Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/857289-16
Datum uitspraak: 11 augustus 2016
(Verkort vonnis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 28 juli 2016.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D. Soekarman-Weeteling, advocaat te Delft, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. L.A. Pronk heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 45 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, inclusief de meldplicht, het volgen van onderwijs en een contactverbod met [benadeelde] en medeverdachte
[medeverdachte] . Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de tijd van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het primair en subsidiair te laste gelegde bepleit, nu de verdachte met klem ontkent deze feiten te hebben gepleegd en het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2016 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of een iphone oplader en/of een horloge en/of parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het vastpakken van [benadeelde] en/of
- het (meermalen) stompen en/of slaan tegen het hoofd van [benadeelde] en/of
- het (meermalen) schoppen tegen het lichaam en/of de benen van [benadeelde]
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2016 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde] )
- ( meermalen) tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- ( meermalen) tegen het lichaam en/of de benen heeft geschopt,
waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat:
hij op 28 maart 2016 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon en een iphone oplader en een horloge en parfum, toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit
- het vastpakken van [benadeelde] en
- het meermalen slaan tegen het hoofd van [benadeelde] en
- het meermalen schoppen tegen het lichaam en de benen van [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
Strafmotivering
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij
hij en zijn mededader zeer planmatig te werk zijn gegaan. Zij hebben het slachtoffer naar het park in de Stevenshof in Leiden gelokt en hebben vervolgens grof geweld gebruikt waarbij en waarna zij zijn spullen hebben weggenomen. Van het gepleegde geweld tegen het slachtoffer, dat smeekt om op te houden, zijn filmopnamen gemaakt die via sociale media zijn gedeeld. De rechtbank acht dit gedrag van de verdachte en zijn mededader zeer kwalijk.
Voornoemde straatroof is zeer bedreigend voor het slachtoffer. Naast de geleden materiële schade kan het slachtoffer zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen.
Ook nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving door een dergelijk geweldsdelict toe.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 9 juni 2016. Blijkens dit rapport maakt de Raad zich zorgen over het schoolverzuim van de verdachte. Vanwege zijn zelfbepalende houding, het ontbreken van gezag voor autoriteit, het langdurige schoolverzuim en zijn slechte werkhouding, is het lastig voor hem om onderwijs te volgen. Het gebrek aan een dagbesteding wordt ook zorgelijk geacht. Tevens maakt de Raad zich zorgen over de attitude van de verdachte ten aanzien van het vragen en accepteren van hulpverlening.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf met als voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, het volgen van onderwijs en een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachte.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat met name de ernst van het feit maakt dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte geen enkele openheid van zaken heeft willen geven en geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen teneinde de begeleiding te waarborgen en de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden.
Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich dient te melden bij de jeugdreclassering, naar school zal gaan en geen contact zal hebben met [benadeelde] en [medeverdachte] .
De verdachte heeft het onvoorwaardelijk deel van de hem opgelegde straf reeds in
voorarrest doorgebracht
Naast voornoemde jeugddetentie zal de rechtbank de verdachte tevens een werkstraf opleggen.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 45 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
30 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder
de algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden
bij de (jeugd)reclassering, zo frequent en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen,
zoeken of hebben met [benadeelde] en [medeverdachte] , zolang de (jeugd)reclassering dit
noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
- geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, de Stichting Jeugdbescherming west
Zuid-Holland, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde
arbeid, voor de tijd van
50 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
25 DAGEN;