ECLI:NL:RBDHA:2016:9627
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Misbruik van recht in bestuursrechtelijke procedure inzake Wob-verzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had op 9 oktober 2015 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om alle stukken uit zijn dossier vanaf 2012 openbaar te maken. Het college heeft dit verzoek ten dele ingewilligd, maar heeft bij besluit van 20 januari 2016 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 24 juni 2016 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser en verweerder verwikkeld zijn in een langdurig geschil over de hoogte van zijn uitkering. Eiser heeft in de afgelopen twee jaar 50 tot 100 Wob-verzoeken ingediend, wat door verweerder als misbruik van recht werd gekarakteriseerd. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser niet was ingesteld met het doel de Wob te effectueren, maar enkel om proceskostenvergoeding te verkrijgen. Dit werd ondersteund door verklaringen van de gemachtigde van eiser, die aangaf dat hij eiser probeerde te overtuigen om te stoppen met het indienen van verzoeken.
De rechtbank concludeerde dat het indienen van beroep door eiser blijk gaf van kwade trouw en dat er sprake was van misbruik van een wettelijke bevoegdheid. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.