3.3De beoordeling van de tenlastelegging
De verdachte wordt -kort gezegd- verdacht van mensenhandel ten aanzien van drie vrouwen. Ten aanzien van de derde vrouw is ook poging tot mensenhandel ten laste gelegd. Ten aanzien van de tweede vrouw is voorts subsidiair afpersing ten laste gelegd en meer subsidiair bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling. De drie vrouwen hebben telkens aangifte gedaan. Niet is gebleken dat de vrouwen elkaar kennen. Verdachte heeft verklaard de betreffende drie vrouwen wel te kennen en contact met hen te hebben gehad, maar ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, dan wel poging daartoe. Ook ontkent de verdachte zich ten aanzien van de tweede vrouw schuldig te hebben gemaakt aan afpersing, dan wel bedreiging. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich ten aanzien van één of meer van de aangeefsters schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en/of -ten aanzien van de derde vrouw- poging tot mensenhandel. In het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat mensenhandel ten aanzien van de tweede vrouw niet bewezen kan worden verklaard ligt het (meer) subsidiair ten laste gelegde aan de rechtbank ter beoordeling voor.
Blijkens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 2004, Stb. 645, waarbij artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht is ingevoerd, is mensenhandel (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid (Kamerstukken II, 2003/2004, 29.291, nr. 3). Daarbij past ook de plaats van (thans) artikel 273f in titel XVIII in het Wetboek van Strafrecht (Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid).
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is van belang of de wil van aangeefster door verdachte zodanig is beïnvloed dat ze anders dan (geheel) vrijwillig tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met anderen en vervolgens de opbrengsten aan verdachte heeft afgestaan.
Op 4 januari 2013 doet [slachtoffer 1] (verder te noemen: aangeefster) aangifte van mensenhandel waarbij ze verklaart dat zij op 27 oktober 2012 op het internet via een datingsite een man heeft leren kennen die zich [verdachte] noemde. Ze heeft de man bij deze gelegenheid al verteld dat ze verstandelijk beperkt is. De man vertelde haar dat ze er goed uitzag. Na meermalen op een ontmoeting te hebben aangedrongen heeft aangeefster op 26 november 2012 met deze man afgesproken in haar woning in Zoetermeer. Diezelfde dag hebben zij daar seks met elkaar gehad. Ook in de weken daarna heeft zij seks gehad met hem. Kort na de eerste ontmoeting vroeg de man haar om iemand te regelen met wie ze een trio konden beginnen. Aangeefster heeft toen een vriendin gevraagd, maar die wilde niet op haar voorstel ingaan. De man werd toen boos. Op 3 december 2012 gaf de man bij aangeefster aan dat hij geld nodig had voor openstaande boetes en dat hij naar de gevangenis moest als hij niet zou betalen. Ook zou hij naar Frankrijk gaan als hij het geld niet bij elkaar kreeg. Aangeefster vond dat niet leuk en wilde niet dat hij weg zou gaan. Toen aangeefster een grapje maakte door te zeggen dat zij voor geld seks zou kunnen hebben, nam de man dit serieus op. Hij heeft gezegd dat dat goed was en dat hij daarvoor mannen zou regelen. De man had haar verteld dat hij tussen de 500 en 1.000 euro nodig had, dat zij moest zeggen dat zij huurproblemen had en dat zij daarom geld nodig had. Ze moest 50 euro voor een half uur en 85 euro voor een uur vragen.
Aangeefster heeft vervolgens seks gehad met meerdere mannen en het geld dat zij van die mannen kreeg, tweemaal 100 euro en tweemaal 250 euro, aan de man gegeven. De seks met die mannen heeft onder meer bij haar thuis in Zoetermeer plaatsgevonden. De man vond de opbrengsten op enig moment te weinig en heeft haar voorgesteld een kamer voor haar te regelen in de hoerenstraat. De man zou haar dan wegbrengen en in de gaten houden. Dit wilde aangeefster niet en ze besloot haar begeleiding in te lichten, hetgeen ze op 17 december 2012 heeft gedaan.
Aangeefster heeft haar aangifte in haar latere verklaring (van 1 februari 2013) aangevuld.
Zo heeft ze de naam genoemd van de vriendin aan wie ze verzocht heeft om met haar en de man een trio te beginnen.Ook heeft ze verklaard dat ze onder meer met [betrokkene 2] naar bed is geweest voor geld. Verder heeft ze het telefoonnummer van [verdachte] genoemd en de naam die hij op de datingsite gebruikte.
[getuige 1] , begeleidster van aangeefster, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat aangeefster, toen zij zich op 17 december 2012 bij haar had gemeld met de mededeling dat ze voor geld seks had gehad met andere mannen op verzoek van een man genaamd [verdachte] , duidelijk van slag was. De getuige heeft bij die gelegenheid gemerkt dat aangeefster bang, erg gespannen en van haar stuk was. Getuige heeft voorts verklaard dat aangeefster haar haar mobieltje heeft laten zien waarop Whatsapp-berichten stonden en een foto van [verdachte] . Zij herinnert zich nog dat de Whatsapp-berichten over lingerie gingen. Aangeefster heeft op die 17e december 2012 ook verteld dat [verdachte] wel een kamertje voor haar had.
[getuige 2] , eveneens begeleidster van aangeefster, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat aangeefster op 17 december 2012 aangaf dat er iets heel erg mis was en dat ze niet meer wist hoe ze het op moest lossen. Getuige wist al dat aangeefster verliefd was op een jongen, [verdachte] . Aangeefster vertelde dat [verdachte] mannen had geregeld waarmee zij seks had gehad en het geld dat zij daarvoor kreeg naar [verdachte] ging. Getuige heeft verklaard dat toen aangeefster haar verhaal deed aangeefster een brok in haar keel had en af en toe een traan in haar ogen. Voorts heeft deze getuige verklaard dat aangeefster haar WhatsApp-gesprekken tussen haar en [verdachte] heeft laten zien; deze gesprekken waren volgens getuige seksueel getint.
[getuige 3] heeft verklaard dat zij door aangeefster benaderd is voor een trio, maar dat zij dit geweigerd heeft.
Voorts heeft [getuige 4] verklaard dat aangeefster hem vroeg om seks te hebben voor geld en dat zij dat geld nodig had voor een jongen. Kort daarna heeft hij bij haar thuis seks gehad met haar en hij heeft haar 250 euro gegeven. Dit geld had hij, zo heeft hij verklaard, bij een geldautomaat opgenomen en hij heeft de bon van deze transactie aan de politie overhandigd. Zijn vriend [getuige 5] was bij een deel van hun ontmoeting aanwezig. Volgens [getuige 4] heeft aangeefster hem ook een foto van de jongen laten zien. De politie heeft [getuige 4] hierna een foto van verdachte getoond, waarop de getuige heeft verklaard dat het deze jongen is waarvan aangeefster hem een foto liet zien.[getuige 5] heeft de verklaring van [getuige 4] bevestigd.
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster via een datingsite contact met hem heeft gelegd. Hierna hebben zij, via WhatsApp en ping, diverse gesprekken met elkaar gevoerd en hebben zij elkaar ontmoet. Op de bewuste datingsite gebruikte verdachte, zo heeft hij ook verklaard, de profielnaam [verdachte] . Verdachte heeft verder verklaard dat hij tijdens de ontmoeting met aangeefster merkte dat zij verstandelijk beperkt is.Volgens verdachte was er sprake van een eenmalige ontmoeting. Tijdens die ontmoeting is hij in de auto blijven zitten en heeft via het geopende raam van de auto drie kwartier met aangeefster gesproken.
In het dossier bevinden zich e-mailberichten, verzonden door aangeefster aan het
[e-mailadres] . Deze berichten zijn aangetroffen op een onder verdachte in beslag genomen HP Compaq computer. In deze berichten schrijft aangeefster onder meer het volgende:
E-mailbericht d.d. 19 november 2012:
‘
(…) ik vindt je een hele leuke jongen (…) ik wil je zo graag ontmoeten (…)’
E-mailbericht d.d. 21 november 2012:
‘
(…) ik ben gewoon helemaal weg van je geworden dus verlieft (…)’ en ‘
(…) ik doe het voor ons jij wil ook stoute dingen doen met mij nou kom dan langs (..)’.
Oordeel van de rechtbank:
Nu verdachte ontkent het hem verweten feit te hebben gepleegd, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verklaringen van aangeefster zijn vanaf het begin steeds gedetailleerd en consistent geweest en haar verklaringen vinden op belangrijke onderdelen voldoende bevestiging in andere bewijsmiddelen. De rechtbank ziet dan ook, anders dan de verdediging, geen aanleiding de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster in twijfel te trekken, zodat deze gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Ook blijkt uit de getuigenverklaringen zoals hierboven weergegeven, dat die getuigen ook uit eigen wetenschap en waarneming hebben verklaard en zij niet enkel verklaren hetgeen ze van aangeefster hebben vernomen. De rechtbank verwerpt daarom de verweren van de verdediging dienaangaande.
De rechtbank stelt voorts op grond van het bovenstaande vast dat verdachte aangeefster, van wie hij wist dat ze verstandelijk beperkt was, op de hoogte heeft gebracht van zijn geldnood. Hij heeft haar ook meegedeeld zij hem niet meer zou kunnen ontmoeten als zij hem op dit vlak geen hulp zou bieden. Verdachte wist dat aangeefster verliefd op hem was en hem niet kwijt wilde, omdat zij nadat ze met hem in contact was gekomen op het internet er regelmatig op aandrong elkaar te ontmoeten. Door haar vervolgens van zijn geldnood op de hoogte te brengen en daarbij te vermelden dat er een mogelijkheid was dat hij haar zou moeten verlaten, heeft hij aangeefster ertoe gebracht voor te stellen seks te hebben met (andere) mannen voor geld. Op het voorstel van aangeefster is verdachte vervolgens ingegaan en hij heeft geld aangenomen van aangeefster dat zij verdiend had door seks met mannen te hebben tegen betaling.
Aldus heeft verdachte aangeefster bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en verdachte te bevoordelen uit de opbrengsten van deze diensten. Vervolgens heeft hij het hiervan verkregen voordeel daadwerkelijk genoten.
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, zoals dat hem in feit 1 ten laste is gelegd.
In het dossier bevindt zich een aantal verklaringen van [slachtoffer 2] (verder te noemen: aangeefster) die zij in de periode april 2014 tot en met oktober 2014 heeft afgelegd bij zowel de politie als bij de rechter-commissaris.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster in deze verklaringen wisselend heeft verklaard over de redenen waarom zij geld en sieraden van haar moeder heeft weggenomen en geld van een buurman heeft geleend. Enerzijds heeft zij verklaard dat ze, na mishandeling en bedreiging, geld en sieraden van haar moeder heeft gestolen en geld van een buurman heeft gevraagd en dit geld en deze sieraden vervolgens aan verdachte (met wie zij een relatie had) heeft gegeven. Dit zou aangeduid kunnen worden als uitbuiting. Anderzijds heeft zij verklaard dat ze de diefstallen bij haar moeder niet door toedoen of onder druk van verdachte heeft gepleegd en de opbrengst van de verkoop van die sieraden en het geld, afkomstig van haar moeder en een buurman, vrijwillig heeft gegeven aan verdachte.
Met deze geconstateerde verschillen in de verklaringen van aangeefster staat de rechtbank voor de vraag of er in het dossier wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat steun biedt aan de verklaring van aangeefster dat zij tot de diefstallen bij haar moeder en het vragen van geld aan een buurman is gebracht door verdachte omdat hij haar mishandelde en bedreigde.
De rechtbank is op grond van het volgende van oordeel dat daarvoor in onvoldoende mate steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Aangeefster heeft onder meer verklaard dat zij vaak, soms wekelijks, mishandeld werd door verdachte, waardoor zij blauwe plekken op de armen en de hals kreeg. De moeder van aangeefster heeft ook verklaard dat zij haar dochter vaak gezien heeft met blauwe plekken en eenmaal met een wondje van een uitgedrukte sigaret in het gezicht. De rechtbank stelt evenwel vast dat hoewel de moeder van aangeefster haar verklaring heeft afgelegd kort na de aanhouding van verdachte, de getuige slechts in algemene bewoordingen heeft verklaard over de blauwe plekken en het letsel in het gezicht en dit letsel niet nader heeft geconcretiseerd.
Ook stelt de rechtbank vast dat [getuige 6] , de buurman die aangeefster regelmatig zag in de periode voorafgaand aan de aanhouding van verdachte en met wie aangeefster seks had en van wie zij heeft verklaard meermalen geld te hebben gekregen, niet heeft verklaard over blauwe plekken op de armen en in de hals van aangeefster. Wel heeft hij verklaard op enig moment een wondje te hebben gezien op haar neus dat afkomstig leek van een uitgedrukte sigaret, doch deze verklaring is, zo stelt de rechtbank vast, bepaald niet concreet. Daarnaast heeft hij haar meermalen gevraagd of ze in de problemen zat, hetgeen ze altijd ontkende. Van haar vader heeft [getuige 6] nog gehoord dat aangeefster alles bij elkaar loog.
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat de huisarts die aangeefster kort na de aanhouding van verdachte heeft bezocht, er in zijn medische verklaring geen blijk van heeft gegeven zelf blauwe plekken bij aangeefster te hebben waargenomen.
Bovendien - ook al zou aangeefster letsels hebben gehad in de ten laste gelegde periode - dan biedt dat enkele gegeven onvoldoende steun aan de verklaring van aangeefster dat zij door de verdachte is mishandeld.
De rechtbank merkt voorts op dat in het dossier geen bevestiging door ander bewijs aanwezig is dat aangeefster door verdachte werd bedreigd waardoor zij ertoe is gebracht om geld en sieraden te stelen, althans te verkrijgen, en vervolgens dat geld en die sieraden aan de verdachte ter hand te stellen.
Weliswaar heeft de moeder van aangeefster aangifte gedaan van bedreiging van haar dochter door verdachte, maar blijkens de aangifte houdt deze bedreiging enkel verband met het lekprikken van de banden van zijn auto. De rechtbank kan reeds daarom geen verband vaststellen met mogelijke uitbuiting of misbruik van haar dochter, dan wel met afpersing.
Ook de serie chatgesprekken tussen aangeefster en verdachte waaruit blijkt dat aangeefster geld van [getuige 6] voor een deel aan verdachte wil geven, maar een deel ook voor zichzelf houdt, bevat in hoofdzaak zinsneden die geduid kunnen worden als een ruzie of een conflict tussen beiden hierover. Niet blijkt dat verdachte aangeefster bij gelegenheid van de chatgesprekken daadwerkelijk heeft bedreigd of zodanig onder druk heeft gezet dat zij bewogen is om het geld aan hem af te geven.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat niet buiten gerede twijfel vastgesteld kan worden dat aangeefster er door verdachte door geweld of dreiging met geweld toe is gebracht om de diefstallen bij haar moeder thuis te plegen of anderszins geld te verdienen en dat vervolgens aan verdachte af te geven zodat hij daar voordeel van zou hebben. Op grond van dezelfde overwegingen is de rechtbank van oordeel dat ook het subsidiair ten laste gelegde, afpersing, niet bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van het hem onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde feit:
Aangeefster heeft verklaard meermalen woordelijk te zijn bedreigd met de dood door de verdachte. De moeder van aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar een keer heeft gebeld en toen heeft gezegd dat hij haar dochter kwam vermoorden met vrienden. Aangeefster heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet thuis was toen dit telefoongesprek zou hebben plaatsgevonden. Zij heeft daar aan toegevoegd dat haar vader wel thuis was en het telefoongesprek heeft gehoord. Van de vader bevindt zich echter geen verklaring in het dossier. Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft bedreigd. Verdachte heeft wel toegegeven dat hij een telefoongesprek met de moeder heeft gevoerd, maar ontkent dat hij toen bedreigd heeft.
De rechtbank is op grond hiervan, alsmede met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank zal de verdachte daarom ook hiervan vrijspreken.
Op 13 februari 2012 doet [slachtoffer 3] (verder te noemen: aangeefster) aangifte van bedreiging tegen [verdachte] , gepleegd in de periode van 1 november 2011 tot en met 13 februari 2012 te Dordrecht. Aangeefster heeft als volgt verklaard. Zij is met [verdachte] via Hyves in contact gekomen en heeft op 4 november 2011 een afspraak bij haar thuis met hem gehad waar ze met elkaar naar bed zijn geweest. Begin december 2011 vroeg [verdachte] haar of zij geld voor hem wilde verdienen door achter het raam te gaan zitten. Zij schrok daarvan, maar wilde het contact niet verbreken ondanks waarschuwingen van een vriendin, omdat ze behoorlijk verliefd op [verdachte] was. Hoewel zij [verdachte] duidelijk had gemaakt niet achter het raam te willen gaan zitten, bleef hij daarop terugkomen. Omdat ze bleef weigeren, begon hij haar te bedreigen; hij zei dat hij haar zou slaan, lastigvallen en dat ze zou moeten toekijken als haar zusje verkracht zou worden. Ze werd daarom bang voor hem. Op 9 februari 2012 heeft [verdachte] gedreigd naaktfoto’s van haar en een naaktfilmpje van haar op internet te zetten als ze niet voor hem ging werken.
Tijdens een zogenaamd informatief gesprek op 22 februari 2012 heeft aangeefster blijkens het verslag daarvan aanvullend verklaard dat zij begin januari 2012 met [verdachte] in zijn zwarte Opel naar de Doubletstraat en de Geleenstraat is gereden, alwaar prostituees werkzaam zijn. [verdachte] heeft daar briefjes met telefoonnummers van de ramen afgehaald, aan aangeefster overhandigd en tegen aangeefster gezegd dat zij één van de nummers moest bellen voor informatie. Aangeefster is daarna nog een keer alleen teruggegaan naar de Geleenstraat in Den Haag en heeft daar met iemand gesproken over de kosten van de huur van een kamer. Aangeefster moest een bewijs sturen aan [verdachte] dat ze op gesprek was geweest. Ze heeft toen van een briefje waarop de vrouw met wie ze had gesproken aantekeningen had gemaakt, een foto gemaakt en opgestuurd naar [verdachte] . Als zij niet deed wat hij wilde, dan zou hij foto’s en een filmpje van haar op internet zetten. Zij had hem op verzoek een filmpje gestuurd waarop zij met zichzelf bezig was.
De aangeefster van feit 1, [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat de verdachte haar heeft verteld dat hij dit, het brengen van meisjes in de prostitutie, al vaker had gedaan.
[getuige 7] heeft verklaard dat aangeefster in 2012 een nacht bij haar heeft gelogeerd omdat ze bang was en bedreigd werd. Aangeefster had haar verteld dat haar ex-vriend haar had gevraagd om voor hem te werken om seks met andere jongens te hebben.
Daarnaast heeft [getuige 8] , een vriendin van aangeefster, verklaard dat zij met een jongen die aangeefster kende (‘ [verdachte] ’) over de telefoon (pingberichten) contact heeft gehad. Zij heeft verklaard dat zij op enig moment een filmpje van de bewuste jongen heeft gekregen waarop te zien was hoe aangeefster zichzelf aan het bevredigen was. Ook heeft zij wel eens een foto van de borst van aangeefster toegestuurd gekregen van [verdachte] . Aangeefster had haar verteld dat de jongen met veel vrouwen contact had via internet en dat hij probeerde vrouwen achter het raam te krijgen. Dat is aangeefster ook overkomen, zo vertelde zij aan de getuige, en zij werd doodsbenauwd voor de jongen. Aangeefster had getuige verteld dat hij haar had meegenomen naar een plek waar ze moest werken (achter het raam). [getuige 8] heeft van [verdachte] zelf gehoord dat aangeefster het, seks hebben met mannen voor geld, heel graag wilde.Hij heeft via de Ping aan [getuige 8] geschreven dat hij aangeefster graag achter de ramen wilde laten werken.
[getuige 9] , de moeder van de dochter van verdachte, heeft verklaard dat zij van aangeefster heeft gehoord dat verdachte wilde dat aangeefster voor hem ging werken. [getuige 9] had begrepen dat hij daarmee bedoeld had dat zij achter de ramen ging werken. Aangeefster had de getuige voorts verteld dat hij haar had bedreigd of geslagen. Ze heeft aangeefster voor verdachte gewaarschuwd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met aangeefster drie tot vier keer bij haar thuis in Dordrecht seks heeft gehad. Hij heeft ook verklaard een zwarte Opel te hebben gehad.Verdachte ontkent dat hij haar heeft voorgesteld om voor hem te gaan werken als prostituee en dat hij haar heeft bedreigd.
Oordeel van de rechtbank:
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangeefster heeft uitgebuit of heeft geprobeerd haar uit te buiten. Voor de meer algemene overwegingen over mensenhandel in relatie tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht verwijst de rechtbank naar de overwegingen dienaangaande onder het kopje algemeen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster in twijfel te trekken. Deze verklaringen zijn vanaf het begin af aan steeds gedetailleerd en consistent geweest en vinden bovendien op belangrijke onderdelen bevestiging in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt op grond van de bovenvermelde bewijsmiddelen vast dat verdachte, nadat hij aangeefster had leren kennen en met haar naar bed was geweest, heeft gevraagd om voor hem in de prostitutie te gaan werken. Toen zij op zijn voorstel eerst niet inging, heeft hij haar bedreigd met geweld en onder druk gezet. Zo heeft hij een seksueel getint filmpje van haar, alsmede een foto van een ontblote borst, naar een vriendin van aangeefster gezonden en haar gedreigd soortgelijke filmpjes en foto’s op het internet te zetten. Aangeefster is toen samen met verdachte naar het prostitutiegebied in Den Haag gegaan en zij is later, in opdracht van verdachte, alleen daarnaartoe gegaan om informatie te krijgen over hoe zij daar als prostituee kon gaan werken. Daarna heeft zij aangifte gedaan bij de politie.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3, tweede cumulatief/alternatief, tenlastegelegde heeft begaan.
Vrijspraak 1e cumulatief/alternatief
Weliswaar kan vastgesteld worden dat verdachte samen met aangeefster naar het prostitutiegebied van Den Haag is gegaan, maar de rechtbank ziet dit slechts als een handeling van verdachte om, samen met aangeefster, de mogelijkheid te onderzoeken of zij daar als prostituee kon gaan werken. De rechtbank is van oordeel dat hier alleen sprake is geweest van handelingen die kunnen worden geduid als een begin van uitvoering gericht op voltooiing van het delict. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem bij feit 3, eerste cumulatief/alternatief, tenlastegelegde.