ECLI:NL:RBDHA:2017:10103
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opheffing ongewenstverklaring en toepasselijkheid van de Terugkeerrichtlijn en Dublinverordening
Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser met de Turkse nationaliteit en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had verzocht om opheffing van zijn ongewenstverklaring, die was opgelegd naar aanleiding van een veroordeling tot 15 maanden gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiser om opheffing van de ongewenstverklaring terecht was afgewezen. Eiser had niet aangetoond dat hij gedurende tien jaren buiten Nederland had verbleven, zoals vereist volgens de Vreemdelingenwet. Bovendien voldeed hij niet aan de voorwaarden voor opheffing van de ongewenstverklaring zoals neergelegd in de relevante Europese richtlijnen.
De rechtbank stelde vast dat eiser in 2010 in Nederland was aangetroffen en dat hij niet had aangetoond dat hij in de jaren daarvoor geen misdrijven had gepleegd. Eiser voerde aan dat de Terugkeerrichtlijn op hem van toepassing was, maar de rechtbank oordeelde dat de Dublinverordening van toepassing was, omdat er een overdrachtsbesluit was genomen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de ongewenstverklaring niet kon worden vervangen door een inreisverbod op basis van de Terugkeerrichtlijn.
De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat zijn recht op privéleven was geschonden. Eiser had weliswaar banden opgebouwd met Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij niet in Noorwegen kon verblijven. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 september 2017.