ECLI:NL:RBDHA:2017:10786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
C/09/17/284 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen machtiging tot opzegging dienstverband in faillissement Stichting SCNL

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een werknemer tegen de machtiging van de rechter-commissaris tot opzegging van zijn dienstverband in het faillissement van Stichting SCNL. De rechtbank Den Haag heeft op 13 september 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. De werknemer betwist de handelwijze van het bestuur van de stichting in de aanloop naar het faillissement en stelt dat er sprake is van fraude en valsheid in geschrifte. De curator had eerder toestemming gevraagd aan de rechter-commissaris om de dienstverbanden van alle werknemers op te zeggen, omdat het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten niet mogelijk was en de boedel niet over voldoende middelen beschikte om de werknemers te betalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat de curator, mr. M.C. Udink, een doorstartovereenkomst heeft gesloten met Stichting Casa Klinieken, die bereid is om een deel van de oud-werknemers een dienstverband aan te bieden. De rechtbank oordeelt dat de rechter-commissaris in deze omstandigheden de machtiging tot ontslag van de werknemer heeft kunnen afgeven. De rechtbank benadrukt dat de curator bij de uitoefening van zijn taak een grote beleidsvrijheid heeft, maar dat deze niet onbegrensd is. De keuze van de curator om de dienstverbanden te beëindigen is niet onrechtmatig, gezien de financiële situatie van de boedel.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het hoger beroep ongegrond en bekrachtigt de machtiging van de rechter-commissaris tot opzegging van de arbeidsovereenkomst van de appellant.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANKDEN HAAG– meervoudige kamer
insolventienummers: C/09/17/284 F
uitspraakdatum: 13 september 2017
In het faillissement van:
Stichting SCNL,
voorheen handelen onder de naam STICHTING CASA NEDERLAND,
ten tijde van de faillietverklaring
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 28092316,
is hoger beroep ingesteld tegen de op 18 augustus 2017 door de rechter-commissaris,
mr. M.M.F. Holtrop, gegeven beschikking ex artikel 40 van de Faillissementswet (hierna: Fw) door:
[appellant],wonende te [X],
appellant.

1.Procesverloop

1.1.
Bij vonnis van 8 augustus 2017 is Stichting SCNL in staat van faillissement verklaard.
Tot rechter-commissaris is benoemd mr. M.M.F. Holtrop en als curator is aangesteld
mr. M.C. Udink, advocaat te Den Haag.
1.2.
Bij beroepschrift van 23 augustus 2017 heeft appellant zich op grond van artikel 67
Fw tot de rechtbank gericht met het verzoek de voormelde machtiging van de
rechter-commissaris aan de curator tot opzegging van het dienstverband te vernietigen.
1.3.
De rechter-commissaris heeft op 4 september 2017 haar visie op het hoger beroep
schriftelijk aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Bij brief van 5 september 2017 heeft de curator zijn standpunt nader toegelicht.
1.4.
Ter zitting van 6 september 2017 is het beroepschrift door de rechtbank behandeld. Daar heeft appellant het beroepschrift nader toegelicht en kort samengevat verklaard dat hij zou willen dat het faillissement wordt teruggedraaid.

2.Beoordeling

2.1.
Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
2.2.
Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende. De curator heeft in dit faillissement aan de rechter-commissaris machtiging gevraagd en verkregen om het dienstverband van alle werknemers op te zeggen. Aan dit verzoek heeft hij ten grondslag gelegd dat het verder in dienst houden van het personeel naar zijn oordeel niet in het belang van de boedel is nu het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten niet mogelijk blijkt en de boedel ook niet anderszins beschikt over voldoende middelen. De curator heeft inmiddels een doorstartovereenkomst gesloten met Stichting Casa Klinieken. Deze stichting zal zich inzetten om 60-90 van de 117 oud-werknemers van Stichting SCNL een dienstverband aan te bieden.
2.3.
De rechtbank dient te beoordelen of de rechter-commissaris in de gegeven omstandigheden de machtiging tot ontslag van appellant heeft kunnen afgeven. Uitgangspunt bij deze beoordeling dient te zijn dat de Faillissementswet het beheer en de vereffening aan de curator opdraagt en dat de curator bij de uitoefening van die taak volgens vaste rechtspraak een grote beleidsvrijheid dient te worden gelaten. Die beleidsvrijheid is echter niet onbegrensd. De keuze die een curator maakt voor een bepaald alternatief mag niet onrechtmatig zijn en de curator zal bij zijn beleidsafweging rekening moeten houden met belangen van maatschappelijke aard, zoals de continuïteit van de onderneming en de werkgelegenheid voor de werknemers die in het bedrijf van de gefailleerde werkzaam waren (zie HR 24 februari 1995, NJ 1996, 472, rov. 3.5).
2.4.
Appellant voert in zijn verzoekschrift aan dat hij de stellige overtuiging heeft dat er binnen de Stichting SCNL en de daaraan gelieerde stichtingen fraude dan wel valsheid in geschrifte heeft plaatsgevonden, hetgeen heeft geleid tot de aanvraag en het uitspreken van het faillissement. Volgens hem is er sprake geweest van een bewust opzetje om een faillissement te bewerkstelligen. De curator moet volgens appellant onderzoeken welke activiteiten en beslissingen in 2017 hebben geleid tot het faillissement en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. Desgevraagd heeft appellant ter terechtzitting verklaard dat het verzoek er uiteindelijk vooral toe strekt dat het faillissement wordt teruggedraaid omdat de verklaringen van de bestuurders niet kloppen en sprake is van fraude.
2.5.
Met de curator is de rechtbank van oordeel dat het beroep zich aldus eerst en vooral richt tegen de handelwijze van het bestuur van Stichting SCNL in de aanloop naar het faillissement en tegen het faillissement als zodanig, dat volgens appellant onnodig is geweest en teruggedraaid zou moeten worden. De curator heeft aangegeven daarvan goede nota te hebben genomen en toegezegd in zijn nadere onderzoek de nodige aandacht te zullen besteden aan de financiële structuur van Stichting SCNL en gelieerde stichtingen. In het kader van het hier aan de orde zijnde beroep tegen de machtiging van de rechter-commissaris is het faillissement echter een gegeven en gaat het in de eerste plaats om de toestand van de boedel, zoals de curator die heeft aangetroffen. Dienaangaande is onweersproken gebleven dat het voorzetten van de onderneming van de Stichting SCNL niet mogelijk is gebleken en dat de boedel geen geld heeft om de werknemers te betalen. Bij die stand van zaken valt zonder nadere toelichting, die appellant niet heeft gegeven, niet in te zien dat de dat de curator met zijn keuze om de dienstverbanden te beëindigen onrechtmatig heeft gehandeld of overigens niet binnen de grenzen van zijn hiervoor bedoelde beleidsvrijheid is gebleven.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris in de gegeven omstandigheden de machtiging tot ontslag van appellant heeft kunnen afgeven.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard en de machtiging van de rechter-commissaris bekrachtigd.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het hoger beroep tegen de gegeven machtiging van de rechter-commissaris tot opzegging van de arbeidsovereenkomst van appellant ongegrond en
- bekrachtigt deze machtiging.
Gewezen door mrs. J.A. van Dorp, C.W.D. Bom en H.W. Vogels en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2017 in aanwezigheid van R. Becker, griffier.