ECLI:NL:RBDHA:2016:9818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2016
Publicatiedatum
19 augustus 2016
Zaaknummer
16/10722
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Berg, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd was ingetrokken en hem een inreisverbod van tien jaar was opgelegd. Dit besluit was genomen op 29 oktober 2015. Verzoeker had eerder, op 10 november 2015, bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek was op 12 april 2016 afgewezen. Op 19 mei 2016 heeft verzoeker opnieuw een verzoek ingediend.

Tijdens de zitting op 18 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoeker niet gehoord kon worden op een ambassade of consulaat in Turkije, ondanks toezeggingen van verweerder om dit te faciliteren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het aan verweerder was om ervoor te zorgen dat verzoeker in persoon kon worden gehoord, aangezien verzoeker niet instemde met telefonisch horen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe, schorste het bestreden besluit en droeg verweerder op om verzoeker op kosten van de Nederlandse Staat naar Nederland terug te geleiden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de verplichting van de overheid om zorg te dragen voor een eerlijke rechtsgang, vooral in vreemdelingenzaken waar de rechten van de betrokkenen in het geding zijn. De voorzieningenrechter heeft rekening gehouden met de lange verblijfsduur van verzoeker in Nederland en de ingrijpende gevolgen van het bestreden besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/10722
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken van 18 augustus 2016 in de zaak tussen
[naam], verzoeker,
gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins.

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ingetrokken en aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar.
Verzoeker heeft op 10 november 2015 tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 12 april 2016 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Op 19 mei 2016 heeft verzoeker opnieuw de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers vorige verzoek om een voorlopige voorziening, strekkende tot het laten terugkeren van verzoeker uit Turkije, is afgewezen omdat verweerder ter zitting had toegezegd verzoeker in Turkije te zullen horen in bezwaar.
3. Uit de door verzoeker overgelegde e-mailberichten van 13 mei 2016 van verweerder en van 19 mei 2016 van het ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat er geen mogelijkheid is om verzoeker op een ambassade of consulaat te doen horen.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nu verweerder heeft toegezegd verzoeker te horen, het aan verweerder is om te zorgen dat dit ook daadwerkelijk kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter volgt verweerder dan ook niet in zijn standpunt dat het voor verzoekers rekening en risico dient te komen dat hij niet gehoord kan worden, omdat hij vrijwillig naar Turkije is teruggekeerd en er zelf voor kiest om niet mee te werken aan telefonisch horen. Verzoeker heeft er terecht op gewezen dat een gedetineerde strafonderbreking niet kan weigeren en dat zijn terugkeer dus niet vrijwillig was. Voorts heeft verzoeker terecht gesteld dat, gelet op artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de daarbij behorende Memorie van Antwoord, telefonisch horen alleen is toegestaan indien verzoeker daarmee instemt. Van instemming is geen sprake. Ter zitting is ook uitgeweid over de praktische problemen die gepaard gaan met telefonisch horen. Nu verzoeker daarmee niet instemt, is het aan verweerder om verzoeker terug te geleiden naar Nederland zodat hij in persoon en in het bijzijn van zijn gemachtigde kan worden gehoord. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen het ingrijpende karakter van het bestreden besluit en de omstandigheid dat verzoeker nagenoeg zijn hele leven rechtmatig in Nederland heeft verbleven.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
6. Verweerder zal op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening als volgt toe:
- schorst het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om verzoeker op kosten van de Nederlandse Staat naar Nederland terug te geleiden en niet weer uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op zijn bezwaar is beslist;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168 (honderdachtenzestig euro) aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 992 (negenhonderdtweeënnegentig euro), te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier, op 18 augustus 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op: