ECLI:NL:RBDHA:2017:1023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
09/797074-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel en rijden onder invloed

Op 7 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 20 december 2015 te Zoetermeer een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft met zijn auto, een BMW, een aanrijding veroorzaakt met een andere auto, een Suzuki Swift, waarbij het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ernstig letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende aandacht had voor het verkeer en de verkeerssituatie, en dat hij met een te hoge snelheid reed. Na de aanrijding heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat hij letsel had toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtredingen van artikel 6 en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor rijden onder invloed.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797074-16
Datum uitspraak: 7 februari 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 september 2017 (regiezitting) en 24 januari 2017 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. Kortekaas en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. H. von Hegedus-Faouzi, advocaat te Zoetermeer, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2015 te Zoetermeer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, (de rijksweg A12), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij onder invloed van alcohol was en/of (vervolgens)
- hij heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en/of (vervolgens)
- hij heeft de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij tegen een voor hem op die weg rijdend motorrijtuig (auto) gebotst is,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten nek- en/of schouderletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het
feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 20 december 2015 te Zoetermeer als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A12 als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij onder invloed van alcohol was en/of (vervolgens)
- hij heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en/of (vervolgens)
- hij heeft de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij tegen een voor hem op die weg rijdend motorrijtuig (auto) gebotst is,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) lichamelijk letsel, te weten nek- en/of schouderletsel, heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 20 december 2015 te Zoetermeer als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 730 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter
uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
hij op of omstreeks 20 december 2015 te Zoetermeer als bestuurder van een motorrijtuig (auto), die bij een verkeersongeval was betrokken of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, de plaats van het ongeval, te weten de rijksweg A12, heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander, te weten [slachtoffer] , letsel en/of schade was toegebracht en/of terwijl daardoor naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander ( [slachtoffer] ) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij onder invloed van alcohol heeft gereden in een auto, dat hij daarmee een aanrijding heeft veroorzaakt en dat hij toen de plaats van het ongeval heeft verlaten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle drie de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit is door de officier van justitie meer in het bijzonder aangegeven dat de mate van schuld van de verdachte gekwalificeerd kan worden als zeer onvoorzichtig en onoplettend handelen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig haar pleitnota, betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het eerste en derde ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 20 december 2015 omstreeks 03:39 uur heeft er een ongeval plaatsgevonden op de rechterrijbaan van de rijksweg A12, in de richting van Den Haag naar Utrecht. Bij dit ongeval was behalve de verdachte, rijdend in een personenauto merk BMW, met het kenteken [kenteken A] , ook [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), rijdend in een personenauto merk Suzuki Swift, kenteken [kenteken B] betrokken. Op het moment en de plek van het ongeval waren het wegdek en de weersgesteldheid droog, was er brandende wegverlichting en sprake van een rechte weg. [2]
Ter hoogte van hectometerpaal 14.6 is een kort remspoor van 2 meter aangetroffen, glas van een gebroken autoruit en roodkleurig transparant plastic, zijnde plastic van een achterlicht.
Vanaf deze plek was een bandenspoor zichtbaar richting de vangrail aan de linkerzijde van de weg. [3] In de vangrail was een duidelijk botspunt zichtbaar. Vanaf dit punt waren diverse slipsporen zichtbaar tot aan de eindpositie van de BMW.
De Suzuki is tegen de rechtervangrail terecht gekomen en heeft hier ongeveer 600 meter langs gereden. De achterzijde van de Suzuki was zeer zwaar beschadigd. De bestuurdersstoel van de Suzuki was afgebroken en in zijn geheel naar achteren geklapt. De autoradio was uit het dashboard geraakt en lag op de achterbank van het voertuig. [4]
Het slachtoffer heeft verklaard dat zij ongeveer 100 tot 110 km/uur reed, opeens een hele harde klap van achteren heeft gekregen en vervolgens bewusteloos is geraakt. [5] Bij het slachtoffer is geen gebruik van stoffen aangetroffen die haar rijvaardigheid konden beïnvloeden. [6] Het slachtoffer heeft aan het ongeval pijnklachten aan rechterschouder, knie en arm overgehouden. Ook heeft zij sinds het ongeluk last van herbelevingen, nachtmerries en somberheidsklachten. De klachten belemmeren haar in het dagelijks functioneren onder andere als alleenstaande moeder van vijf kinderen. De duur van de genezing is lastig in te schatten, maar vermoedelijk enkele maanden. [7]
Twee getuigen hebben verklaard dat zij verdachte na het ongeval uit de BMW zagen stappen en in de richting van de Suzuki zagen rennen. Nadat zij naar de verdachte hadden geroepen, zagen ze hem van richting veranderen en naar hen toekomen. De getuigen hebben de verdachte geprobeerd te overtuigen om te blijven, maar zagen hem in de richting van de Dorpsstraat te Zoetermeer weglopen, aldus de getuigen. [8]
De verdachte heeft direct na zijn aanhouding ongevraagd verklaard dat hij op de snelweg tegen iemand was aangereden en daarna was weggerend. [9] De verdachte heeft zijn medewerking verleend aan een ademanalyse en het onderzoeksresultaat van deze ademanalyse luidde 730 µg/l. [10] De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet veel meer van de aanrijding kan herinneren. Hij heeft niettemin verklaard als bestuurder van de BMW bij het ongeval betrokken te zijn geweest, onder invloed van zeker 10 glazen whisky en met een snelheid van zeker 130 km/uur te hebben gereden, de vangrail te hebben geraakt en de plaats van het ongeval te hebben verlaten. [11]
3.5
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2
De vraag die de rechtbank ten aanzien van het eerste tenlastegelegde feit dient te beantwoorden is, of de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarvan kan pas worden gesproken als de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen, dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander wordt gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Bij deze beoordeling komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt met zich dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de even bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen - met name de aanzienlijke schade aan de achterzijde van het voertuig van aangeefster - staat voor de rechtbank vast dat daadwerkelijk een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het voertuig van verdachte en aangeefster, waarbij verdachte met grote snelheid achterop het voertuig van aangeefster is gereden. Dit is ook wat verdachte zelf direct na het ongeval tegenover de politie heeft verklaard. [12] Voor het betoog van de raadsvrouw dat deze aanrijding - anders dan aangeefster verklaart - mede zou kunnen zijn ontstaan door haar rijgedrag bevat het dossier, inclusief de verklaring van verdachte, geen enkel aanknopingspunt. Aan voorgaande doet niet af – zoals de raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd – dat er geen ongevalsrapportage is opgesteld waarin de toedracht van het ongeval is vastgesteld.
Evenmin waren er bijzonderheden qua weergesteldheid, wegdek, objecten en verkeerssituatie die mogelijk van invloed zijn geweest op het ongeval.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol en dat het percentage alcohol in zijn bloed met 730 µg/l vele malen hoger was dan de wettelijke toegestane hoeveelheid.
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien maakt dat de verdachte onder invloed van alcohol, met onvoldoende aangepaste snelheid en aandacht voor het verkeer en de verkeerssituatie heeft gereden en met een grote snelheid tegen het voertuig van het slachtoffer is aangereden. Hieruit concludeert de rechtbank dat de verdachte zijn vermogens in het verkeer niet heeft aangewend, zoals dat in het algemeen van een bestuurder van een personenauto mag worden verwacht en daarmee in aanzienlijk mate de op hem rustende zorgplicht om gevaarzettende situaties te voorkomen heeft geschonden. De rechtbank acht dit verkeersgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Als gevolg van dit ongeval is het slachtoffer gewond geraakt. De rechtbank merkt het letsel dat het slachtoffer door het ongeval heeft opgelopen aan als zodanig letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het eerste primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Aangezien de verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden acht de rechtbank het tweede tenlastegelegde feit eveneens bewezen.
Feit 3
Vaststaat dat de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten en dat hij wist dat hij behalve de vangrail ook een ander voertuig had geraakt. Uit de schade aan de achterzijde van het voertuig van aangeefster maakt de rechtbank op dat het geen geringe klap is geweest tussen beide voertuigen. Het is dan ook niet aannemelijk dat hij de klap niet zou hebben gemerkt. Daar komt bij dat hij tegenover de politie bij zijn aanhouding heeft verklaard dat hij op de snelweg tegen iemand aangereden was. Ten slotte hebben ook twee getuigen gezien dat verdachte in eerste instantie in de richting van de auto van het slachtoffer was gerend. Dat hij niet zou hebben geweten dat hij een flinke aanrijding had gehad met een ander voertuig acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. Juist ook vanwege de klap had hij moeten vermoeden dat een ander letsel had opgelopen als gevolg van de aanrijding en dat hij deze ander door weg te rennen in een hulpeloze toestand achterliet. Door vervolgens de plaats van het ongeval te verlaten, heeft verdachte ook het onder 3 ten laste gelegde strafbare feit gepleegd.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 20 december 2015 te Zoetermeer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg (de rijksweg A12), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij onder invloed van alcohol was en
- hij heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse gehad en
- hij heeft de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij tegen een voor hem op die weg rijdend motorrijtuig (auto) gebotst is,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 20 december 2015 te Zoetermeer als bestuurder van een voertuig (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 730 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
hij op 20 december 2015 te Zoetermeer als bestuurder van een motorrijtuig (auto), door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, de plaats van het ongeval, te weten de rijksweg A12, heeft verlaten, terwijl hij wist dat aan een ander schade was toegebracht en redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander letsel was toegebracht en terwijl daardoor naar hij redelijkerwijs moest vermoeden een ander ( [slachtoffer] ) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht, indien het tot een veroordeling zou komen, een (voorwaardelijke) taakstraf op te leggen. De raadsman heeft er verder op gewezen dat de verdachte spijt heeft van zijn handelen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft op 20 december 2015 een verkeersongeval veroorzaakt. Hij verkeerde onder invloed van alcohol en heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gereden.
De gevolgen van het gedrag van verdachte zijn ernstig. Het slachtoffer heeft letsel opgelopen waardoor zij langere tijd werd belemmerd in haar dagelijks functioneren. Uit de door het slachtoffer ter zitting afgelegde slachtofferverklaring blijkt dat haar letsel er vervolgens ook weer toe heeft geleid dat ook haar gezin heeft geleden en nog steeds lijdt onder de gevolgen van het ongeval. De verdachte heeft zijn slachtoffer niet alleen verwond, maar heeft zich ook, door zich van de plaats van de aanrijding te verwijderen, niet om haar lot bekommerd, maar wilde zich koste wat kost uit de voeten maken.
Ten aanzien van het deelnemen aan het verkeer met alcohol op overweegt de rechtbank dat het algemeen bekend is dat de concentratie, de waarneming en het reactievermogen door het gebruik van alcohol negatief worden beïnvloed. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte in het verleden tweemaal eerder voor rijden onder invloed is veroordeeld. Weliswaar gaat het om veroordelingen die langer dan vijf jaar geleden door de verdachte zijn begaan en dus niet meewegen voor de strafmaat, maar dit doet er niet aan af dat de verdachte een gewaarschuwd mens was.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee, dat de verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan het slachtoffer en haar familie aangedane leed inziet en dat hij daarover heeft geprobeerd zijn spijt te betuigen. Wel relativeert de rechtbank de waarde hiervan juist vanwege het feit dat hij een gewaarschuwd mens was.
In de oriëntatiepunten voor straftoemeting geldt als uitgangspunt bij overtreding van artikel 6 van de WVW 1994, indien sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout, lichamelijk letsel en een tijdelijke ziekte en rijden onder invloed van meer dan 570 ug/l, een taakstraf van 120 uur en 18 maanden rijontzegging. Daarin is de samenloop van overtreding van artikel 6 met overtreding van artikel 8 verdisconteerd. Wel moet daarnaast nog worden meegewogen dat verdachte de plaats van de aanrijding heeft verlaten en aangeefster in een hulpeloze situatie heeft achtergelaten, alsmede de overige hiervoor genoemde omstandigheden. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf verder acht geslagen op hetgeen in soortgelijke gevallen aan straf wordt opgelegd.
Nu de rechtbank een lichtere mate van schuld bewezen acht dan waar de officier van justitie vanuit is gegaan bij haar strafeis, zal zij een lagere straf opleggen dan geëist. De rechtbank acht oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. De ernst van de gedragingen en de bescherming van de verkeersveiligheid vormen daarnaast aanleiding voor de rechtbank om een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaren op te leggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
- een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
veroordeelt verdachte voorts tot:
- ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
2 (TWEE) JAAR;
bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest, bij de uitvoering van de opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.M. Drok, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, rechter,
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Wal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015368812-4, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, basisteam Leidschenveen-Ypenburg, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 75).
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 1 – 5.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14 – 15.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14 – 16 met eenvoudige situatieschetsen, p. 17 – 18 en fotobijlagen, p. 19-26 en proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 6.
5.Proces-verbaal van verhoor betrokkene, p. 51 – 52.
6.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 5.
7.Geneeskundige verklaring huisarts, Peijnenburg-Loman, p. 75, geneeskundige verklaring praktijkondersteuner GGZ/psycholoog, Y. van Bekkum, p. 69 en geneeskundige verklaring fysiotherapie, N. van Ekeren, p. 72.
8.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] , p. 55 – 56 en proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2] , p.59 – 60.
9.Proces-verbaal van aanhouding, p. 28.
10.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 32 en een schriftelijk uitdraai van de uitslag van de ademanalyse van verdachte, p. 34.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 44 – 47 en verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 24 januari 2017.
12.Proces-verbaal van aanhouding, p. 28.