ECLI:NL:RBDHA:2016:995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
09/767175-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en poging tot mensenhandel met meerdere slachtoffers

Op 3 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en poging tot mensenhandel. De verdachte heeft gedurende een periode van enkele jaren verschillende vrouwen, waaronder een verstandelijk beperkte vrouw, gedwongen tot seksuele handelingen en hen emotioneel afhankelijk gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers heeft bewogen om seksuele diensten te verrichten en de opbrengsten daarvan aan hem af te staan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden als gevolg van de daden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers, en de rechtbank heeft de verdachte verantwoordelijk gehouden voor zijn daden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/767175-13
Datum uitspraak: 3 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 juli 2014 (pro forma), 22 augustus 2014 (pro forma), 5 november 2014 en 20 januari 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Kallen, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. I.A. Groenendijk, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 oktober 2012 tot 17 december 2012 te 's-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer 1] , (sub 6°)
immers heeft/is verdachte
- een (seksuele) relatie met die [slachtoffer 1] aangegaan en/of die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of die [slachtoffer 1] (emotioneel) afhankelijk van hem, verdachte gemaakt en/of - tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij [verdachte] heet en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte, geld nodig heeft voor openstaande boetes en/of dat hij, verdachte, naar de gevangenis zou moeten als hij die boetes niet zou betalen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij wel mannen kan regelen als zij zich wil prostitueren en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij tussen de 500 en 1000 euro nodig heeft en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij moet zeggen dat ze geldproblemen heeft en haar huur niet kan betalen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij 50 euro voor een half uur en 85 euro voor een uur moet vragen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om (een groot deel van) de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, af te staan en/of af te dragen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd/geappt dat hij, verdachte, wel een kamer voor haar kan regelen in de hoerenstraat en/of dat hij, verdachte, haar dan weg kan brengen en/of in de gaten houden en/of
- bovengenoemde handelingen verricht terwijl die [slachtoffer 1] (kennelijk) verstandelijk beperkt is en hij, verdachte, dit weet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 8 april 2014 te Zoetermeer en/of Dordrecht, althans in Nederland
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] , (sub 6°),
immers heeft/is verdachte
- een (seksuele) relatie met die [slachtoffer 2] aangegaan en/of die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of die [slachtoffer 2] (emotioneel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij [verdachte] heet en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, geld nodig heeft voor openstaande boetes en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij haar en/of haar familieleden zou vermoorden als zij hem geen geld zou geven en/of
- een aantal keer voor de woning van die [slachtoffer 2] gestaan en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij haar dood zou laten maken als zij hem geen geld zou geven en/of
- die [slachtoffer 2] in/tegen haar gezicht gestompt en/of geslagen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 8 april 2014 te Dordrecht en/of Zoetermeer, althans elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of sieraden (met een waarde in totaal van ongeveer 5.500,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] (moeder van [slachtoffer 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat hij haar en/of haar familieleden zou vermoorden als zij hem geen geld zou geven en/of
- meermalen voor de woning van die [slachtoffer 2] staan en/of
- tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat hij haar dood zou laten maken als zij hem geen geld zou geven en/of
- die [slachtoffer 2] in/tegen haar gezicht stompen en/of slaan en/of
- die [slachtoffer 2] lastig vallen middels sms- en/of Whatsapp berichten en/of telefoongesprekken;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 8 april 2014 te Zoetermeer en/of Dordrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of haar familie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik ga je vermoorden" en/of "ik ga je familie vermoorden" en/of "ik ga je dood laten maken" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2011 tot en met 13 februari 2012 te Dordrecht en/of Zoetermeer en/of Den Haag, althans in Nederland
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 3] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)
immers heeft/is verdachte
- een seksuele relatie met die [slachtoffer 3] aangegaan en/of haar ingepalmd en/of die [slachtoffer 3] (emotioneel) afhankelijk van hem gemaakt en/of
- die [slachtoffer 3] voorgesteld om te gaan webcammen voor derden en/of
- die [slachtoffer 3] gevraagd om voor hem, verdachte, geld te verdienen door achter het raam te gaan zitten en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte, overal voor zou zorgen en/of haar zou beschermen en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte, haar zou slaan als ze niet voor hem zou gaan werken en/of dat zij een groot probleem had en/of dat zij altijd lastig gevallen zou worden en/of dat zij beter kon verhuizen en/of dat zij zou moeten toekijken als haar zusje verkracht zou worden en/of
- die [slachtoffer 3] een mes en/of een vuurwapen getoond en/of
- die [slachtoffer 3] (via sms) gedreigd om naaktfoto's en een naaktfilmpje van haar op internet te zetten als zij niet voor hem ging werken en/of
- die [slachtoffer 3] meegenomen naar de Doubletstraat (raamprostitutiestraat) en/of de Geleenstraat (raamprostitutiestraat) in Den Haag en/of briefjes van de ramen aldaar gehaald en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij één van die nummers moest bellen voor informatie en/of
- die [slachtoffer 3] gezegd dat zij naar de Geleenstraat te Den Haag moest gaan om de kosten van de huur van een kamer te bespreken en/of die [slachtoffer 3] aan laten tonen dat zij dat gesprek inderdaad heeft gevoerd;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2011 tot en met 13 februari 2012 te Dordrecht en/of Zoetermeer en/of Den Haag, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om die [slachtoffer 3] , (telkens) met één of meer van de onder sub 1 van artikel 273f Sr genoemde middelen, te weten dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, te dwingen en/of te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten van seksuele aard danwel door voornoemde middelelen enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou kunnen stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard,
immers heeft/is verdachte
- een seksuele relatie met die [slachtoffer 3] is aangegaan en/of haar heeft ingepalmd en/of die [slachtoffer 3] (emotioneel) afhankelijk van hem heeft gemaakt en/of
- die [slachtoffer 3] heeft voorgesteld om te gaan webcammen voor derden en/of
- die [slachtoffer 3] heeft gevraagd om voor hem, verdachte, geld te verdienen door achter het raam te gaan zitten en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, overal voor zou zorgen en/of haar zou beschermen en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar zou slaan als ze niet voor hem zou gaan werken en/of dat zij een groot probleem had en/of dat zij altijd lastig gevallen zou worden en/of dat zij beter kon verhuizen en/of dat zij zou moeten toekijken als haar zusje verkracht zou worden en/of
- die [slachtoffer 3] een mes en/of een vuurwapen heeft getoond en/of
- die [slachtoffer 3] (via sms) heeft gedreigd om naaktfoto's en een naaktfilmpje van haar op internet te zetten als zij niet voor hem ging werken en/of
- die [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar de Doubletstraat (raamprostitutiestraat) en/of de Geleenstraat (raamprostitutiestraat) in Den Haag en/of briefjes van de ramen aldaar heeft gehaald en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij één van die nummers moest bellen voor
informatie en/of - die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij naar de Geleenstraat te Den Haag moest gaan om de kosten van de huur van een kamer te bespreken en/of die [slachtoffer 3] aan laten tonen dat zij dat gesprek inderdaad heeft gevoerd,
terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, en voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde feit, aan het eerste alternatief/cumulatief onder A), eerste gedachtestreepje, en aan het tweede alternatief/cumulatief.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden van alle hem tenlastegelegde feiten omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte ontkent immers, de aangeefsters hebben daarnaast onvoldoende betrouwbaar verklaard en de inhoud van de getuigenverklaringen bestaat hoofdzakelijk uit hetgeen die getuigen van aangeefsters zelf hebben gehoord, aldus de raadsvrouw.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verdachte wordt -kort gezegd- verdacht van mensenhandel ten aanzien van drie vrouwen. Ten aanzien van de derde vrouw is ook poging tot mensenhandel ten laste gelegd. Ten aanzien van de tweede vrouw is voorts subsidiair afpersing ten laste gelegd en meer subsidiair bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling. De drie vrouwen hebben telkens aangifte gedaan. Niet is gebleken dat de vrouwen elkaar kennen. Verdachte heeft verklaard de betreffende drie vrouwen wel te kennen en contact met hen te hebben gehad, maar ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, dan wel poging daartoe. Ook ontkent de verdachte zich ten aanzien van de tweede vrouw schuldig te hebben gemaakt aan afpersing, dan wel bedreiging. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich ten aanzien van één of meer van de aangeefsters schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en/of -ten aanzien van de derde vrouw- poging tot mensenhandel. In het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat mensenhandel ten aanzien van de tweede vrouw niet bewezen kan worden verklaard ligt het (meer) subsidiair ten laste gelegde aan de rechtbank ter beoordeling voor.
Algemeen
Blijkens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 2004, Stb. 645, waarbij artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht is ingevoerd, is mensenhandel (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid (Kamerstukken II, 2003/2004, 29.291, nr. 3). Daarbij past ook de plaats van (thans) artikel 273f in titel XVIII in het Wetboek van Strafrecht (Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid).
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is van belang of de wil van aangeefster door verdachte zodanig is beïnvloed dat ze anders dan (geheel) vrijwillig tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met anderen en vervolgens de opbrengsten aan verdachte heeft afgestaan.
Feit 1
Op 4 januari 2013 doet [slachtoffer 1] (verder te noemen: aangeefster) aangifte van mensenhandel waarbij ze verklaart dat zij op 27 oktober 2012 op het internet via een datingsite een man heeft leren kennen die zich [verdachte] noemde. Ze heeft de man bij deze gelegenheid al verteld dat ze verstandelijk beperkt is. De man vertelde haar dat ze er goed uitzag. Na meermalen op een ontmoeting te hebben aangedrongen heeft aangeefster op 26 november 2012 met deze man afgesproken in haar woning in Zoetermeer. Diezelfde dag hebben zij daar seks met elkaar gehad. Ook in de weken daarna heeft zij seks gehad met hem. Kort na de eerste ontmoeting vroeg de man haar om iemand te regelen met wie ze een trio konden beginnen. Aangeefster heeft toen een vriendin gevraagd, maar die wilde niet op haar voorstel ingaan. De man werd toen boos. Op 3 december 2012 gaf de man bij aangeefster aan dat hij geld nodig had voor openstaande boetes en dat hij naar de gevangenis moest als hij niet zou betalen. Ook zou hij naar Frankrijk gaan als hij het geld niet bij elkaar kreeg. Aangeefster vond dat niet leuk en wilde niet dat hij weg zou gaan. Toen aangeefster een grapje maakte door te zeggen dat zij voor geld seks zou kunnen hebben, nam de man dit serieus op. Hij heeft gezegd dat dat goed was en dat hij daarvoor mannen zou regelen. De man had haar verteld dat hij tussen de 500 en 1.000 euro nodig had, dat zij moest zeggen dat zij huurproblemen had en dat zij daarom geld nodig had. Ze moest 50 euro voor een half uur en 85 euro voor een uur vragen.
Aangeefster heeft vervolgens seks gehad met meerdere mannen en het geld dat zij van die mannen kreeg, tweemaal 100 euro en tweemaal 250 euro, aan de man gegeven. De seks met die mannen heeft onder meer bij haar thuis in Zoetermeer plaatsgevonden. De man vond de opbrengsten op enig moment te weinig en heeft haar voorgesteld een kamer voor haar te regelen in de hoerenstraat. De man zou haar dan wegbrengen en in de gaten houden. Dit wilde aangeefster niet en ze besloot haar begeleiding in te lichten, hetgeen ze op 17 december 2012 heeft gedaan. [2]
Aangeefster heeft haar aangifte in haar latere verklaring (van 1 februari 2013) aangevuld.
Zo heeft ze de naam genoemd van de vriendin aan wie ze verzocht heeft om met haar en de man een trio te beginnen. [3] Ook heeft ze verklaard dat ze onder meer met [betrokkene 2] naar bed is geweest voor geld. Verder heeft ze het telefoonnummer van [verdachte] genoemd en de naam die hij op de datingsite gebruikte. [4]
[getuige 1] , begeleidster van aangeefster, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat aangeefster, toen zij zich op 17 december 2012 bij haar had gemeld met de mededeling dat ze voor geld seks had gehad met andere mannen op verzoek van een man genaamd [verdachte] , duidelijk van slag was. De getuige heeft bij die gelegenheid gemerkt dat aangeefster bang, erg gespannen en van haar stuk was. Getuige heeft voorts verklaard dat aangeefster haar haar mobieltje heeft laten zien waarop Whatsapp-berichten stonden en een foto van [verdachte] . Zij herinnert zich nog dat de Whatsapp-berichten over lingerie gingen. Aangeefster heeft op die 17e december 2012 ook verteld dat [verdachte] wel een kamertje voor haar had. [5]
[getuige 2] , eveneens begeleidster van aangeefster, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat aangeefster op 17 december 2012 aangaf dat er iets heel erg mis was en dat ze niet meer wist hoe ze het op moest lossen. Getuige wist al dat aangeefster verliefd was op een jongen, [verdachte] . Aangeefster vertelde dat [verdachte] mannen had geregeld waarmee zij seks had gehad en het geld dat zij daarvoor kreeg naar [verdachte] ging. Getuige heeft verklaard dat toen aangeefster haar verhaal deed aangeefster een brok in haar keel had en af en toe een traan in haar ogen. Voorts heeft deze getuige verklaard dat aangeefster haar WhatsApp-gesprekken tussen haar en [verdachte] heeft laten zien; deze gesprekken waren volgens getuige seksueel getint. [6]
[getuige 3] heeft verklaard dat zij door aangeefster benaderd is voor een trio, maar dat zij dit geweigerd heeft. [7]
Voorts heeft [getuige 4] verklaard dat aangeefster hem vroeg om seks te hebben voor geld en dat zij dat geld nodig had voor een jongen. Kort daarna heeft hij bij haar thuis seks gehad met haar en hij heeft haar 250 euro gegeven. Dit geld had hij, zo heeft hij verklaard, bij een geldautomaat opgenomen en hij heeft de bon van deze transactie aan de politie overhandigd. Zijn vriend [getuige 5] was bij een deel van hun ontmoeting aanwezig. Volgens [getuige 4] heeft aangeefster hem ook een foto van de jongen laten zien. De politie heeft [getuige 4] hierna een foto van verdachte getoond, waarop de getuige heeft verklaard dat het deze jongen is waarvan aangeefster hem een foto liet zien. [8] [getuige 5] heeft de verklaring van [getuige 4] bevestigd. [9]
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster via een datingsite contact met hem heeft gelegd. Hierna hebben zij, via WhatsApp en ping, diverse gesprekken met elkaar gevoerd en hebben zij elkaar ontmoet. Op de bewuste datingsite gebruikte verdachte, zo heeft hij ook verklaard, de profielnaam [verdachte] . Verdachte heeft verder verklaard dat hij tijdens de ontmoeting met aangeefster merkte dat zij verstandelijk beperkt is. [10] Volgens verdachte was er sprake van een eenmalige ontmoeting. Tijdens die ontmoeting is hij in de auto blijven zitten en heeft via het geopende raam van de auto drie kwartier met aangeefster gesproken.
In het dossier bevinden zich e-mailberichten, verzonden door aangeefster aan het
[e-mailadres] . Deze berichten zijn aangetroffen op een onder verdachte in beslag genomen HP Compaq computer. In deze berichten schrijft aangeefster onder meer het volgende:
E-mailbericht d.d. 19 november 2012:

(…) ik vindt je een hele leuke jongen (…) ik wil je zo graag ontmoeten (…)
E-mailbericht d.d. 21 november 2012:

(…) ik ben gewoon helemaal weg van je geworden dus verlieft (…)’ en ‘
(…) ik doe het voor ons jij wil ook stoute dingen doen met mij nou kom dan langs (..)’. [11]
Oordeel van de rechtbank:
Nu verdachte ontkent het hem verweten feit te hebben gepleegd, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verklaringen van aangeefster zijn vanaf het begin steeds gedetailleerd en consistent geweest en haar verklaringen vinden op belangrijke onderdelen voldoende bevestiging in andere bewijsmiddelen. De rechtbank ziet dan ook, anders dan de verdediging, geen aanleiding de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster in twijfel te trekken, zodat deze gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Ook blijkt uit de getuigenverklaringen zoals hierboven weergegeven, dat die getuigen ook uit eigen wetenschap en waarneming hebben verklaard en zij niet enkel verklaren hetgeen ze van aangeefster hebben vernomen. De rechtbank verwerpt daarom de verweren van de verdediging dienaangaande.
De rechtbank stelt voorts op grond van het bovenstaande vast dat verdachte aangeefster, van wie hij wist dat ze verstandelijk beperkt was, op de hoogte heeft gebracht van zijn geldnood. Hij heeft haar ook meegedeeld zij hem niet meer zou kunnen ontmoeten als zij hem op dit vlak geen hulp zou bieden. Verdachte wist dat aangeefster verliefd op hem was en hem niet kwijt wilde, omdat zij nadat ze met hem in contact was gekomen op het internet er regelmatig op aandrong elkaar te ontmoeten. Door haar vervolgens van zijn geldnood op de hoogte te brengen en daarbij te vermelden dat er een mogelijkheid was dat hij haar zou moeten verlaten, heeft hij aangeefster ertoe gebracht voor te stellen seks te hebben met (andere) mannen voor geld. Op het voorstel van aangeefster is verdachte vervolgens ingegaan en hij heeft geld aangenomen van aangeefster dat zij verdiend had door seks met mannen te hebben tegen betaling.
Aldus heeft verdachte aangeefster bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en verdachte te bevoordelen uit de opbrengsten van deze diensten. Vervolgens heeft hij het hiervan verkregen voordeel daadwerkelijk genoten.
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, zoals dat hem in feit 1 ten laste is gelegd.
Feit 2
In het dossier bevindt zich een aantal verklaringen van [slachtoffer 2] (verder te noemen: aangeefster) die zij in de periode april 2014 tot en met oktober 2014 heeft afgelegd bij zowel de politie als bij de rechter-commissaris.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster in deze verklaringen wisselend heeft verklaard over de redenen waarom zij geld en sieraden van haar moeder heeft weggenomen en geld van een buurman heeft geleend. Enerzijds heeft zij verklaard dat ze, na mishandeling en bedreiging, geld en sieraden van haar moeder heeft gestolen en geld van een buurman heeft gevraagd en dit geld en deze sieraden vervolgens aan verdachte (met wie zij een relatie had) heeft gegeven. Dit zou aangeduid kunnen worden als uitbuiting. Anderzijds heeft zij verklaard dat ze de diefstallen bij haar moeder niet door toedoen of onder druk van verdachte heeft gepleegd en de opbrengst van de verkoop van die sieraden en het geld, afkomstig van haar moeder en een buurman, vrijwillig heeft gegeven aan verdachte.
Met deze geconstateerde verschillen in de verklaringen van aangeefster staat de rechtbank voor de vraag of er in het dossier wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat steun biedt aan de verklaring van aangeefster dat zij tot de diefstallen bij haar moeder en het vragen van geld aan een buurman is gebracht door verdachte omdat hij haar mishandelde en bedreigde.
De rechtbank is op grond van het volgende van oordeel dat daarvoor in onvoldoende mate steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Aangeefster heeft onder meer verklaard dat zij vaak, soms wekelijks, mishandeld werd door verdachte, waardoor zij blauwe plekken op de armen en de hals kreeg. De moeder van aangeefster heeft ook verklaard dat zij haar dochter vaak gezien heeft met blauwe plekken en eenmaal met een wondje van een uitgedrukte sigaret in het gezicht. De rechtbank stelt evenwel vast dat hoewel de moeder van aangeefster haar verklaring heeft afgelegd kort na de aanhouding van verdachte, de getuige slechts in algemene bewoordingen heeft verklaard over de blauwe plekken en het letsel in het gezicht en dit letsel niet nader heeft geconcretiseerd.
Ook stelt de rechtbank vast dat [getuige 6] , de buurman die aangeefster regelmatig zag in de periode voorafgaand aan de aanhouding van verdachte en met wie aangeefster seks had en van wie zij heeft verklaard meermalen geld te hebben gekregen, niet heeft verklaard over blauwe plekken op de armen en in de hals van aangeefster. Wel heeft hij verklaard op enig moment een wondje te hebben gezien op haar neus dat afkomstig leek van een uitgedrukte sigaret, doch deze verklaring is, zo stelt de rechtbank vast, bepaald niet concreet. Daarnaast heeft hij haar meermalen gevraagd of ze in de problemen zat, hetgeen ze altijd ontkende. Van haar vader heeft [getuige 6] nog gehoord dat aangeefster alles bij elkaar loog.
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat de huisarts die aangeefster kort na de aanhouding van verdachte heeft bezocht, er in zijn medische verklaring geen blijk van heeft gegeven zelf blauwe plekken bij aangeefster te hebben waargenomen.
Bovendien - ook al zou aangeefster letsels hebben gehad in de ten laste gelegde periode - dan biedt dat enkele gegeven onvoldoende steun aan de verklaring van aangeefster dat zij door de verdachte is mishandeld.
De rechtbank merkt voorts op dat in het dossier geen bevestiging door ander bewijs aanwezig is dat aangeefster door verdachte werd bedreigd waardoor zij ertoe is gebracht om geld en sieraden te stelen, althans te verkrijgen, en vervolgens dat geld en die sieraden aan de verdachte ter hand te stellen.
Weliswaar heeft de moeder van aangeefster aangifte gedaan van bedreiging van haar dochter door verdachte, maar blijkens de aangifte houdt deze bedreiging enkel verband met het lekprikken van de banden van zijn auto. De rechtbank kan reeds daarom geen verband vaststellen met mogelijke uitbuiting of misbruik van haar dochter, dan wel met afpersing.
Ook de serie chatgesprekken tussen aangeefster en verdachte waaruit blijkt dat aangeefster geld van [getuige 6] voor een deel aan verdachte wil geven, maar een deel ook voor zichzelf houdt, bevat in hoofdzaak zinsneden die geduid kunnen worden als een ruzie of een conflict tussen beiden hierover. Niet blijkt dat verdachte aangeefster bij gelegenheid van de chatgesprekken daadwerkelijk heeft bedreigd of zodanig onder druk heeft gezet dat zij bewogen is om het geld aan hem af te geven.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat niet buiten gerede twijfel vastgesteld kan worden dat aangeefster er door verdachte door geweld of dreiging met geweld toe is gebracht om de diefstallen bij haar moeder thuis te plegen of anderszins geld te verdienen en dat vervolgens aan verdachte af te geven zodat hij daar voordeel van zou hebben. Op grond van dezelfde overwegingen is de rechtbank van oordeel dat ook het subsidiair ten laste gelegde, afpersing, niet bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van het hem onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde feit:
Aangeefster heeft verklaard meermalen woordelijk te zijn bedreigd met de dood door de verdachte. De moeder van aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar een keer heeft gebeld en toen heeft gezegd dat hij haar dochter kwam vermoorden met vrienden. Aangeefster heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet thuis was toen dit telefoongesprek zou hebben plaatsgevonden. Zij heeft daar aan toegevoegd dat haar vader wel thuis was en het telefoongesprek heeft gehoord. Van de vader bevindt zich echter geen verklaring in het dossier. Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft bedreigd. Verdachte heeft wel toegegeven dat hij een telefoongesprek met de moeder heeft gevoerd, maar ontkent dat hij toen bedreigd heeft.
De rechtbank is op grond hiervan, alsmede met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank zal de verdachte daarom ook hiervan vrijspreken.
Feit 3
Op 13 februari 2012 doet [slachtoffer 3] (verder te noemen: aangeefster) aangifte van bedreiging tegen [verdachte] , gepleegd in de periode van 1 november 2011 tot en met 13 februari 2012 te Dordrecht. Aangeefster heeft als volgt verklaard. Zij is met [verdachte] via Hyves in contact gekomen en heeft op 4 november 2011 een afspraak bij haar thuis met hem gehad waar ze met elkaar naar bed zijn geweest. Begin december 2011 vroeg [verdachte] haar of zij geld voor hem wilde verdienen door achter het raam te gaan zitten. Zij schrok daarvan, maar wilde het contact niet verbreken ondanks waarschuwingen van een vriendin, omdat ze behoorlijk verliefd op [verdachte] was. Hoewel zij [verdachte] duidelijk had gemaakt niet achter het raam te willen gaan zitten, bleef hij daarop terugkomen. Omdat ze bleef weigeren, begon hij haar te bedreigen; hij zei dat hij haar zou slaan, lastigvallen en dat ze zou moeten toekijken als haar zusje verkracht zou worden. Ze werd daarom bang voor hem. Op 9 februari 2012 heeft [verdachte] gedreigd naaktfoto’s van haar en een naaktfilmpje van haar op internet te zetten als ze niet voor hem ging werken. [12]
Tijdens een zogenaamd informatief gesprek op 22 februari 2012 heeft aangeefster blijkens het verslag daarvan aanvullend verklaard dat zij begin januari 2012 met [verdachte] in zijn zwarte Opel naar de Doubletstraat en de Geleenstraat is gereden, alwaar prostituees werkzaam zijn. [verdachte] heeft daar briefjes met telefoonnummers van de ramen afgehaald, aan aangeefster overhandigd en tegen aangeefster gezegd dat zij één van de nummers moest bellen voor informatie. Aangeefster is daarna nog een keer alleen teruggegaan naar de Geleenstraat in Den Haag en heeft daar met iemand gesproken over de kosten van de huur van een kamer. Aangeefster moest een bewijs sturen aan [verdachte] dat ze op gesprek was geweest. Ze heeft toen van een briefje waarop de vrouw met wie ze had gesproken aantekeningen had gemaakt, een foto gemaakt en opgestuurd naar [verdachte] . Als zij niet deed wat hij wilde, dan zou hij foto’s en een filmpje van haar op internet zetten. Zij had hem op verzoek een filmpje gestuurd waarop zij met zichzelf bezig was. [13]
De aangeefster van feit 1, [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat de verdachte haar heeft verteld dat hij dit, het brengen van meisjes in de prostitutie, al vaker had gedaan. [14]
[getuige 7] heeft verklaard dat aangeefster in 2012 een nacht bij haar heeft gelogeerd omdat ze bang was en bedreigd werd. Aangeefster had haar verteld dat haar ex-vriend haar had gevraagd om voor hem te werken om seks met andere jongens te hebben. [15]
Daarnaast heeft [getuige 8] , een vriendin van aangeefster, verklaard dat zij met een jongen die aangeefster kende (‘ [verdachte] ’) over de telefoon (pingberichten) contact heeft gehad. Zij heeft verklaard dat zij op enig moment een filmpje van de bewuste jongen heeft gekregen waarop te zien was hoe aangeefster zichzelf aan het bevredigen was. Ook heeft zij wel eens een foto van de borst van aangeefster toegestuurd gekregen van [verdachte] . Aangeefster had haar verteld dat de jongen met veel vrouwen contact had via internet en dat hij probeerde vrouwen achter het raam te krijgen. Dat is aangeefster ook overkomen, zo vertelde zij aan de getuige, en zij werd doodsbenauwd voor de jongen. Aangeefster had getuige verteld dat hij haar had meegenomen naar een plek waar ze moest werken (achter het raam). [getuige 8] heeft van [verdachte] zelf gehoord dat aangeefster het, seks hebben met mannen voor geld, heel graag wilde. [16] Hij heeft via de Ping aan [getuige 8] geschreven dat hij aangeefster graag achter de ramen wilde laten werken. [17]
[getuige 9] , de moeder van de dochter van verdachte, heeft verklaard dat zij van aangeefster heeft gehoord dat verdachte wilde dat aangeefster voor hem ging werken. [getuige 9] had begrepen dat hij daarmee bedoeld had dat zij achter de ramen ging werken. Aangeefster had de getuige voorts verteld dat hij haar had bedreigd of geslagen. Ze heeft aangeefster voor verdachte gewaarschuwd. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met aangeefster drie tot vier keer bij haar thuis in Dordrecht seks heeft gehad. Hij heeft ook verklaard een zwarte Opel te hebben gehad. [19] Verdachte ontkent dat hij haar heeft voorgesteld om voor hem te gaan werken als prostituee en dat hij haar heeft bedreigd.
Oordeel van de rechtbank:
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangeefster heeft uitgebuit of heeft geprobeerd haar uit te buiten. Voor de meer algemene overwegingen over mensenhandel in relatie tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht verwijst de rechtbank naar de overwegingen dienaangaande onder het kopje algemeen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster in twijfel te trekken. Deze verklaringen zijn vanaf het begin af aan steeds gedetailleerd en consistent geweest en vinden bovendien op belangrijke onderdelen bevestiging in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt op grond van de bovenvermelde bewijsmiddelen vast dat verdachte, nadat hij aangeefster had leren kennen en met haar naar bed was geweest, heeft gevraagd om voor hem in de prostitutie te gaan werken. Toen zij op zijn voorstel eerst niet inging, heeft hij haar bedreigd met geweld en onder druk gezet. Zo heeft hij een seksueel getint filmpje van haar, alsmede een foto van een ontblote borst, naar een vriendin van aangeefster gezonden en haar gedreigd soortgelijke filmpjes en foto’s op het internet te zetten. Aangeefster is toen samen met verdachte naar het prostitutiegebied in Den Haag gegaan en zij is later, in opdracht van verdachte, alleen daarnaartoe gegaan om informatie te krijgen over hoe zij daar als prostituee kon gaan werken. Daarna heeft zij aangifte gedaan bij de politie.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3, tweede cumulatief/alternatief, tenlastegelegde heeft begaan.
Vrijspraak 1e cumulatief/alternatief
Weliswaar kan vastgesteld worden dat verdachte samen met aangeefster naar het prostitutiegebied van Den Haag is gegaan, maar de rechtbank ziet dit slechts als een handeling van verdachte om, samen met aangeefster, de mogelijkheid te onderzoeken of zij daar als prostituee kon gaan werken. De rechtbank is van oordeel dat hier alleen sprake is geweest van handelingen die kunnen worden geduid als een begin van uitvoering gericht op voltooiing van het delict. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem bij feit 3, eerste cumulatief/alternatief, tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
Feit 1
hij in de periode van 27 oktober 2012 tot 17 december 2012 te Zoetermeer, althans in Nederland, [slachtoffer 1] , telkens door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met een derde, en
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft/is verdachte
- een seksuele relatie met die [slachtoffer 1] aangegaan en die [slachtoffer 1] (emotioneel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij [verdachte] heet, en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte, geld nodig heeft voor openstaande boetes en dat hij, verdachte, naar de gevangenis zou moeten als hij die boetes niet zou betalen
- en tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij wel mannen kan regelen als zij zich wil prostitueren en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij tussen de 500 en 1000 euro nodig heeft en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij moest zeggen dat ze geldproblemen heeft en haar huur niet kan betalen en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij 50 euro voor een half uur en 85 euro voor een uur moet vragen en
- die [slachtoffer 1] bewogen om de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte af te dragen en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte, wel een kamer voor haar kan regelen in de hoerenstraat en dat hij, verdachte, haar dan weg kan brengen en in de gaten houden en
- bovengenoemde handelingen verricht terwijl die [slachtoffer 1] verstandelijk beperkt is en hij, verdachte, dit weet;
Feit 3, tweede cumulatief/alternatief:
hij in de periode van 1 november 2011 tot en met 13 februari 2012 te Dordrecht en/of Den Haag, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] , telkens met één of meer van de onder artikel 273f Sr genoemde middelen, te weten een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of andere feitelijkheden, te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard,
- een seksuele relatie met die [slachtoffer 3] is aangegaan en
- die [slachtoffer 3] heeft gevraagd om voor hem, verdachte, geld te verdienen door achter het raam te gaan zitten en
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar zou slaan als ze niet voor hem zou gaan werken en dat zij een groot probleem had en dat zij altijd lastig gevallen zou worden en dat zij beter kon verhuizen en dat zij zou moeten toekijken als haar zusje verkracht zou worden en
- die [slachtoffer 3] heeft gedreigd om naaktfoto’s en een naaktfilmpje van haar op internet te zetten als zij niet voor hem ging werken en
- die [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar de Doubletstraat en de Geleenstraat in Den Haag en briefjes van de ramen aldaar heeft gehaald en tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij één van die nummers moest bellen voor informatie en
- die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij naar de Geleenstraat te Den Haag moest gaan om de kosten van de huur van een kamer te bespreken en
- die [slachtoffer 3]
heeft opgedragenaan te tonen dat zij dat gesprek inderdaad heeft gevoerd,
terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
mensenhandel;
feit 3, tweede cumulatief/alternatief:
poging tot mensenhandel.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden wordt opgelegd waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en met de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte bij een bewezenverklaring slechts een zodanige gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd dat verdachte niet meer terug hoeft te keren naar de gevangenis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel en een poging tot mensenhandel. Allereerst heeft hij een verstandelijk beperkte vrouw, die verliefd was op hem, ertoe gebracht om tegen betaling met mannen seksuele handelingen te verrichten en de opbrengsten daarvan aan hem af te staan, waardoor hij voordeel genoot. Daarnaast heeft hij geprobeerd om een vrouw de prostitutie in te brengen door eerst met haar een seksuele relatie aan te gaan en haar vervolgens op allerlei manieren te bedreigen.
Verdachte heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers. Verdachte valt aan te rekenen dat hij, puur uit persoonlijk winstbejag, heeft gehandeld. Verdachte heeft de slachtoffers hiermee in een situatie gebracht welke veelal leidt tot langdurige psychische schade.
De rechtbank heeft kennis genomen met het reclasseringsadvies van 9 oktober 2014 van de Reclassering Nederland, opgemaakt en ondertekend door A. Hardin Jarbandhan, reclasseringswerker. Zij heeft geconcludeerd dat er toen geen sprake was van een zinvolle dagbesteding en de verdachte dagelijks softdrugs gebruikte. Hij leunde volledig op zijn vader aan wie hij een geldschuld had. Het ontbrak hem aan vaardigheden om verandering in zijn situatie te brengen en onderzoek naar zijn persoonlijkheid en behandeling werden gewenst bevonden. De reclassering heeft toen onder meer geadviseerd bij een eventueel voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden op te leggen als een meldplicht, behandeling bij de forensische polikliniek van Palier of een soortgelijke instelling, alsmede het hebben van een zinvolle dagbesteding.
De rechtbank heeft met ingang van 6 november 2014 de voorlopige hechtenis geschorst onder diverse voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de Reclassering Nederland, een behandeling bij de forensische polikliniek van Palier, een contactverbod met de aangeefsters en het toezenden van een arbeidscontract. De raadsvrouw heeft daags na de zitting een arbeidscontract toegezonden.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het voortgangsverslag toezicht van 4 januari 2016 van Reclassering Nederland, opgemaakt door toezichthouder A.M. Huiden, waaruit blijkt dat verdachte zich in het kader van het schorsingstoezicht goed aan de aan hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden. Hij heeft zich volgens afspraak gemeld bij de reclassering, een behandeling bij de forensische polikliniek van Palier (gericht op met name bewustwording in relaties) ondergaan en afgerond en een zinvolle dagbesteding gevonden. De reclassering adviseert de rechtbank om bij vonnis aan verdachte een meldplicht bij de reclassering op te leggen om de positieve ontwikkelingen in zijn leven te bestendigen.
De rechtbank zal dit, positief getinte, advies betrekken bij de oplegging van de straf en daarnaast conform het advies aan de verdachte een meldplicht opleggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 22 december 2015. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden tot oplegging van geen andere straf leiden dan een, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, de bewezen verklaarde feiten zich langer geleden hebben afgespeeld en de verdachte bovendien heeft laten zien een positieve ontwikkeling te hebben doorgemaakt sinds zijn vrijlating ziet de rechtbank aanleiding om verdachte geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Met het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf beoogt de rechtbank de verdachte er enerzijds van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds om zich te houden aan de verplichte afspraken met de reclassering.
7. De vorderingen van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregelen
7.1
De vordering van [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding betreffende € 700,- voor inkomstenderving, het geld dat is afgenomen na het verrichten van seksuele diensten door haar, en € 1.500,- voor immateriële schadevergoeding. Tevens vordert zij de wettelijke rente, de kosten tenuitvoerlegging, de veroordeling van de verdachte in de proceskosten en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
7.1.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft gerekwireerd tot toewijzing van de gehele vordering en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard moet worden dan wel dat de vordering moet worden afgewezen.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 1. De hoogte van het schadebedrag is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd met de verwijzing naar de aangifte en de toelichtende stukken betreffende wat het aan verdachte verweten feit met aangeefster heeft gedaan. Zo is de rechtbank gebleken dat aangeefster lange tijd zeer angstig is geweest, onder andere om in haar eigen woning te verblijven, met als gevolg dat ze een behandeling bij een psycholoog heeft moeten ondergaan.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het thans toegewezen bedrag ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal tevens de gevorderde wettelijke rente aan de benadeelde partij toewijzen en verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte kosten.
7.2
De vordering van [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding betreffende € 650,- immateriële schadevergoeding. Tevens vordert zij de wettelijke rente, de kosten tenuitvoerlegging, de veroordeling van de verdachte in de proceskosten en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
7.2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft gerekwireerd tot toewijzing van de gehele vordering en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard moet worden dan wel dat de vordering moet worden afgewezen.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 3, tweede cumulatief/alternatief. De hoogte van het schadebedrag is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd met de verwijzing naar de aangifte en het toelichtende stuk van aangeefster betreffende wat het aan verdachte verweten feit met haar heeft gedaan. Zo is de rechtbank gebleken dat aangeefster gedurende lange tijd angstige gevoelens heeft overgehouden aan wat haar overkomen is.
De rechtbank zal tevens de gevorderde wettelijke rente aan de benadeelde partij toewijzen en verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte kosten.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het thans toegewezen bedrag ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, primair, subsidiair en meer subsidiair, en onder 3 eerste cumulatief/alternatief, tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mensenhandel
en ten aanzien van feit 3 tweede cumulatief/alternatief:
poging tot mensenhandel;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
15(
VIJFTIEN)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (ACHT) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 2.200,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 december 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.200,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 32 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3] een bedrag van € 650,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 650,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 13 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. J.E. Bierling, rechter,
mr. E.C. Kole, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Walenkamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15J2-2012276835, van politie Haaglanden Centraal Justitiële Dienst Recherche Expertise & Ondersteuning, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 645).
2.Proces-verbaal verhoor aangeefster door [slachtoffer 1] , pagina 102 – 104.
3.Proces-verbaal verhoor aangeefster door [slachtoffer 1] , pagina 107.
4.Proces-verbaal verhoor aangeefster door [slachtoffer 1] , pagina 108.
5.RC-verhoor getuige [getuige 1] d.d. 7 januari 2015, punt 5, punt 9, punt 10, punt 23.
6.RC-verhoor getuige [getuige 2] d.d. 23 januari 2015, punt 8, punt 13, punt 19.
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , pagina 135.
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , pagina 138-140, en proces-verbaal van bevindingen, p. 143-145.
9.RC-verhoor getuige [getuige 5] d.d. 8 oktober 2014, punt 8.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 januari 2016.
11.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Xiraf (2), pagina 366-368.
12.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , pagina 150-151.
13.Verslag informatief gesprek zeden pagina 153-154.
14.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 200.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 7] , pagina 288-290.
16.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 8] , pagina 450-454.
17.RC-verhoor getuige [getuige 8] d.d. 8 oktober 2014, punt 13.
18.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 9] , pagina 455-459.
19.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 januari 2016.