ECLI:NL:RBDHA:2017:10569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
C/09/17/287 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging faillissement en kostenverdeling in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder uitgesproken faillissement van de besloten vennootschap [X]. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.S.J. Hoogstraaten, heeft verzet aangetekend tegen het faillissement dat op 15 augustus 2017 was uitgesproken. De verweerster, Dutch Meat Company B.V., had het faillissement aangevraagd op basis van een onbetaalde vordering van € 16.984,92. De verzoekster betwistte de vordering en stelde dat er verwarring was ontstaan door de exploitatie van supermarkten met vergelijkbare namen door de broers van de middellijk bestuurder van verzoekster. De rechtbank oordeelde dat op basis van het summiere onderzoek niet kon worden geconcludeerd dat het standpunt van verzoekster in een bodemprocedure zonder redelijke kans van slagen was. Hierdoor werd het verzoek tot vernietiging van het faillissement gegrond verklaard en het faillissement van 15 augustus 2017 vernietigd.

De rechtbank overwoog verder dat de kosten van het faillissement en de procedure voor rekening van verzoekster komen, omdat zij niet was verschenen op de zitting van 15 augustus 2017. De rechtbank stelde het salaris van de curator vast op € 2.535,52 en de faillissementskosten op € 101,42, beide exclusief omzetbelasting. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak werd gedaan door mr. M.M.F. Holtrop en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier R. Becker.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/[00/000] F
uitspraakdatum : 7 september 2017
In het faillissement van:
Besloten Vennootschap
[X],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [00000000],
statutair gevestigd te [Y],
vestigingsadres: [postcode, plaats en adres],verzoekster,
advocaat: mr. R.S.J. Hoogstraaten,
tegen

Dutch Meat Company B.V.,

verweerster (aanvraagster van het faillissement),
advocaat: mr. I.A. van Rooij.
heeft verzoekster een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot vernietiging van het vonnis van [dag maand en jaartal], waarbij verzoekster in staat van faillissement werd verklaard met benoeming van mr. W.J. Don tot rechter-commissaris en aanstelling van mr. J.H.M. van de Wiel, advocaat te 's-Gravenhage, als curator.
Het verzet is tijdig ingesteld.
Het verzoek is op 5 september 2017 ter terechtzitting behandeld.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- [ A], middellijk bestuurder van verzoekster;
- mr. R.S.J. Hoogstraaten, advocaat van verzoekster;
- mr. J.H.M. van de Wiel, curator;
- mr. G. Janssen, procesadvocaat van verweerster.
Verweerster in deze procedure heeft het faillissement van verzoekster in deze procedure aangevraagd stellende dat verzoekster in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen, nu zij de vordering van verweerster van € 16.984,92 uit hoofde van verkocht en geleverd vlees onbetaald laat. Daarnaast laat verzoekster een vordering van de Belastingdienst onbetaald.
Verzoekster heeft het vorderingsrecht van verweerster weersproken door te verklaren dat verweerster de verkeerde partij in rechte heeft betrokken. Verzoekster is al een paar jaar niet meer actief. De facturen zijn niet gestuurd naar het adres van de onderneming, maar naar het adres waar de broer van [A] ook een slagerij exploiteert. Op de facturen staat ook dat de goederen op dat adres zijn geleverd. [A] heeft ge-e-maild en drie keer gebeld met het kantoor van de advocaat van verweerster om door te geven dat de bestellingen niet door hem zijn geplaatst en dat de facturen niet op verzoekster betrekking hebben.
De curator heeft verklaard dat de onduidelijkheid inzake de facturering en levering eruit bestaat dat de factuur gericht is aan “[verzoekster]”, dat in het factuuradres een ander huisnummer is vermeld dan het adres waar verzoekster is ingeschreven en dat de leveringen plaatsvonden op een moment dat de activiteiten van verzoekster al geruime tijd leken te zijn gestaakt. Het is niet uit te sluiten dat de facturen bestemd zijn voor een van de broers van de (middellijk) bestuurder van verzoekster, die ook een slagerij hebben/hadden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verzoekster heeft het vorderingsrecht van verweerster gemotiveerd bestreden. Verzoekster heeft verklaard en met stukken onderbouwd dat bij de facturering mogelijk verwarring is ontstaan door de exploitatie van supermarkten, met vergelijkbare namen, door de broers van de middellijk bestuurder van verzoekster. Mr. Janssen heeft niet weersproken dat de naam en het adres op de facturen niet overeenstemmen met die van verzoekster. Hij heeft voorts weliswaar verklaard dat zijn cliënte uitsluitend zaken deed met [A], zodat de goederen wel door hem namens verzoekster moeten zijn afgenomen, maar [A] heeft dat weersproken. Volgens hem deden en doen zijn broers ook zaken met verweerster en hebben zij onlangs nog bestellingen gedaan.
Verweerster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verklaringen van verzoekster aanstonds moeten worden verworpen. De rechtbank kan daarom in het kader van het faillissementsverzoek niet daaraan voorbij gaan. Op basis van summier onderzoek kan niet worden geconcludeerd dat het standpunt van verzoekster in een bodemprocedure zonder redelijke kans van slagen is. Dit maakt dat de rechtbank nu niet kan uitgaan van een vorderingsrecht van verweerster jegens verzoekster. Het verzoek tot vernietiging van het faillissement moet dus gegrond worden geacht en het faillissement van 15 augustus 2017 moet worden vernietigd.
Ten aanzien van de kosten van het faillissement en de procedure overweegt de rechtbank als volgt.
Als verzoekster was verschenen op de zitting van 15 augustus 2017 om verweer te voeren en als de rechtbank tot dezelfde conclusie was gekomen, was het faillissement niet uitgesproken. In dat geval was er geen curator benoemd die salaris en kosten in rekening zou brengen.
Verzoekster is bij deurwaardersexploot opgeroepen om te verschijnen op de zitting van [dag, maand en jaartal] te 10:00 uur teneinde te worden gehoord op de faillissementsaanvraag. Het exploot is onweersproken betekend op het vestigingsadres van verzoekster dat staat vermeld in het uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel, [adres] ([postcode]) [plaats]. Het ligt in de risicosfeer van verzoekster om (als verweerster in die faillissementsprocedure) dan niet te verschijnen. Dat het exploot [A] niet daadwerkelijk zou hebben bereikt, zoals hij heeft gesteld, komt voor zijn risico en rekening. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat dat kan zijn veroorzaakt door de verwarrende situatie met betrekking tot de handelsnamen en vestigingsadressen van verzoekster en de onderneming(en) van de broer(s) van [A], alsmede door de gelijkluidende gevelbenaming van de onderneming van een van de broers. Dat is echter een situatie die verweerster niet kan worden verweten.
Dat [A], hoewel hem duidelijk kon zijn dat hij in rechte werd betrokken, zijn steekhoudende verweer ondanks een correcte oproep niet heeft gevoerd, maakt dat het feit dat het faillissement is uitgesproken voor zijn rekening en risico komt. De rechtbank zal verzoekster dan ook veroordelen in de kosten van het faillissement.
Dat verzoekster in verzet heeft moeten komen, komt eveneens voor haar rekening. Zij zal de eigen proceskosten moeten dragen.
Dat verweerster met het dossier dat zij had een faillissementsprocedure heeft gestart, komt voor haar rekening. Zo komen de kosten die zij gemaakt heeft door zich, met datzelfde dossier, tegen het verzet te verzetten, voor haar rekening. De rechtbank zal de proceskosten dan ook compenseren op de in het dictum vermelde wijze.

BESLISSING:

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- vernietigt het op [dag maand en jaartal] uitgesproken faillissement van:
Besloten Vennootschap
[X],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [00000000],
statutair gevestigd te [Y],
vestigingsadres: [postcode, plaats en adres],
- stelt het salaris van de curator mr. J.H.M. van de Wiel vast op € 2.535,52, exclusief de verschuldigde omzetbelasting;
- stelt het bedrag van de faillissementskosten vast op € 101,42, exclusief de verschuldigde omzetbelasting;
- bepaalt dat de kosten van het salaris van de curator en het bedrag van de faillissementskosten ten laste komen van verzoekster;
- compenseert de proceskosten en overige kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Gewezen door mr. M.M.F. Holtrop en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2017 in aanwezigheid van R. Becker, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.