5.4Artikel 2, aanhef en derde lid, van bijlage II bij het Bor bepaalt dat een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet niet is vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan in dat artikel genoemde eisen.
6. Uit het bestemmingsplan volgt dat op het deel van het perceel waarop het bouwwerk is gebouwd, de bestemming “wonen” rust. Ingevolge artikel 6.2.1, aanhef en onder a, van de planregels bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen op de gronden met deze bestemming ten hoogste 40 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het aantal bouwpercelen achter de woningen [adres 3] even niet meer dan 16 bedraagt.
7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat bijbehorende bouwwerken op grond van het bestemmingsplan ter plaatse slechts een oppervlakte van 16 m2 mogen hebben. De tekst van de planregels biedt daarvoor immers geen enkele grondslag.
8. Anders dan verweerder stelt, is de rechtbank van oordeel dat het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank overweegt daartoe dat het bouwwerk een oppervlakte van 73,33 m2 heeft, terwijl artikel 6.2.1, aanhef en onder a, van de planregels bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen ten hoogste 40 m2 per bouwperceel bedraagt. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat [persoon 1] feitelijk twee bouwpercelen heeft gekocht en daarom een bijbehorend bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 80 m2 mag realiseren. Dat eiseres in 2013 mogelijk het stuk grond achter haar woning had kunnen kopen, betekent namelijk niet dat thans sprake is van twee bouwpercelen. Uit de definitie van het begrip “bouwperceel” in de planregels kan dit niet worden afgeleid. Ook indien wel sprake zou zijn van twee bouwpercelen, is het bouwwerk naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het bestemmingsplan, omdat het bouwwerk geheel is gerealiseerd op het stuk grond achter de woning van eiseres.
9. Dat het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan, leidt evenwel niet tot het oordeel dat verweerder tot handhavend optreden over had moeten gaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10. Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank stelt vast dat het perceel van [persoon 1] een erf is, zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II bij het Bor. Eiseres betwist echter dat het perceel kan worden aangemerkt als achtererfgebied zoals bedoeld in voornoemd artikel. De rechtbank volgt haar niet in dit betoog. Het perceel bevindt zich immers achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Dat het bouwwerk niet achter de woning van [persoon 1] is geplaatst, maar achter de woning van eiseres, is gelet op de definitie van “achtererfgebied” niet relevant nu daarbij geen rekening wordt gehouden met het uitzicht vanuit het perceel van omwonenden. Het ter zitting besproken voorbeeld in het informatieblad “Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken” van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties leidt niet tot een ander oordeel, omdat de in dat blad opgenomen illustratieve voorbeelden niet vergelijkbaar zijn met het onderhavige geval.
11. Omdat het bouwwerk naar het oordeel van de rechtbank in het achtererfgebied is geplaatst en tussen partijen niet in geschil is dat aan de overige vereisten van artikel 2, aanhef en derde lid, en artikel 5 en 8 van bijlage II bij het Bor wordt voldaan, is voor het bouwwerk geen omgevingsvergunning vereist. Dat betekent dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder het handhavingsverzoek terecht heeft afgewezen. Dat het bouwwerk eiseres’ uitzicht zou belemmeren en volgens verweerder ook als mantelzorgwoning mag worden gebruikt, is binnen dit beoordelingskader niet relevant.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.