ECLI:NL:RBDHA:2017:10410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
NL17.6955, NL17.6957
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Roma-gezin uit Bosnië-Herzegovina als kennelijk ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2017 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Roma-gezin uit Bosnië-Herzegovina. De aanvragen werden afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat het gezin niet aannemelijk heeft gemaakt dat Bosnië-Herzegovina voor hen geen veilig land van herkomst is. De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eisers geloofwaardig zijn, maar dat de gestelde bedreigingen en mishandelingen niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dat Bosnië-Herzegovina als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, ondanks de zorgen over de Roma-bevolking. De eisers, die onder andere stelden dat zij bedreigd werden door de moslimmaffia, konden hun claims niet voldoende onderbouwen met bewijs. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvragen terecht als kennelijk ongegrond zijn afgewezen en dat de opgelegde inreisverboden voor twee jaar gerechtvaardigd zijn. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.6955 (eiser)
NL17.6957 (eiseres)

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2017 in de zaken tussen

[eiser], eiser

en
[eiseres], eiseres
mede namens haar minderjarige kinderen:
[kind 1],
[kind 2],
[kind 3],
[kind 4],
samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. A.A.W.A. Vissers),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Groenendijk).

ProcesverloopBij besluiten van 14 augustus 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers van 3 augustus 2017 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij is aan eisers een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL17.6956 en NL17.6958, plaatsgevonden op 5 september 2017. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Ten aanzien van de asielaanvragen
1. Eisers hebben de nationaliteit van Bosnië en Herzegovina en behoren tot de Roma-bevolkingsgroep. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1981, eiseres op [geboortedatum] 1973, [kind 1] op [geboortedatum] 2004, [kind 2] op [geboortedatum] 2007, [kind 3] op [geboortedatum] 2009 en [kind 4] op [geboortedatum] 2012.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvragen hetzelfde relaas ten grondslag gelegd. Eiser kwam als voorzitter van de Roma beweging op voor de rechten van Roma. Eiser en zijn gezin werden bedreigd, afgeperst en mishandeld door de moslimmaffia die onder leiding staat van [persoon A]. Eiser stelt dat [persoon A] aan [persoon B] de opdracht heeft gegeven hun dochter te vermoorden op 11 november 2011. Na het overlijden van hun dochter hielden de bedreigingen gedurende vijf jaar op. Vervolgens stelt eiser dat de bedreigingen opnieuw aanvingen, nadat er een artikel in de krant was gepubliceerd waarin stond dat hij 2,5 miljoen had gekregen van de Europese Unie. Eisers stellen als Roma geen doeltreffende bescherming te krijgen van de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina.
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. De verklaringen van eisers ten aanzien van de stelselmatige bedreigingen, afpersingen, mishandelingen en de moord op hun vijfjarige dochter [kind 5], heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Eisers hebben volgens verweerder onderbouwd dat [kind 5] is overleden tijdens een brand, maar niet aannemelijk gemaakt dat zij is vermoord en dat dit vanwege hun Roma-afkomst zou zijn. Over de reden van de gestelde moord hebben eisers tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Daarnaast acht verweerder het bevreemdingwekkend dat eiser na het overlijden van zijn dochter gedurende vijf jaar geen bedreigingen met afpersing meer heeft ontvangen. De documenten die eiser heeft overgelegd onderbouwen de gestelde bedreigingen niet. De berichtgeving waaruit zou blijken dat eiser 2,5 miljoen euro heeft gekregen, heeft eiser niet overgelegd. Daarnaast hebben eisers tegenstrijdige verklaringen afgelegd over onder meer de reden voor de aanvang van de nieuwe bedreigingen, de frequentie van de bedreigingen en over de huidige staat van hun huis. Verweerder heeft Bosnië-Herzegovina aangemerkt als veilig land van herkomst. Volgens verweerder hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat Bosnië-Herzegovina ten aanzien van hen persoonlijk zijn verdragsverlichtingen niet nakomt, dan wel dat voor hen geen mogelijkheid bestaat om tegen voorkomende problemen de bescherming van de autoriteiten dan wel geëigende instanties van Bosnië-Herzegovina in te roepen. Hij concludeert daarom dat de asielaanvragen kennelijk ongegrond zijn.
4.1
Eisers betwisten primair dat Bosnië-Herzegovina in het algemeen als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Zoals de Advocaat-Generaal van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in een conclusie van 20 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2040) schreef, kan een land in zijn algemeen niet als veilig worden gezien als vooraf duidelijk identificeerbare minderheden van een zekere omvang systematisch gevaar op vervolging of een onmenselijke behandeling lopen. Eisers stellen dat de Roma-bevolkingsgroep in Bosnië en Herzegovina als een dergelijke minderheid moet worden aangemerkt. Ze verwijzen naar een rapport van Unicef uit 2013, The Status of Roma Children and Families in Bosnia and Herzegovina, waaruit volgt dat Roma in Bosnië-Herzegovina de meest kwetsbare minderheidsgroep is en vooral Roma-kinderen in een ernstige positie verkeren. Ook verwijzen zij naar het Human Rights Watch Report van 27 januari 2016, waaruit volgt dat Roma in Bosnië en Herzegovina gediscrimineerd worden.
4.2
Subsidiair voeren eisers aan dat Bosnië-Herzegovina voor hen in het bijzonder niet veilig is. Zij stellen dat hun verklaringen over de stelselmatige bedreigingen, afpersingen, mishandelingen en de moord op hun dochter [kind 5] vanwege hun Roma-afkomst, wel degelijk geloofwaardig zijn. Ze hebben een verklaring overgelegd van [persoon C] van het Duitse ‘Caritas’, waarin wordt bevestigd dat de dochter van eisers gedood is en dat de bewijzen genegeerd zijn. Eisers stellen met de betaalbewijzen wel degelijk een begin van bewijs van de afpersingen te hebben overgelegd. In beroep hebben eisers een vertaling overgelegd van dreigementen die in november 2016 nog op Facebook zijn geuit. Hoewel hieruit niet blijkt dat en door wie deze dreigingen via Facebook zijn geuit, moet ook dit als begin van bewijs worden aangemerkt. Eisers voeren aan dat verweerder hen te weinig tijd heeft verleend om bewijsmiddelen te verzamelen. Dat verweerder hun aanvragen niet in de verlengde asielprocedure heeft behandeld, achten zij dan ook onvoldoende zorgvuldig. De tegenstrijdige verklaringen tussen eisers kunnen verklaard worden door de psychische gesteldheid van eiseres. Zij is ernstig depressief en beleeft de zaken anders. Door hier geen onderzoek naar te laten doen, heeft verweerder eveneens onvoldoende zorgvuldig gehandeld. Verder stellen eisers wel degelijk hulp te hebben gezocht in Bosnië. Ten onrechte is verweerder er aan voorbij gegaan dat eiser visitekaartjes heeft overgelegd van de mensen die hem hebben geholpen. Eisers hebben het advies van een mensenrechtenorganisatie om naar de rechtbank te gaan voor hulp niet gevolgd, omdat zij hebben gezien dat anderen die naar de rechtbank zijn gegaan nadien door de politie zijn bezocht en ernstig mishandeld.
5.1
De rechtbank stelt vast dat Bosnië-Herzegovina sinds 13 november 2015, als veilig land van herkomst, is opgenomen in bijlage 13 bij artikel 3.37f, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000). Verweerder heeft zich bij deze wijziging van het VV 2000 gebaseerd op de ontwerpverordening voor een Europese lijst met veilige landen van herkomst van de Europese Commissie van 9 september 2015. De Europese Commissie heeft (onder meer) geconcludeerd dat Bosnië-Herzegovina als een veilig land van herkomst in de zin van de Procedurerichtlijn kan worden aangemerkt. Hierbij heeft de Europese Commissie met name de verslagen van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) en informatie van de lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), de Raad van Europa, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) en andere relevante internationale organisaties betrokken. Verweerder heeft de bevindingen van de Europese Commissie tot de zijne gemaakt.
Uit de stukken die eisers hebben aangehaald, blijkt dat Roma de meest kwetsbare groep vormen in Bosnië en Herzegovina. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in de uitspraak van 13 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:642), volgt uit het door eisers aangehaalde rapport van Human Rights Watch echter niet dat Roma stelselmatig gediscrimineerd worden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het door eisers aangehaalde rapport van Unicef van 2013 evenmin dat Roma systematisch gevaar op vervolging of een onmenselijke behandeling lopen. Dat Bosnië-Herzegovina in zijn algemeen niet als veilig kan worden gezien vanwege de positie van Roma, volgt de rechtbank daarom niet.
5.2
Gelet op het voorgaande, dienen eisers aannemelijk te maken dat Bosnië-Herzegovina in hun geval niet als veilig aangemerkt kan worden. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Bosnië-Herzegovina voor hen niet als een veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat eisers de gestelde bedreigingen, afpersingen, mishandelingen en de moord op hun dochter niet aannemelijk hebben gemaakt. De door eisers overgelegde documenten volstaan niet ter onderbouwing hiervan. Uit het door eisers overgelegde artikel volgt dat hun dochter is omgekomen toen het houten hutje waarin zij leefden verbrandde. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hiermee niet aannemelijk is gemaakt dat sprake was van moord. De verklaring van [persoon C] van Caritas is hiervoor evenmin voldoende. De in beroep overgelegde vertaling van de dreigementen die volgens eiser op Facebook naar hem zijn geuit bevat enkel tekst, waardoor hieruit niet kan worden afgeleid dat en door wie deze dreigementen via Facebook naar eiser zijn verzonden. Anders dan eisers aanvoeren, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet onzorgvuldig gehandeld door hen niet meer tijd te gunnen om bewijsmiddelen te verzamelen. Het is aan eisers hun asielaanvraag te onderbouwen. Verweerder heeft ter zitting terecht benadrukt dat eisers voorafgaand aan deze asielaanvraag in Duitsland eveneens een asielaanvraag hebben ingediend op 3 juni 2016, waarbij zij dezelfde problematiek ten grondslag hebben gelegd aan hun verzoek. De Duitse autoriteiten hebben deze aanvraag afgewezen. Hierdoor mag te meer van eisers verwacht worden dat zij hun asielaanvraag onderbouwen. Daarbij blijft staan dat eisers’ verklaringen aan hen worden tegengeworpen. Dat eisers na het overlijden van hun dochter vijf jaar met rust zijn gelaten, heeft verweerder niet ten onrechte bevreemdend geacht. Eisers hebben hun tegenstrijdige verklaringen onvoldoende kunnen ophelderen. De stelling dat eiseres vanwege haar depressie zaken anders beleeft, is hiervoor zonder medische onderbouwing onvoldoende. Dat het, ook zonder medische documentatie van eisers, aan verweerder is onderzoek te laten doen naar de medische gesteldheid van eisers, volgt de rechtbank niet. De verklaring van eiseres tijdens het gehoor dat hun huis zeven maanden geleden is afgebrand, is dermate concreet dat de later gegeven toelichting dat zij het over het hutje op de vuilstortplaats had dat in 2011 is afgebrand, niet kan worden gevolgd. Zo verklaarde eiseres dat eiser door de man die op hun huis paste telefonisch op de hoogte is gesteld van het afbranden van hun huis. Ook vermelde zij vanwege het afbranden van het huis niet terug te kunnen en dat de documenten zijn vergaan door het afbranden van het huis. De niet medisch onderbouwde verklaring dat zij geen benul heeft van tijd en data, is onvoldoende gelet op de context waarin deze verklaring is afgelegd. Dat eiseres geen melding heeft gemaakt van de gift van 2,5 miljoen euro aan eiser als reden voor de nieuwe bedreigingen, heeft verweerder eveneens terecht bevreemdend geacht. Ook blijft staan dat eiser deze gift niet met stukken heeft onderbouwd. Verder volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat van hen niet verwacht kan worden dat zij hulp inroepen van de Bosnische autoriteiten. Dat eiser vaak tevergeefs naar de politie is geweest, heeft hij niet onderbouwd. Eiser stelt dat hij tegen het advies van een mensenrechtenorganisatie in niet naar de rechtbank is gegaan uit angst voor wraak door de politie. Dat deze angst is gebaseerd op ervaringen van andere gezinnen heeft eiser niet onderbouwd. Juist nu eiser voorzitter is van een Roma-organisatie die opkomt voor de rechten van Roma, mag verwacht worden dat hij zich inspant om bescherming te verkrijgen van de autoriteiten, dan wel dat hij bewijzen verzamelt om aannemelijk te maken dat deze bescherming niet geboden wordt.
5.3
Eisers komen niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Nu eisers afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst, heeft verweerder eisers aanvragen terecht afgedaan in ‘spoor 2’ en hun aanvragen terecht op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw afgewezen als kennelijk ongegrond.
Ten aanzien van de inreisverboden
6.1
Eisers voeren aan dat verweerder had moeten afzien van het opleggen van inreisverboden voor twee jaar. Eiser heeft familie in Europa wonen en ook zijn er sterke medische klachten.
6.2
De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw gehouden is eisers een inreisverbod op leggen, nu zij Nederland onmiddellijk moeten verlaten. De enkele stelling dat familieleden in Europa wonen, zonder nadere concretisering van hun band met deze familieleden, heeft verweerder in redelijkheid onvoldoende geacht om wegens bijzondere individuele omstandigheden van de inreisverboden af te zien. Dat eisers te kampen hebben met medische klachten waardoor niet van hen verwacht zou kunnen worden dat zij twee jaar buiten het grondgebied van de Europese Unie blijven, hebben eisers evenmin onderbouwd.
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel