ECLI:NL:RBDHA:2016:9828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2016
Publicatiedatum
19 augustus 2016
Zaaknummer
09/827225-16, t.t.g. 09/827236-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken met toepassing van jeugdstrafrecht en bewijsvoering

Op 18 augustus 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998, die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 4 augustus 2016, waarbij de officier van justitie, mr. N. Achahbar, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. L. Windhorst, aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van inbraken in woningen in 's-Gravenhage, waarbij diverse goederen, waaronder elektronica en sieraden, werden weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier woninginbraken, waarvan twee in vereniging met een ander. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen, aangiften en sporenonderzoek. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn bij een van de inbraken, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De officier van justitie had jeugddetentie geëist, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 240 dagen jeugddetentie, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die door de inbraken een gevoel van onveiligheid hebben ervaren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van rehabilitatie en begeleiding van jongeren die in de criminaliteit verzeild zijn geraakt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer 09/827225-16, t.t.g. 09/827236-16
Datum uitspraak: 18 augustus 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres 1] ,
thans verblijvend in R.I.J. de Hartelborgt te Spijkenisse.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Achahbar en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. L. Windhorst, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
inzake parketnummer 09/827225-16:
hij op of omstreeks 25 april 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft
weggenomen een (heren)horloge (merk: Nautic), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of dat weg te nemen horloge
onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak/verbreking door
de (voor)deur van die voornoemde woning open te breken en/of in te trappen;
inzake parketnummer 09/827236-16 (t.t.g.):
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] )
heeft weggenomen een televisie (merk: Samsung) en/of een schilderij, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen televisie en/of schilderij onder zijn/hun bereik te
hebben gebracht door middel van braak/verbreking door de (voor)deur van die
voornoemde woning open te breken en/of in te trappen;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 4]
) heeft weggenomen
- twee, althans een spelcomputer(s) (Sony Playstation) en/of
- drie, althans een (aantal) controller(s) en/of
- een laptop (merk: BTO) en/of
- een digitale camera (merk: Canon) en/of
- twee, althans een Sony PSP portable(s) en/of
- een headset (merk: Logitech) en/of
- een laptoptas (merk: Berba)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat voornoemde weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van
braak/verbreking door de (voor)deur van die voornoemde woning open te breken
en/of in te trappen;
3.
hij op of omstreeks 18 april 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 5]
) heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk: Nokia) en/of een fotocamera
(merk Panasonic) en/of drie, althans een (aantal) paar oorbellen en/of twee,
althans een horloge(s) en/of twee, althans een ring(en) en/of een ketting
en/of een usb stick, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van
braak/verbreking door de (voor)deur van die voornoemde woning open te breken
en/of in te trappen.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
De verdachte wordt het plegen van een aantal inbraken verweten. De rechtbank moet beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
- een woninginbraak in vereniging in de [adres 3] te Den Haag (tenlastegelegd in parketnummer 09/827236-16 onder 1);
- een woninginbraak in de [adres 4] te Den Haag (tenlastegelegd in parketnummer 09/827236-16 onder 2);
- een woninginbraak in vereniging in de [adres 6] te Den Haag (tenlastegelegd in parketnummer 09/827225-16);
- een woninginbraak in de [adres 5] te Den Haag (tenlastegelegd in parketnummer 09/827236-16 onder 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 1 in parketnummer 09/827236-16 verweten inbraak op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
Ten aanzien van de feiten, tenlastegelegd in parketnummer 09/827225-16 en 09/827236-16 onder 2 en 3:
Voor zover de verdachte deze feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte de hierna vermelde bewezen verklaarde feiten heeft begaan, op de hierna vermelde bewijsmiddelen:
ten aanzien van parketnummer 09/827225-16:
- de aangifte door [slachtoffer 1] en het nadere verhoor van aangever; [2]
- de verklaring van getuige [getuige 1] ; [3]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2016;
ten aanzien van 09/827236-16 onder 2:
- de aangifte door [slachtoffer 3] ; [4]
- het proces-verbaal sporenonderzoek en proces-verbaal uitslag sporen onderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek; [5]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2016;
ten aanzien van 09/827236-16 onder 3:
- de aangifte door [slachtoffer 4] en de goederenbijlage bij deze aangifte; [6]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 augustus 2016.
Ten aanzien van het feit, tenlastegelegd in parketnummer 09/827236-16 onder 1:
De verdachte heeft ontkend dat hij zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van dit feit het volgende af.
De heer [betrokkene] deed namens [slachtoffer 2] aangifte van inbraak in de woning, gelegen aan de [adres 3] te Den Haag, gepleegd op
11 augustus 2015, waarbij een Samsung televisie werd weggenomen. [7]
Het huisnummer, dat in het onderzoek wisselend [adres 3] wordt genoemd, is gecorrigeerd in: [adres 3] . [8]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 11 augustus 2015 rond 18.45 uur liet ik mijn hond uit te Voorburg. Ik zag vervolgens twee jongens lopen die me verdacht voorkwamen omdat ze een zwart voorwerp tussen zich in droegen dat ongeveer een meter groot was, waar een voetstuk aan zat. Ik zag dat ze het samen moesten dragen en dat er een bruine doek over het voorwerp heen lag. De ene man had een licht getinte huid, de andere een donkere huid. Toen ze stilstonden op het grasveld vroeg ik hen of ze iemand zochten. Ze zeiden dat ze op iemand wachtten die de televisie zou komen ophalen. Ik zag toen dat het voorwerp een Samsung televisie was. De licht getinte man toonde mij de televisie. Hij zei dat hij tussen de 350 en 400 euro voor de televisie wilde hebben en vroeg of ik er interesse in had. Hij zei dat ze geen bon hadden omdat ze de televisie een week eerder via Marktplaats hadden gekocht. Ik zei dat ik het geld daar niet voor had en liep door om geen argwaan te wekken en de politie te kunnen bellen. Ik zag dat de mannen wegliepen met de televisie en verloor hen uit het zicht. Ongeveer 5 minuten later zag ik ze lopend op het voetpad in het park ongeveer 100 a 150 meter verderop, ik zag dat zij de televisie niet meer bij zich droegen. [9]
Nadat deze getuige de politie had gebeld, kregen verbalisanten de melding dat twee jongens een televisie te koop hadden aangeboden bij de melder in het park ter hoogte van de [locatie 1] te Voorburg. Nadat zij zich daarheen hadden begeven zagen zij twee jongens lopen op de hoek van de [locatie 2] met de [locatie 3] te Voorburg, die aan het door de getuige gegeven signalement voldeden en werden beide jongens staande gehouden op de [locatie 4] te Den Haag. Het bleek te gaan om de verdachte, die zich legitimeerde, en om een jongen die zei [medeverdachte 1] te heten maar zich niet kon legitimeren. Tijdens het gesprek dat met hen gevoerd werd, werd door andere surveillance-eenheden in de bosjes naar de televisie gezocht en werd deze nog niet gevonden. De verdachte werd daarop heengezonden en [medeverdachte 1] werd aangehouden vanwege het feit dat hij geen ID bij zich had. Enkele minuten later bleek dat een politiehond die inmiddels kon worden ingezet, een televisie had gevonden.
Tijdens de controle zijn van de jongens foto’s gemaakt, die aan het proces-verbaal van bevindingen zijn toegevoegd. Op die foto’s staat de verdachte, die schoenen van het merk Nike draagt, en de medeverdachte [medeverdachte 1] , die schoenen van het merk Adidas draagt. [10] [11]
Uit het feit dat de politiehond getraind is op het opsporen van voorwerpen waar recente menselijke lucht aan zit, volgt dat de televisie kort tevoren is neergelegd op de plek waar hij werd gevonden. [12]
Over het tijdsverloop tussen de waarneming door de getuige en de vondst van de televisie komt naar voren dat de meldster de twee jongens met de televisie zag lopen rond 18.45 uur en vlak daarna zonder de televisie. De televisie werd in het park, grenzend aan de [locatie 1] te Voorburg, gevonden door een politiehond. Dit was in de directe omgeving van de plaats waar de meldster de jongens door de had zien lopen en werd gemeld om 20.40 uur. [13]
Bij sporenonderzoek op de plaats delict werden op de buitenkant van de voordeur, rechts onder het slot, afdrukken aangetroffen van schoenen van het merk Adidas en van het merk Nike. Op de deurpost en op een vuilniszak werden vingerafdrukken gevonden. [14]
Uit het daaropvolgend onderzoek bleek dat de vingerafdrukken op de deurpost afkomstig waren van medeverdachte [medeverdachte 1] . [15] Ook van een van de vingerafdrukken op de vuilniszak die in de woonkamer lag, werd vastgesteld dat die van hem afkomstig was. [16]
Toen de verdachte in de avond van 11 augustus 2015 met medeverdachte [medeverdachte 1] werd gecontroleerd, verklaarden beide jongens dat ze aan het rondlopen waren, dat ze bij wat vrienden langs wilden maar deze uiteindelijk niet hebben gezien. [17]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij die avond met [medeverdachte 1] is gecontroleerd en dat ze niet in het park zijn geweest maar daar voor iets anders waren, dat het een drukke dag was waarop hij veel mensen heeft ontmoet. Voor zover hij weet, heeft hij niet met [medeverdachte 1] ingebroken en kan dat ook niet omdat hij die dag werkte. Als hij wordt geconfronteerd met het gegeven dat op een vuilniszak in de woning een vingerafdruk van [medeverdachte 1] is gevonden, herhaalt hij dat hij die dag niets verkeerd heeft gedaan en dat [medeverdachte 1] al die tijd bij hem was.
Even later heeft hij de laatste mededeling in die zin aangepast dat hij en [medeverdachte 1] niet de hele dag samen waren. [18]
De rechtbank constateert dat de verdachte inhoudelijk tegenstrijdig heeft verklaard over wat hij op 11 augustus 2016 heeft gedaan.
De inhoud van voormelde bewijsmiddelen in samenhang met elkaar bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte samen met medeverdachte Hashim Abikar ook dit feit heeft gepleegd.
Voor het wegnemen van een schilderij, zoals door de aangever is verklaard, ziet de rechtbank geen ondersteunend bewijs, zodat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
inzake parketnummer 09/827225-16:
hij op 25 april 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de [adres 6] ) heeft weggenomen een (heren)horloge (merk: Nautic), toebehorende aan [slachtoffer 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak door de voordeur van die voornoemde woning open te breken of in te trappen;
inzake t.t.g. parketnummer 09/827236-16:
1.
hij op 11 augustus 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen een televisie (merk: Samsung), toebehorende aan [slachtoffer 2] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak door de voordeur van die voornoemde woning open te breken of in te trappen;
2.
hij op 14 januari 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de [adres 4] ) heeft weggenomen
- twee spelcomputers (Sony Playstation) en
- drie controller(s) en
- een laptop (merk: BTO) en
- een digitale camera (merk: Canon) en
- twee Sony PSP portables en
- een headset (merk: Logitech) en
- een laptoptas (merk: Berba)
toebehorende aan [slachtoffer 3] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft
door middel van braak door de (voor)deur van die voornoemde woning open te breken of in te trappen;
3.
hij op 18 april 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de Thorbeckelaan 261) heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk: Nokia) en een fotocamera (merk Panasonic) en drie paar oorbellen en twee horloges en twee ringen en een ketting en een usb stick, toebehorende aan [slachtoffer 4] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak door de voordeur van die voornoemde woning open te breken of in te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 125 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en onder bijzondere voorwaarden zoals de jeugdreclassering en Palier reclassering hebben geadviseerd. De officier van justitie heeft opgemerkt dat in deze eis op de dag van de uitspraak de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk zal zijn aan de duur van het voorarrest, zodat de verdachte op de dag van de uitspraak zou vrijkomen.
De rechtbank gaat, gelet op de inhoud van de eis van de officier van justitie, er van uit dat de officier tevens bedoeld heeft te vorderen dat het jeugdsanctierecht wordt toegepast.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een straf op te leggen die gelijk is aan het reeds uitgezeten voorarrest, subsidiair dat naast die straf een werkstraf wordt opgelegd, meer subsidiair dat bij een voorwaardelijke straf en begeleiding door de reclassering, geen elektronisch toezicht wordt opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier woninginbraken, waarvan hij twee inbraken met een ander pleegde. Bij deze inbraken werden telkens eigendommen van een ander weggenomen, werd grote schade aangericht en werd een enorme chaos achtergelaten. De verdachte heeft de slachtoffers niet alleen schade toegebracht door het wegnemen van hun eigendommen maar hen ook enorme overlast bezorgd. Deze feiten maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers en beroven hen van een gevoel van veiligheid, dat eenieder in de eigen woning moet kunnen hebben. Algemeen bekend is dat slachtoffers van woninginbraken zich nog geruime tijd angstig en onveilig kunnen voelen en dat door woninginbraken ook in de maatschappij in het algemeen de gevoelens van onveiligheid toenemen. De rechtbank neemt de verdachte kwalijk dat hij zich, kennelijk gedreven door eigenbelang en hebzucht, niets gelegen heeft laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 april 2016 verdachte betreffende, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diverse strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op rapporten van de Raad voor de kinderbescherming (verder: de Raad), van Jeugdbescherming west, afdeling jeugdreclassering en van GGZ reclassering Palier (verder: Palier), en voorts op de toelichting daarop door de ter terechtzitting verschenen deskundigen van Stichting Jeugdbescherming west en Palier.
Uit het rapport van Palier van 22 juni 2016 komt onder meer het volgende naar voren.
Verdachte heeft sinds zijn 12e jaar gevoelens van stress, angst en frustratie ontwikkeld waar hij niet goed mee kan omgaan en hij rookt sinds die tijd cannabis. Verdachte is verslaafd aan cannabis. Hij is gauw geïrriteerd en kan zich niet beheersen. Hij heeft geen dagbesteding en zijn vrienden hebben ook justitiecontacten. Hij heeft geen familie of een vertrouwenspersoon met wie hij problemen kan bespreken. Hij heeft na de basisschool geen andere opleiding afgerond. Sinds kort is het islamitische geloof een beschermende factor voor hem.
Hij staat ambivalent tegenover hulpverlening; hij ziet dat zijn impulsieve gedrag en de oplopende stress en frustraties de kans op recidive vergroten maar wil aan de andere kant zijn problemen zelf oplossen zonder behandeling of hulp van buitenaf. Hij wil ook enerzijds zijn leven beteren maar is anderzijds gevoelig voor de mogelijkheden om gemakkelijk aan geld te komen via criminele activiteiten. Daarbij kan zijn gebrekkige impulscontrole een rol spelen.
Interventies om het delictgedrag te verminderen, zullen gericht moeten zijn op het leren omgaan met negatieve emoties en verbetering van de impulsbeheersing. Ook zal aandacht moeten worden besteed aan versterking van beschermende factoren zoals school, werk en vrienden, en aan bevordering van een maatschappelijk aanvaardbare morele houding.
Verdachte werd sinds 2014 begeleid door de jeugdreclassering, maar deze begeleiding is op 17 februari 2016 negatief teruggemeld. De verdachte stelde zich niet begeleidbaar op, waardoor ook behandeling bij het Palmhuis niet van de grond kwam.
Het recidivegevaar wordt ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt een intensief traject op te starten in de vorm van het traject ITB Harde Kern. De jeugdreclassering heeft de haalbaarheid van dit traject onderzocht en ziet voldoende mogelijkheden voor begeleiding van de verdachte in dat strikte kader. Daarnaast wordt ambulante behandeling van de verdachte vanuit het (F)ACT Team Jeugd van Palier aangewezen geacht voor de cannabisafhankelijkheid, impulscontrole, stress en agressie.
De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht en uitvoering van het toezicht door de jeugdreclassering, welke instantie ook ITB Harde Kern uitvoert.
Als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf wordt geadviseerd te bepalen:
- een meldplicht bij Jeugdbescherming west,
- een behandelverplichting bij (F)ACT team Jeugd van GGZ Palier,
- een lokatiegebod op het adres [adres 1] te Den Haag op nader af te stemmen tijden, en controle op naleving middels GPS,
- de verplichting om zich te houden aan afspraken en voorwaarden van ITB Harde Kern van Jeugdbescherming west voor de duur van 6 maanden met de mogelijkheid van 3 maanden verlenging.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 18 jaar maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77 hh van het Wetboek van Strafrecht. Uitgangspunt blijft dat ten aanzien van deze groep in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is en dat toepassing van het jeugdstrafrecht een uitzondering is.
De rechtbank zal, gelet op de inhoud van voornoemde rapportage en gelet op de persoonlijkheid en ontwikkelingsfase van de verdachte, in deze zaak het jeugdstrafrecht toepassen voor wat betreft de feiten begaan na het bereiken van de 18-jarige leeftijd.
De rechtbank onderschrijft het gegeven strafadvies en zal dat opvolgen.
De rechtbank is gelet op al het vorenstaande van oordeel dat een - deels voorwaardelijke - jeugddetentie van na te melden duur een passende reactie vormt. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zullen de voorwaarden worden verbonden, zoals door Palier zijn geadviseerd te bepalen. In dat kader kan de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling van de verdachte worden geboden. De duur van het elektronisch toezicht zal de rechtbank bepalen op 3 maanden. De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn straf reeds in voorarrest doorgebracht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 77y lid 1 van het Wetboek van Strafrecht kan de proeftijd bij een voorwaardelijke straf niet vastgesteld worden op langer dan twee jaren, zodat de eis van de officier van justitie wat dat betreft niet wordt gevolgd.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/827225-16 ten laste gelegde feit en de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/827236-16 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
inzake parketnummers 09/827225-16, t.t.g. 09/827236-16 feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
inzake t.t.g. 09/827236-16 feit 2, feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 240 dagen,
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
125 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op nader af te stemmen tijden aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [adres 1] te Den Haag, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
- zich onder behandeling zal stellen van F(ACT)team Jeugd van GGZ Palier, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor de cannabisafhankelijkheid, impulscontrole, stress en agressie;
- zal deelnemen aan het traject ITB Harde Kern, aangeboden door Stichting Jeugdbescherming west gedurende een periode van 6 maanden, welke periode naar het oordeel van Stichting Jeugdbescherming west eventueel met 3 maanden kan worden verlengd, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
waarbij de veroordeelde zich gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk is geworden aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, rechter, voorzitter,
mr. S.M. Borkent, rechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, rechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016116131.
2.Pag. 56, 57 en pag. 66, 67, aangifte door Vermeulen.
3.Pag. 60, verklaring van getuige [getuige 1] .
4.Pag. 150 t/m 153, aangifte door [slachtoffer 3] .
5.Dossier met proces-verbaal nummer PL1500-2016014006-3, houdende proces-verbaal sporenonderzoek en proces-verbaal uitslag sporen onderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek;
6.Pag. 389 t/m 391 en pag. 398 t/m 400, aangifte door [slachtoffer 4] ;
7.Pag. 74 t/m 76, aangifte door [betrokkene] .
8.Pag. 176, 177 relaas.
9.Pag. 131, 132, verklaring van getuige [getuige 2] .
10.Pag. 136 t/m 139, relaas, met als bijlagen foto’s van de verdachte en van de medeverdachte [medeverdachte 1] .
11.Pag. 8, relaas.
12.Pag. 148, relaas.
13.Pag. 142, 143, relaas.
14.Pag. 98 t/m 104, relaas, met bijlagen foto’s van de schoenafdrukken.
15.Pag. 105 t/m 113, uitslag sporenonderzoek, met bijlagen rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek.
16.Pag. 120 t/m 126, onderzoek sporen, met bijlage rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek.
17.Pag. 136, relaas.
18.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 4 augustus 2016.