ECLI:NL:RBDHA:2017:10166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
C/09/511886 / HA RK 16-277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het Nederlanderschap van verzoeker geboren uit Nederlandse ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot vaststelling van het Nederlanderschap van verzoeker. Verzoeker, geboren uit Nederlandse ouders, heeft sinds zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit. De IND heeft bevestigd dat verzoeker nooit de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van de IND en verzoeker zelf. De feiten tonen aan dat verzoeker is geboren uit een Nederlandse vader en moeder, die beiden vanaf hun geboorte in het bezit waren van de Nederlandse nationaliteit. De vader van verzoeker heeft op 27 mei 1979 de Surinaamse nationaliteit verkregen, maar volgens de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname, is deze regeling niet van toepassing op kinderen die na de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn geboren. Dit betekent dat verzoeker niet de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en derhalve zijn Nederlandse nationaliteit heeft behouden. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker toegewezen en vastgesteld dat hij sinds zijn geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 16-277
Zaaknummer: C/09/511886
Datum beschikking: 1 september 2017

Beschikking op het op 30 mei 2016 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker]

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe te Utrecht.
tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de IND”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door [naam]

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brieven van 13 juli 2016, 22 februari 2017 en 16 juni 2017, van de zijde van de IND, met bijlagen;
- de brieven van 11 november 2016 en 11 mei 2017, van de zijde van verzoeker, met bijlagen.

Verzoek en het standpunt van de IND

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van het Nederlanderschap.
De IND stelt zich op het standpunt dat verzoeker vanaf zijn geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en niet is gebleken dat hij op enig moment de Nederlandse nationaliteit heeft verloren.

Feiten

- Verzoeker is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] geboren uit het op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] gesloten huwelijk tussen [naam vader] (vader) en [naam moeder] (moeder).
- De vader van verzoeker is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en was vanaf zijn geboorte in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. De moeder van verzoeker is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en was vanaf haar geboorte in het bezit van de Nederlandse nationaliteit.
- De vader had ten tijde van de onafhankelijkheid van Suriname zijn woonplaats op [woonplaats] . Op 27 mei 1977 keerde de vader terug naar Suriname.
- Op 11 augustus 2016 is door het Centraal Bureau voor Burgerzaken te Paramaribo, Suriname (CBB) een verklaring afgegeven waarin is opgenomen dat verzoeker met ingang van 28 mei 1979 over de Surinaamse nationaliteit beschikt.

Beoordeling

Voor de rechtbank staat vast dat verzoeker bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen door afstamming van zijn Nederlandse vader ingevolge artikel 1, onder a, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI).
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (TOS), verkreeg de vader van verzoeker op 27 mei 1979, twee jaar na vestiging in Suriname, van rechtswege de Surinaamse nationaliteit, waardoor hij tevens de Nederlandse nationaliteit verloor.
Artikel 6, eerste en tweede lid, van de TOS, luidt als volgt:
1. Behoudens het in het tweede lid bepaalde volgen minderjarigen de nationaliteit van hun vader, <…>.
2. Minderjarigen volgen de nationaliteit die hun moeder ingevolge deze Overeenkomst verkrijgt of behoudt, indien en zolang zij met de moeder in een ander land verblijven dan de vader.
In het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 1987 (ECLI:NL:HR:1987:AD3201) is geoordeeld dat het hiervoor vermelde artikel niet van toepassing is op kinderen die zijn geboren na de inwerkingtreding van de TOS, zijnde 25 november 1975. Verzoeker volgde de vader volgens deze jurisprudentie dus niet in de verkrijging van de Surinaamse nationaliteit en er heeft voor verzoeker dus geen verlies opgetreden van de Nederlandse nationaliteit. Dat Suriname zich op een ander standpunt stelt, namelijk dat het hiervoor vermelde artikel onverkort van toepassing is op kinderen die na de inwerkingtreding van de TOS zijn geboren, maakt dit niet anders.
Ook is niet gebleken dat verzoeker op enig moment na 28 mei 1979 de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Verzoeker bezit derhalve vanaf zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit.
De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat [verzoeker] sinds zijn geboorte op [geboortedatum] in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en dat hij deze tot op heden niet heeft verloren.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Sluymer, bijgestaan door mr. M. Molenaar als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2017.