Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige man uit Nieuwerkerk aan den IJssel, die werd beschuldigd van het in bezit hebben van kinderporno en het plegen van ontucht met zijn eigen minderjarige kind. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 440 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. De bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf omvatten onder andere de verplichting tot intensieve behandeling voor hyperseksualiteit, het verbod om zich als enige volwassene in een ruimte met minderjarigen te bevinden, en toezicht op het contact met zijn kinderen.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van ontucht met twee leerlingen van de school waar hij als docent werkte, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar ongepast gedrag vertoonde, maar dat dit niet zonder meer schadelijk was. De zaak kwam aan het licht na een melding van de rector van de school, die vermoedde dat er meer aan de hand was. De verdachte had erkend dat hij foto's van zichzelf naar een minderjarige leerling had gestuurd, maar betwistte dat deze foto's schadelijk waren.
De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de betrokkenheid van de kinderen in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de uiteindelijke strafmaat. De rechtbank benadrukte dat het bezit van kinderpornografisch materiaal en de gepleegde ontuchtige handelingen met zijn eigen kinderen onaanvaardbaar zijn en dat er krachtige waarborgen moeten worden gecreëerd om herhaling te voorkomen.