In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Berg, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd was ingetrokken en hem een inreisverbod van tien jaar was opgelegd. Dit besluit was genomen op 29 oktober 2015. Verzoeker had eerder, op 10 november 2015, bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek was op 12 april 2016 afgewezen. Op 19 mei 2016 heeft verzoeker opnieuw een verzoek ingediend.
Tijdens de zitting op 18 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoeker niet gehoord kon worden op een ambassade of consulaat in Turkije, ondanks toezeggingen van verweerder om dit te faciliteren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het aan verweerder was om ervoor te zorgen dat verzoeker in persoon kon worden gehoord, aangezien verzoeker niet instemde met telefonisch horen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe, schorste het bestreden besluit en droeg verweerder op om verzoeker op kosten van de Nederlandse Staat naar Nederland terug te geleiden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de verplichting van de overheid om zorg te dragen voor een eerlijke rechtsgang, vooral in vreemdelingenzaken waar de rechten van de betrokkenen in het geding zijn. De voorzieningenrechter heeft rekening gehouden met de lange verblijfsduur van verzoeker in Nederland en de ingrijpende gevolgen van het bestreden besluit.