ECLI:NL:RBDHA:2016:9150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
09/808293-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een financieel medewerker voor oplichting en verduistering van aanzienlijke bedragen bij twee organisaties

Op 3 augustus 2016 heeft de Rechtbank Den Haag een 30-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden voor oplichting en verduistering van in totaal meer dan €250.000 bij het Residentieorkest en het Nuffic. De man werkte in 2013 bij het Residentieorkest op de financiële administratie en heeft zijn werkgever benadeeld voor ruim €100.000. In 2014 werd hij financieel medewerker van het Nuffic, waar hij deze instelling voor ruim €150.000 benadeelde. De civiele rechter had hem eerder al veroordeeld tot terugbetaling van deze bedragen, maar ter zitting bleek dat hij nog niets had betaald.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met valse sleutels en oplichting. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld voor beide feiten, en de rechtbank volgde dit oordeel grotendeels. De verdachte had zijn positie misbruikt door geldbedragen over te maken naar zijn eigen rekening door gebruik te maken van valse sleutels, zoals een pinpas en pincode. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte niet aannemelijk en concludeerde dat hij opzettelijk had gehandeld om zich wederrechtelijk te bevoordelen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De verdachte had het vertrouwen van beide organisaties ernstig beschaamd en had geen begin gemaakt met terugbetaling van de gestolen bedragen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering zou worden gebracht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al een executoriale titel had.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/808293-14
Datum uitspraak: 3 augustus 2016
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 juli 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. G.V. van der Bom, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging - van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2013
tot en met 15 juli 2013 te 's-Gravenhage althans in Nederland opzettelijk
100.650 euro (te weten op 12 maart 2013 2.530 euro en/of 11.320 euro en/of op
12 juli 2013 44.000 euro en/of op 15 juli 2013 43.800 euro) althans (telkens)
een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele toebehoorde(n) aan [benadeelde] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde
van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als boekhouder/accountant op de
financiële afdeling, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2013
tot en met 15 juli 2013 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe eigening heeft weggenomen 100.650 euro (te
weten op 12 maart 2013 2.530 euro en/of 11.320 euro en/of op 12 juli 2013
44.000 euro en/of op 15 juli 2013 43.800 euro) althans (telkens) een of
meerdere geldbedrag(en)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door
gebruik te maken van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruik maken
van een pinpas en/of (bijbehorende) pincode;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2013
tot en met 15 juli 2013 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een
medewerker van) [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte
van 100.650 euro (te weten op 12 maart 2013 2.530 euro en/of 11.320 euro en/of
op 12 juli 2013 44.000 euro en/of op 15 juli 2013 43.800 euro) althans
(telkens) een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, hebbende
verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
meerdere betalingen in de computer van [benadeelde] klaar gezet
waarbij hij, verdachte, bij (diverse) betalingen zijn, verdachtes,
rekeningnummer (te weten [rekeningnummer] ) en/of het rekeningnummer van
[bedrijf] (te weten [rekeningnummer] ) en/of het rekeningnummer van
[bedrijf] (te weten 5126.97.558) heeft gezet en/of
(vervolgens) tegen zijn, verdachtes, manager gezegd dat hij, verdachte, een
aantal interne overschrijvingen in de computer had klaargezet,
waardoor [benadeelde] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2014
tot en met 18 augustus 2014 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging,althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een
medewerker van) [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van 157.521,65 euro,
althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, hebbende
verdachte(n)met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een rekeningnummer gewijzigd
op een factuur ( [naam] ) en/of (vervolgens) deze factuur ter betaling
aangeboden in het daarvoor bestemde postvak van [benadeelde 2] , waardoor voornoemde
(medewerker van) [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt (kort gezegd) verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, en/of diefstal met valse sleutel en/of oplichting van de [benadeelde] van in totaal € 100.650 (feit 1). Daarnaast wordt hij verdacht van oplichting van [benadeelde 2] voor een bedrag van € 157.521,65 (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden veroordeeld voor beide feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder feit 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking. Het onder het tweede cumulatief/alternatief (diefstal met een valse sleutel) en derde cumulatief/alternatief (oplichting) ten laste gelegde kan wel bewezen worden, voor respectievelijk € 87.000,- en € 13.850,-. Daarnaast kan eveneens het tweede feit wettig en overtuigend bewezen worden, aldus de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat feit 1 op enigerlei wijze wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Gelet op de verklaring van verdachte die hij op zitting heeft afgelegd, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank hoe dit feit dient te worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte zich weliswaar schuldig heeft gemaakt aan oplichting, maar dat hij de uitvoeringshandelingen niet zelf heeft verricht en dat er sprake is van medeplegen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Aangifte [benadeelde] (in het vervolg te noemen: de stichting)
De zakelijk directeur van de stichting heeft aangifte gedaan van fraude: bij het opstellen van de jaarstukken van 2013 was gebleken dat er kennelijk was gefraudeerd. Op 12 juli 2013 was er een geldbedrag van € 44.000 en op 15 juli 2013 een bedrag van € 43.800 overgemaakt naar voor aangever onbekende rekeningnummers. Voor beide overschrijvingen was geen toestemming verleend. De finance manager van de stichting, [naam] was in die tijd met vakantie. [2] Bij de aangifte is een rekeningafschrift als bijlage toegevoegd, waar deze bedragen uit blijken. [3]
Vervolgens is er namens de stichting nog een aanvullende aangifte gedaan: [4] uit een controle van de accountant was gebleken dat er op 12 maart 2013 een geldbedrag van € 13.850 was overgemaakt naar [bedrijf] op rekeningnummer 5126.97.558. Ook bij deze aangifte is een rekeningafschrift als bijlage toegevoegd waar dit bedrag uit blijkt. [5]
Kwalificatie?
Verdachte bekent dat hij geld van de rekening van de stichting heeft overgemaakt en spreekt zelf over ‘verduistering’. Echter voor verduistering in de zin van artikel 321 juncto 322 van het Wetboek van Strafrecht dient verdachte het goed rechtmatig onder zich te hebben en zich dit goed vervolgens wederrechtelijk te hebben toegeëigend. Nu zowel aangever als verdachte hebben verklaard dat verdachte niet bevoegd was tot het doen van overschrijvingen, is niet voldaan aan dit deel van de delictsomschrijving en dient hij te worden vrijgesproken van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Over zijn werkwijze heeft verdachte verklaard dat hij betalingen in de computer van het [benadeelde] had ‘klaargezet.’ Bij die betalingen had hij zijn eigen rekeningnummer of dat van een garagebedrijf gezet. Hij is toen naar zijn manager [naam] gegaan en heeft gezegd dat hij een aantal interne overschrijvingen in de computer had klaargezet. Tussen die overschrijvingen stonden de overschrijvingen waarvan hij het banknummer had vermeld. Zijn manager heeft de betalingen gedaan. [6] Verdachte heeft zulks ook op zitting verklaard. [7]
Bij de politie heeft verdachte, nadat de politie hem had voorgehouden dat [naam] in juli 2013 op vakantie was, verklaard dat de eerste keer (de rechtbank begrijpt: in maart 2013) de betaalopdracht is gefiatteerd door [naam] en dat hij de betaalopdrachten van 12 en 15 juli 2013 zelf heeft gefiatteerd omdat [naam] op vakantie was. Hij heeft hierbij gebruik gemaakt van de bankpas met bijbehorende pincode. Verdachte heeft ook verklaard dat het fiatteren en het gebruik van pinpas en pincode niet tot zijn werkzaamheden behoorden. [8]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het tweede cumulatief/alternatief wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van de betaalopdrachten van juli 2013 en het derde cumulatief/alternatief ten aanzien van de betaalopdracht van maart 2013 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aangifte [benadeelde 2] [9]
Het afdelingshoofd van [benadeelde 2] te Den Haag heeft tegen verdachte aangifte gedaan van oplichting: [benadeelde 2] waar verdachte als financieel medewerker werkzaam was, was op 8 augustus 2014 door de huisbankier gebeld met de vraag of het klopte dat er op een bedrag van € 157.521,65 was gestort op de rekening te name van [naam] . In de administratie werd vervolgens een factuur aangetroffen van [bedrijf] van 15 juli 2014 met hetzelfde bedrag erop. Echter, het rekeningnummer op de factuur kwam niet overeen met het bij [benadeelde 2] bekende rekeningnummer van [bedrijf] . Verder bleek de betaalbaarstelling van de factuur te hebben plaatsgevonden vanuit het gebruikersaccount van verdachte.
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft hierover verschillende verklaringen afgelegd.
Tegenover de politie heeft hij verklaard dat hij een beveiligingslek wilde aantonen en dat hij om die reden een bestaande factuur van [bedrijf] heeft vervalst door het rekeningnummer te wijzigen in het rekeningnummer van [naam] . Hierna heeft hij de factuur ter betaling aangeboden in het daarvoor bestemde postvak. De rekening is door [benadeelde 2] betaald. [naam] heeft het bedrag overgeboekt naar zijn, verdachtes, rekeningnummer en [naam] heeft € 20.000 als vergoeding achtergehouden voor het beschikbaar stellen van zijn rekening. [10]
Op zitting heeft hij eerst verklaard dat het verhaal over het beveiligingslek flauwekul was.
Vervolgens heeft hij verklaard dat [naam] aan hem had gevraagd om een factuur van [benadeelde 2] mee te nemen waarna [naam] deze factuur vervalste en opstuurde ter betaling naar [benadeelde 2] . Verdachte was op de hoogte van [naam] plan om [benadeelde 2] op te lichten en heeft hier mee ingestemd. Het eerdere verhaal over [naam] was door hem verzonnen om zichzelf in te dekken. Verdachte heeft verklaard dat hij het ook op deze manier tegenover de politie heeft verteld, maar dat de politie dit blijkbaar verkeerd heeft begrepen.
De rechtbank acht de verklaring die verdachte op zitting heeft afgelegd niet aannemelijk. De rechtbank houdt verdachte aan de verklaring zoals hij die tegenover de politie heeft afgelegd – dat hij het rekening nummer zelf heeft vervalst. Het verhoor is op zodanige wijze verlopen dat het uitgesloten is dat verdachte en de verbalisanten elkaar verkeerd hebben begrepen. In het verhoor is meerdere keren teruggekomen op de vraag hoe de oplichting precies heeft plaatsgevonden en verdachte heeft telkens verklaard dat
hijde factuur heeft vervalst.
Daarnaast is [naam] eveneens door de politie gehoord. [11] Hij heeft verklaard dat verdachte hem geld kon lenen, waarmee hij heeft ingestemd. Daarna was plotseling een hoger bedrag op zijn rekening bijgeschreven dan was afgesproken. Dit geld was afkomstig van een hem onbekend bedrijf, te weten [benadeelde 2] . Verdachte heeft hierover tegen hem verklaard dat hij de eigenaar was van [benadeelde 2] . Vervolgens is een geldleningsovereenkomst opgemaakt, waarbij onder andere de broer van verdachte als getuige aanwezig is geweest. Verdachte heeft in de geldleningsovereenkomst een andere achternaam opgenomen [naam] ), dit zou volgens verdachte zijn echte achternaam zijn. Een dag later wilde verdachte de geldleningsovereenkomst aanpassen tot een lager bedrag, waarna het overschot diende te worden overgemaakt naar verdachte. Deze overeenkomsten zijn eveneens overgelegd door [naam] . [12]
De rechtbank acht het verhaal van [naam] geloofwaardig, temeer nu zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de broer van verdachte, [naam] . Die heeft immers verklaard dat hij getuige is geweest van een lening tussen verdachte en [naam] . Hij heeft de lening mede ondertekend. [13]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte zelf de factuur heeft vervalst en ter betaling heeft aangeboden waardoor [benadeelde 2] is bewogen tot betaling van deze factuur. Er is derhalve geen sprake van medeplegen, zoals verdachte heeft verklaard. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [benadeelde 2] heeft opgelicht.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 12 juli 2013 tot en met 15 juli 2013 te ’s-Gravenhage, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen op 12 juli 2013
44.000 euro en op 15 juli 2013 43.800 euro toebehorende aan [benadeelde] , zulks na de weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door gebruik te maken van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruik maken van een pinpas en bijbehorende pincode;
en
hij in de periode van 8 maart 2013 tot en met 12 maart 2013 te 's-Gravenhage, met het
oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen een
medewerker van [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van 2.530 euro en 11.230 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk betalingen in de computer van het [benadeelde] klaar gezet waarbij hij, verdachte, bij die betaling het rekeningnummer van [bedrijf] (te weten 5126.97.558) heeft gezet en vervolgens tegen zijn, verdachtes, manager
heeftgezegd dat hij, verdachte, een
aantal interne overschrijvingen in de computer had klaargezet, waardoor
een medewerker van[benadeelde] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 1 juli 2014 tot en met 18 augustus 2014 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen (een medewerker van) [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van 157.521,65 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- listiglijk een rekeningnummer gewijzigd op een factuur van [naam] en vervolgens deze factuur ter betaling aangeboden in het daarvoor bestemde postvak van [benadeelde 2] , waardoor voornoemde medewerker van [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 tweede cumulatief/alternatief:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Feit 1 derde cumulatief/alternatief:
oplichting
Feit 2:
oplichting

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren wordt opgelegd met als bijzondere voorwaarde dat verdachte maandelijks minimaal € 500,- aan [benadeelde] en € 500,- aan [benadeelde 2] afbetaalt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uren aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Hij heeft verzocht om de bijzondere voorwaarde zoals deze door de officier van justitie is gevorderd niet over te nemen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zijn positie als boekhouder bij de [benadeelde] misbruikt, door een aanzienlijk geldbedrag achterover te drukken. Vervolgens heeft verdachte zijn nieuwe werkgever [benadeelde 2] opgelicht. Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat [benadeelde] en [benadeelde 2] in hem hebben gesteld ernstig beschaamd, en hen fors benadeeld. Verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en kennelijk slechts gehandeld uit eigen gewin.
Als strafverzwarende factor betrekt de rechtbank daarbij het feit dat verdachte het ontstane nadeel niet ongedaan heeft gemaakt, maar al het geld kennelijk heeft uitgegeven. Verdachte heeft zelfs nog geen begin gemaakt met terugbetaling, waartoe hij niet alleen reeds uit moreel oogpunt maar ook krachtens twee vonnissen van de civiele rechter al lange tijd gehouden is.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 juni 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor oplichting. Daarnaast blijkt hieruit dat verdachte in 2015 in Duitsland is veroordeeld voor ‘Betrug’, eveneens een vorm van fraude.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 2 april 2016 betreffende verdachte. De reclassering schat de kans op recidive in als gemiddeld en acht verdere reclasseringsbemoeienis niet zinvol.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie grotendeels, maar anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen omdat zij ervan uit gaat dat een voorwaardelijk strafdeel op verdachte geen effect heeft.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank na te noemen gevangenisstraf een passende straf.

7.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 50.237,06 ter zake van
feit 2. Dit bedrag bestaat volledig uit materiele schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering volledig dient te worden toegewezen met vermeerdering met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen nu er civielrechtelijk een executoriale titel ligt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 2] al beschikt over een executoriale titel ter zake van haar vordering op verdachte, te weten: uit hoofde van een door de civiele rechter van deze rechtbank gewezen vonnis van 17 oktober 2014. Gelet daarop heeft de benadeelde partij geen belang meer bij haar vordering in deze strafzaak, zodat zij daarin niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 tweede cumulatief/alternatief en derde cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten en feit 2 heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Feit 1 tweede cumulatief/alternatief:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 1 derde cumulatief/alternatief:
oplichting;
Feit 2:
oplichting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij Nuffic niet-ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. R. Elkerbout, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Veenhuizen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 augustus 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014061824, van de politie eenheid Den Haag, (doorgenummerd blz. 1 t/m 429).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 19-21
3.Geschrift, p. 22
4.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 25-26
5.Geschrift, p. 32
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 187
7.Verklaring afgelegd ter terechtzitting op 20 juli 2016
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 374 en 375
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 143-145
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 189
11.Proces-verbaal verhoor [naam] , p. 241- 245
12.Geldleningsovereenkomst €157.521,65 (p. 378 en 379) en beëindiging kredietfaciliteit lening
13.Proces-verbaal van verhoor [naam] , p. 395