ECLI:NL:RBDHA:2016:9210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
4672467 RL EXPL 15-37360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldlening en echtscheiding tussen gewezen echtgenoten

In deze zaak, die voor de kantonrechter in Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee gewezen echtgenoten over een geldlening. De man vordert van de vrouw een bedrag van € 8.329,56, dat hij stelt dat zij hem verschuldigd is op basis van een echtscheidingsbeschikking. De vrouw betwist de vordering en voert aan dat de lening niet bestaat en enkel is opgesteld voor de echtscheidingsprocedure. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de echtscheidingsbeschikking bindende kracht heeft en dat de vrouw de helft van de lening aan de man moet voldoen, mits de man kan bewijzen dat hij de lening daadwerkelijk heeft terugbetaald aan zijn vader. De man heeft kwitanties overgelegd, maar deze zijn niet voldoende om zijn stelling te bewijzen. De kantonrechter heeft de man de gelegenheid gegeven om aanvullend bewijs te leveren en de zaak is aangehouden voor een rolzitting op 8 juni 2016. In reconventie heeft de vrouw een vordering ingesteld voor een bedrag van € 1.034,86, dat de man erkent. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen en bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 11 mei 2016.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 4672467 RL EXPL 15-37360
11 mei 2016
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de man] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder H.A.M. Over de Vest,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Spek.
Partijen worden verder aangeduid als “de man” en “de vrouw”.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 8 december 2015;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie;
  • de in het geding gebrachte producties.
1.2
Op 30 maart 2016 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen de man in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en mr. Spek namens de vrouw. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
1.3
Per faxbericht van 30 maart 2016 heeft de man verzocht om toestemming om desgewenst tussentijds hoger beroep in te kunnen stellen tegen dit vonnis.

2.Feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 31 augustus 2010 tot en met 9 augustus 2013.
2.2
Het huwelijk is door echtscheiding geëindigd.
2.3
In de echtscheidingsbeschikking van 23 april 2013 is onder meer bepaald dat ieder der partijen voor de helft draagplichtig is voor een geldlening bij de vader van de man ad
€ 16.500,-.

3.Vordering, grondslag en verweer

In conventie:

3.1
De man vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van de vrouw om tegen bewijs van kwijting aan de man te betalen een bedrag van € 8.329,56, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.250,- vanaf 5 december 2015 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.2
De man legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. De man en de vrouw zijn gezamenlijk op 9 oktober 2010 een overeenkomst van geldlening aangegaan met de vader van de man. De man heeft de gehele lening aan zijn vader terugbetaald. Ingevolge de echtscheidingsbeschikking dient de vrouw aan de man de helft van de lening, dat is € 8.250,-, aan de man te voldoen. Ondanks aanmaning heeft de vrouw niet aan haar betalingsverplichting voldaan waardoor zij in verzuim is geraakt. Naast de hoofdsom vordert de man tevens de wettelijke rente, die berekend tot en met 4 december 2015 € 79,56 bedraagt.
3.3
De vrouw voert gemotiveerd verweer, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan, en concludeert tot afwijzing van de vordering.
In reconventie:
3.4
De vrouw vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van de man om tegen bewijs van kwijting aan de vrouw te betalen een bedrag van € 1.034,86, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure, althans met compensatie van kosten.
3.5
De vrouw legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. Eén van de gemeenschapsschulden van partijen betrof een schuld aan Fa-med, die door de vrouw geheel is voldaan. Inclusief kosten heeft de vrouw een bedrag van
€ 2.069,72 betaald. De man dient daarvan de helft, dat is een bedrag van € 1.034,86, aan de vrouw te voldoen. Naast de hoofdsom vordert de vrouw tevens de wettelijke rente vanaf 16 februari 2016
3.6
De man heeft de vordering van de vrouw erkend.

4.Beoordeling

In conventie:

4.1
Beoordeeld dient te worden of de vrouw een bedrag van € 8.250,- aan de man dient te voldoen.
4.2
De vrouw heeft tot haar verweer aangevoerd dat de gestelde lening niet bestaan heeft en de leenovereenkomst alleen met het oog op de echtscheidingsprocedure is opgesteld. Zij betwist verder dat de man de lening daadwerkelijk aan zijn vader heeft terugbetaald.
4.3
De kantonrechter stelt voorop dat van de echtscheidingsbeschikking van 23 april 2013 geen hoger beroep is ingesteld en dat die beschikking inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan. Gelet op artikel 236 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) heeft de beslissing, die in die beschikking over de geldlening bij de vader van de man is genomen, in deze procedure tussen partijen bindende kracht. Op grond daarvan stelt de kantonrechter vast dat tussen partijen geldt dat er sprake is van een geldlening bij de vader van de man, waarvoor ieder der partijen voor de helft draagplichtig is.
4.4
Uit het voorgaande volgt dat, indien komt vast te staan dat de man daadwerkelijk het leenbedrag aan zijn vader heeft voldaan, de vrouw daarvan de helft aan de man dient te voldoen. Op de man rust de bewijslast van zijn stelling dat hij het geleende bedrag aan zijn vader heeft terugbetaald.
4.5
De man heeft kwitanties overgelegd waarvan hij stelt dat zijn vader die heeft ondertekend. Ten aanzien van de vrouw leveren de overgelegde kwitanties geen dwingend bewijs op. De kantonrechter is van oordeel dat de man met de overgelegde kwitanties nog niet het hiervoor bedoelde bewijs heeft geleverd. Gelet op zijn tijdens de comparitie gedane bewijsaanbod, zal de man in de gelegenheid worden gesteld om bewijs te leveren van zijn stelling dat hij de gehele lening aan zijn vader heeft terugbetaald. De kantonrechter zal de zaak daartoe verwijzen naar de rolzitting van 8 juni 2016. Indien de man ervan afziet om bewijs te leveren, zal de zaak in zoverre worden afgedaan op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld.
4.6
Gelet op het verzoek van de man van 30 maart 2016 en het bepaalde in artikel 337 Rv zal de kantonrechter bepalen dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen.
4.7
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
In reconventie:
4.8
De man voert geen verweer tegen de vordering van de vrouw. Deze vordering zal derhalve als op de wet gegrond worden toegewezen.
4.9
Aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn, zal de kantonrechter bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
- draagt de man bewijs op van zijn stelling dat hij de gehele lening aan zijn vader heeft terugbetaald;
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 8 juni 2016 voor uitlating door de man of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
- bepaalt dat de man, indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen;
- bepaalt dat de man, indien hij getuigen wil laten horen, de namen van de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met september 2016 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
- bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen;
- houdt iedere verdere beslissing aan;
In reconventie:
- veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van
€ 1.034,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. F.J. Verbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2016.