliteit heeft ingediend. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit waren er daarom geen nieuwe feiten of omstandigheden. De beroepsgrond faalt.
7. De rechtbank merkt op dat verweerder heeft aangegeven dat eiser opnieuw de Nederlandse nationaliteit kan aanvragen omdat hij oud-Nederlander is. Voor de procedure moet eiser wel leges betalen, maar hij hoeft niet meer te voldoen aan het inburgeringsvereiste. Het is een procedure die doorgaans sneller verloopt dan de normale naturalisatieprocedure. Eiser kan desgewenst als oud-Nederlander deze procedure doorlopen.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter vragen om een voorlopige maatregel te treffen.