ECLI:NL:RBDHA:2016:9475
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser met Yarsan geloof en Koerdische achtergrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2016 uitspraak gedaan in de bodemzaak van een Iraanse eiser die asiel had aangevraagd. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H. Rijkse, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. R.A.P.M. van der Zanden, dat zijn asielaanvraag op 22 juli 2016 was afgewezen. De eiser had in zijn aanvraag gesteld dat hij in Iran was gemarteld en bedreigd door de autoriteiten, en dat hij als aanhanger van het Yarsan geloof en als Koerd een reëel risico liep op vervolging.
Tijdens de zitting op 4 augustus 2016, waar ook een tolk aanwezig was, heeft de rechtbank de verklaringen van de eiser beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit, etniciteit en religie van de eiser geloofwaardig waren, maar dat zijn asielrelaas niet geloofwaardig was. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat de eiser zijn reis naar Irak zo snel had afgebroken en dat hij geen concrete afspraken had gemaakt over de spionage die hij zou moeten verrichten voor de Iraanse overheid.
De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij als Yarsan of Koerd een reëel risico liep op ernstige schade of vervolging. De beroepsgrond van de eiser faalde, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.