ECLI:NL:RBDHA:2017:1006
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een militair ambtenaar wegens ontheffing uit de initiële opleiding en de toepassing van ontslagbeschermingstermijnen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een militair ambtenaar en de minister van Defensie. De eiser, die sinds 2 december 2013 als militair ambtenaar was aangesteld, kreeg op 25 mei 2015 eervol ontslag verleend wegens ontheffing uit de initiële opleiding. Dit ontslag was gebaseerd op artikel 39, tweede lid, onder h, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). De eiser was eerder ziek gemeld na een blessure en had een hersteld melding ontvangen, wat leidde tot de conclusie dat hij niet meer arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing uit de opleiding in rechte vaststond, omdat de eiser hiertegen geen rechtsmiddelen had aangewend.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de minister in redelijkheid gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de eiser te ontslaan. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen recht had op ontslagbescherming, omdat hij per 3 februari 2015 als dienstgeschikt werd beschouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hersteld melding gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat de eiser niet had aangetoond dat hij niet op de hoogte was van deze melding. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser over de beoordeling van zijn dienst(on)geschiktheid door de SMD-arts verworpen, en benadrukt dat de eiser had moeten reageren tegen het besluit tot ontheffing uit de opleiding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor militair personeel om op de hoogte te zijn van hun status en de gevolgen van medische beoordelingen voor hun dienstverband. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.