ECLI:NL:RBDHA:2016:9373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
4826466 RL EXPL 16-4611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering na ontslag op staande voet dat buiten rechte vernietigd is met betwisting van loondienst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2016 uitspraak gedaan in een loonvordering na een ontslag op staande voet. De eiser, [eiser], heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap De Zon Autoschade B.V. De eiser stelt dat hij als oproepkracht voor De Zon heeft gewerkt en vordert doorbetaling van loon over de periode vanaf december 2014, na een ontslag op staande voet dat hij volgens hem buitengerechtelijk heeft vernietigd. De Zon betwist echter dat eiser bij hen in loondienst is geweest en stelt dat het ontslag op staande voet niet heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en zijn vordering niet heeft onderbouwd. Tijdens de comparitie van partijen heeft eiser geen details kunnen geven over zijn dienstverband en de omstandigheden van het ontslag. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van eiser niet kan worden toegewezen, omdat hij niet in staat is gebleken om zijn stellingen te onderbouwen met bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
FJ
Rolnr: 4826466 RL EXPL 16-4611
3 augustus 2016
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. dr. drs. P.H.J. Körver,
(toevoeging verleend d.d. 2 maart 2015 met kenmerk 3IO5715)
tegen
de besloten vennootschap De Zon Autoschade B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigde: [M] .
Partijen worden verder aangeduid als “ [eiser] ” en “De Zon”.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 8 februari 2016;
  • de conclusie van antwoord;
  • de in het geding gebrachte producties.
1.2
Op 20 juni 2016 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij beide partijen met hun gemachtigden zijn verschenen, [eiser] in persoon en De Zon vertegenwoordigd door de heer [W] . Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

De Zon exploiteert sinds 19 september 2013 een onderneming in handel en reparatie van personenvoertuigen. [eiser] is vanaf 2007 tot 2012 als oproepkracht werkzaam geweest bij de in 2013 geliquideerde besloten vennootschap Neher De Mos Autoschade B.V. De bestuurders van deze vennootschap zijn (middellijk) bestuurders van De Zon.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van De Zon tot doorbetaling van loon e.a. over de periode vanaf december 2014 tot de datum van rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, met veroordeling van De Zon in de kosten van deze procedure.
3.2
[eiser] legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, ten grondslag dat hij als oproepkracht voor De Zon werkzaam is geweest. Op 22 december 2014 heeft De Zon [eiser] op staande voet ontslagen. [eiser] heeft dit ontslag bij brief van 23 januari 2015 buitengerechtelijk vernietigd omdat een dringende reden ontbreekt. Op die grond vordert [eiser] doorbetaling van loon vanaf 22 december 2014, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, de wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en afgifte van loonstroken op straffe van verbeurte van dwangsommen.
3.3
De Zon voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. [eiser] is niet bij haar in dienst geweest en ook niet op 22 december 2014 door haar op staande voet ontslagen. [eiser] had gedurende zijn dienstverband met Neher De Mos Autoschade B.V. een aanzienlijk drankprobleem dat tot discussies met de werkgever heeft geleid, aangezien de werkgever het onaanvaardbaar achtte dat [eiser] herhaaldelijk tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden onder invloed van alcohol was. Na eind 2011 is van [eiser] niets meer vernomen.

4.Beoordeling

4.1
[eiser] heeft het verweer van De Zon niet, althans niet gemotiveerd, weersproken en zijn stellingen vervolgens niet nader onderbouwd. De kantonrechter acht de inleidende dagvaarding buitengewoon summier en stelt vast dat [eiser] ook tijdens de comparitie van partijen geen details heeft gegeven over het door hem gestelde dienstverband met De Zon en de toedracht van het door hem gestelde ontslag op staande voet, hoewel hem en zijn gemachtigde daarvoor uitdrukkelijk de gelegenheid is gegeven. [eiser] was desgevraagd niet in staat om namen te noemen van zijn toenmalige collega’s. [eiser] heeft slechts verklaard dat zijn leidinggevende, een zekere [P] , hem op enig moment heeft weggestuurd omdat er op dat moment geen werk voor hem was. Volgens [P] zou er na de kerst misschien weer wel werk voor [eiser] zijn.
4.2
[eiser] heeft schriftelijke verklaringen overgelegd van zijn echtgenote, zijn dochter en twee vrienden, en er op aangedrongen dat deze personen als getuige worden gehoord. [eiser] heeft echter niet aan zijn stelplicht voldaan zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Om die reden zal de vordering van [eiser] worden afgewezen.
4.3
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van De Zon vastgesteld op € 800,- als het aan de gemachtigde van De Zon toekomende salaris.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. F.J. Verbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2016.