ECLI:NL:RBDHA:2017:10457
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak NL17.7092, waarin eiser, een Soedanese nationaliteit, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Dit besluit, genomen op 16 augustus 2017, hield in dat de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming ingediend, wat door Duitsland was aanvaard.
Tijdens de zitting op 5 september 2017, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, werd de zaak behandeld. Eiser betwistte niet dat Duitsland verantwoordelijk was, maar voerde aan dat er tekortkomingen waren in de asielprocedure en opvang in Duitsland. Hij stelde dat de rechtbank gebruik zou moeten maken van haar discretionaire bevoegdheid om zijn aanvraag onverplicht in behandeling te nemen, op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank overwoog dat verweerder in beginsel mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser had echter geen bewijs geleverd voor zijn stellingen over de tekortkomingen in Duitsland. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat Duitsland niet in staat was om hem te helpen en dat er geen aanleiding was voor verweerder om zijn verzoek om internationale bescherming onverplicht in behandeling te nemen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.