ECLI:NL:RBDHA:2016:9103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
09/857100-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en bedreiging, betrokkenheid verdachte en medeverdachten

Op 3 augustus 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige woningoverval op 15 juli 2015 in Zoetermeer. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het binnendringen van de woning van meerdere slachtoffers, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen en een stroomstootwapen werd gebruikt. Tijdens de overval werden de slachtoffers vastgebonden en onder druk gezet om informatie over drugs te geven. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder verklaringen van medeverdachten en getuigen. De medeverdachten hebben verklaard dat de verdachte de 'donkere' overvaller was die de woning binnenging. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank enkele vorderingen niet-ontvankelijk verklaarde vanwege uitkeringen door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857100-16
Datum uitspraak: 3 augustus 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht te Dordrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 12 mei 2016 (pro forma) en 20 juli 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Kuijpers en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R. Jethoe, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 juli 2016 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of een telefoon (merk Nokia) en/of een Ipad en/of een laptop (merk Sony) en/of een playstation en/of een luidspreker (merk Bose) en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- binnendringen van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- roepen/zeggen "geld, geld" en/of "geld, ik wil geld" en/of "waar ligt het geld" en/of "waar zijn de drugs" en/of
- tonen van een (vuur)wapen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- beetpakken van de [slachtoffer 1] en/of op de grond duwen en/of vast tapen van de polsen en/of benen van die [slachtoffer 1] en/of
- duwen/drukken van een (vuur)wapen tegen het hofd van die [slachtoffer 1] en/of
(meermalen) slaan van die [slachtoffer 1] met een (vuur)wapen tegen het hoofd en/of
- ( meermalen) schoppen/trappen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- weerloos maken van die [slachtoffer 1] en/of geven van een stroomstoot aan die [slachtoffer 1] met een stroomstootwapen (tegen de achterzijde van het been) en/of
- met een mes snijden in de (wijs)vinger van die [slachtoffer 1] en/of
- vastbinden/tapen van de handen en/of voeten en/of mond die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 15 juli 2015 heeft er een overval plaatsgevonden in de woning gelegen aan de [adres] te Zoetermeer. Daarbij hebben twee daders zich de toegang tot de woning verschaft door vanuit de tuin de deur naar de woonkamer te openen. Op dat moment waren in die woonkamer aanwezig [slachtoffer 2] en haar dochter [slachtoffer 3] (toen 14 jaar oud). Zij werden overrompeld door de twee overvallers: een man met een donkere huidskleur en een man met een licht getinte huidskleur. De licht getinte man bleef vervolgens beneden om [slachtoffer 2] en haar dochter te bewaken en de donkere man, die een pistool bij zich had, rende naar boven, waar [slachtoffer 1] was. [2] Die werd door de donkere man overrompeld. [3]
Tijdens de overval werden bij alle drie de slachtoffers hun ledematen met tape vastgebonden. Bij [slachtoffer 2] en haar dochter werd ook de mond met tape afgeplakt. [4] Ook werd aan de drie slachtoffers een pistool getoond. [5] [slachtoffer 1] is tegen de grond geduwd, heeft het pistool tegen zijn hoofd aangedrukt gekregen, is op zijn hoofd geslagen met het pistool en meermalen tegen het hoofd geschopt. [6] Voorts zijn aan [slachtoffer 1] schokken toegediend met een stroomstootwapen en is met een mes in zijn vinger gesneden. [7]
Bij de overval zijn er drugs [8] meegenomen en diverse goederen, waaronder een Playstation, een telefoon, een iPad, een laptop (merk Sony) en een luidspreker (merk Bose). [9]
De verdachte wordt verweten dat hij betrokken was bij de overval. Hij heeft elke betrokkenheid ontkend, en zich verder op zijn zwijgrecht beroepen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is (zakelijk weergegeven) het volgende aangevoerd.
Primair dienen de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van het bewijs te worden uitgesloten. Deze zijn niet betrouwbaar, en bovendien heeft de verdediging niet de mogelijkheid gehad die verklaringen te toetsen, nu [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich als getuigen bij de rechter-commissaris op hun verschoningsrecht hebben beroepen. Bij het ontbreken van deze verklaringen resteert onvoldoende wettig en overtuigend bewijs: het door de aangevers gegeven signalement van de onbekende overvaller is te summier en te weinig specifiek om aan de verdachte te kunnen relateren. Voorts kan de herkenning waarover door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is verklaard, nadat zij reeds als publiek aanwezig waren bij een pro-forma zitting, niet als betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs worden geacht. Andere bewijsmiddelen die wijzen op betrokkenheid van verdachte ontbreken volgens de raadsman.
Subsidiair geldt dat ook indien de verklaringen van de medeverdachten en de verklaringen van aangevers zouden worden gebruikt, op zijn minst kan worden betwijfeld dat de verdachte één van de overvallers is, nu objectief bewijs daarvoor ontbreekt.
Meer subsidiair kan niet worden bewezen dat de verdachte goederen heeft weggenomen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Inhoud verklaringen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] heeft bekend dat hij één van de overvallers is geweest, te weten de overvaller die in het begin beneden bleef. Volgens hem wilden de overvallers drugs buitmaken die in de woning aanwezig zouden zijn. Nadat [medeverdachte 1] en zijn mededader “ [verdachte] ” aan [slachtoffer 1] hadden gevraagd waar de drugs waren, hebben zij de vervolgens door [slachtoffer 1] aangewezen drugs meegenomen, evenals andere goederen. Naast [verdachte] was ook medeverdachte [medeverdachte 2] bij de overval betrokken. Tijdens de overval was [medeverdachte 2] aan het wachten in een gereedstaande auto op een parkeerplek vlakbij de woning. Volgens [medeverdachte 1] had [medeverdachte 2] aan [verdachte] de tip gegeven dat er drugs in de woning waren en had [medeverdachte 2] hen de woning aangewezen. [medeverdachte 2] wist dit omdat hij drugs kocht van de mannelijke bewoner van de woning. [10]
Ten aanzien van “ [verdachte] ” heeft [medeverdachte 1] voorts verklaard zij met de auto van [verdachte] naar Zoetermeer waren gereden. Dat was een grijze Ford Focus. [11] Bij de confrontatie met de foto van [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat dit de persoon is waarover hij verklaarde en die hij [verdachte] noemde.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op de dag van de overval samen met [medeverdachte 1] en “ [verdachte] ” was. Hij is samen met [verdachte] vanuit Limburg naar [medeverdachte 1] in Rotterdam gegaan. Vervolgens zijn zij met zijn drieën in de grijze Ford Focus van [verdachte] naar
Zoetermeer gereden. [medeverdachte 2] wist dat ‘die mensen’ vanuit die woning drugs verkochten; hij was zelf ook een keer met [medeverdachte 1] naar de woning gegaan om wat te halen. [medeverdachte 1] had later een keer aan [medeverdachte 2] gezegd dat zij hen misschien een keer konden pakken.
Eenmaal aangekomen bij de woning in Zoetermeer, zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] uitgestapt “en hun ding gaan doen” (de rechtbank begrijpt: het overvallen van de woning). De bedoeling was dat ze drugs zouden halen en terug zouden komen. Tijdens de overval bleef [medeverdachte 2] in de auto zitten en heeft hij [medeverdachte 1] gebeld om weer weg te gaan. Na de overval zijn [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] met de auto naar de woning van laatstgenoemde gereden, en zijn de drugs verdeeld, waarna zij uit elkaar zijn gegaan. Uit de woning is 500 gram cocaïne, 100 gram skunk en 100 gram hasj weggenomen, die onder de overvallers zijn verdeeld. [medeverdachte 2] heeft aan zijn eigen verkoop van de drugs € 2.000,00 overgehouden. Over de voorbereiding van de woningoverval heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [verdachte] begon te praten over het gemak waarmee een woningoverval kon worden gepleegd bij [slachtoffer 1] , dat [medeverdachte 1] dat hoorde en ook mee wilde doen. Voorts had [medeverdachte 2] met [verdachte] een pistool – hetzelfde dat later in zijn huis werd aangetroffen – geregeld voor de overval. Dit pistool en ook het eveneens later in zijn huis aangetroffen stroomstootwapen zijn gebruikt bij de overval. [12]
Verklaringen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrouwbaar?
Als meest verstrekkend verweer heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet mogen worden gebezigd voor het bewijs, nu deze verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn.
Zo zou [medeverdachte 1] door de verhorende verbalisanten zijn aangepraat dat hij beter uit deze zaak zou komen indien hij een naam van een andere overvaller zou noemen, en zou verklaren dat die persoon het meeste geweld had gebruikt. Deze constatering deelt de rechtbank echter niet. Uit het dossier is een dergelijke gang van zaken niet af te leiden. Het verweer mist dus feitelijke grondslag en wordt verworpen.
Ten aanzien van de verklaring van [medeverdachte 2] is aangevoerd dat deze wisselend zou hebben verklaard en pas met (de door de politie aan de verdachte toegeschreven naam) “ [verdachte] ” is gekomen nadat aan hem kenbaar was gemaakt dat [medeverdachte 1] over deze naam had verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit de verklaring van [medeverdachte 2] echter niet zonder meer onbetrouwbaar, en bovendien is niet duidelijk welk belang [medeverdachte 2] – die zichzelf al had belast – zou hebben willen nastreven met het ten onrechte noemen van de naam “ [verdachte] ”. Het noemen van deze naam ontlast hem in geen enkel opzicht. En boven die trekken hij en verdachte, en hun beider vriendinnen, nauw met elkaar op. [13] Het verweer wordt verworpen.
Over de verklaring van [medeverdachte 2] is ten slotte aangevoerd dat deze niet waar kan zijn omdat uit het onderzoek naar het telefoonverkeer rond de overval een nummer (eindigend op - [telefoonnummer] ) naar voren is gekomen, dat niet werd gebruikt door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] , en waarvan de gebruiker niet bekend is geworden. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze vaststelling echter niet tot de conclusie leiden dat uitgesloten kan geworden dat “ [verdachte] ” c.q. de verdachte dit nummer tijdens de overval heeft gebruikt. Ook dit verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voldoende betrouwbaar, zodat deze in beginsel voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Vidgen
De verdediging heeft bepleit dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van het bewijs moeten worden uitgesloten, nu deze getuigen zich bij de rechter-commissaris op hun verschoningsrecht hebben beroepen, zodat de verdediging hun verklaringen niet heeft kunnen toetsen. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In het licht van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is het voor het bewijs gebruiken van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een geval als de onderhavige eerst dan niet in strijd met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, EVRM , indien (voor zover hier relevant:) de betrokkenheid van de verdachte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van diens verklaring die door de verdachte zijn betwist. De rechtbank verwijst in dit verband naar onder meer de uitspraak van het EHRM van
10 juli 2012 (Vidgen tegen Nederland, ECLI:NL:XX:2012:BX3071LJN BX3071) en de uitspraak van de Hoge Raad van 29 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX5539).
In dit verband constateert de rechtbank dat de verdachte niet betwist dat de overval heeft plaatsgevonden zoals [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die hebben beschreven: hij ontkent uitsluitend dat hij de derde overvaller is geweest. De rechtbank stelt dan ook vast dat de verdachte de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitsluitend betwist voor zover zij daarmee de verdachte als deze derde overvaller (“ [verdachte] ” genoemd) hebben aangewezen.
Steunbewijs?
De vraag die gelet op het voorgaande beantwoord moet worden, is of er voldoende steunbewijs is dat de verdachte de “donkere” overvaller is geweest. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende:
1) De verdachte is de door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bedoelde “ [verdachte] ”.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat zij verdachte kennen als “ [verdachte] ” en in een vorige politieonderzoek heeft de verdachte politieonderzoek zonder enig voorbehoud verklaard dat hij onder meer “ [verdachte] ” werd genoemd door derden [14] , zijnde een naam die vrijwel gelijkluidend is aan de naam “ [verdachte] ” (zoals dat door de politie fonetisch is geïnterpreteerd). Toen de verdachte evenwel hiermee door de politie in dit onderzoek werd geconfronteerd heeft hij dit stellig ontkend. De rechtbank beschouwt deze ontkenning als kennelijk leugenachtig. De bedoelding van deze leugen kan geen ander zijn dan het verhullen van zijn betrokkenheid bij onderhavige overval.
2) Verdachte past in het signalement van de “donkere” overvaller.
Alle drie de slachtoffers hebben verklaard over twee Antilliaanse dan wel Antilliaanse of Surinaamse mannelijk daders, waarvan de één een lichtere huidskleur had dan de ander. [15] Over de donkerdere man is door [slachtoffer 3] verklaard dat deze meer dan één gouden tand zou hebben in de bovenzijde van zijn gebit [16] en [slachtoffer 2] heeft ook verklaard dat één van de daders een gouden tand had. [17] De lichtste man zou volgens [slachtoffer 2] . en [slachtoffer 3] in het begin beneden zijn gebleven en de donkerste man zou volgens hen direct naar boven zijn gegaan. [18] [slachtoffer 1] heeft ook in die volgorde verklaard over de daders. [19] Bij een vergelijking van de foto’s van [medeverdachte 1] [20] en [medeverdachte 3] [21] - die beiden van Antilliaanse afkomst [22] zijn – is te zien dat [medeverdachte 3] een veel donkerder huidskleur heeft dan [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft [medeverdachte 3] volgens zijn eigen verklaring drie gouden tanden in de bovenzijde van zijn gebit. [23]
De rechtbank laat hierbij buiten beschouwing dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris hebben verklaard dat zij de verdachte tijdens de daaraan voorafgaande pro forma zitting in de zittingzaal hadden herkend als de “donkere” overvaller. Herkenningen van verdachten in de zittingzaal zijn te onbetrouwbaar om daaraan bewijswaarde toe te kennen.
3) De auto van de verdachte is gebruikt bij de overval.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij samen met “ [verdachte] ” in de grijze Ford Focus van [verdachte] naar Zoetermeer zijn gereden. Dit wordt bevestigd door de ASR-gegevens. In het tijdvak waarin de overval plaatsvond, te weten tussen 14:25:37 [24] uur en 15:56 uur [25] , is de grijze Ford Focus met het kenteken [kenteken] namelijk gesignaleerd [26] in de omgeving van de plaats van de overval. [27] Uit RDW-gegevens volgt dat deze grijze Ford Focus op de dag van de overval op naam van de verdachte stond. [28]
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Gelet op die verklaringen en het daarmee samenhangende steunbewijs is de rechtbank van oordeel dat de verdachte “ [verdachte] ” is, de donkere overvaller die samen met [medeverdachte 1] de woning is binnen gegaan. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte als medepleger bij de overval betrokken is geweest. De (overige) bewijsverweren van de verdediging stuiten hierop af.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 15 juli 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en een telefoon (merk Nokia) en een iPad en een laptop (merk Sony) en een playstation en een luidspreker (merk Bose) en een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- binnendringen van de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- roepen/zeggen "waar zijn de drugs" en
- tonen van een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- beetpakken van de [slachtoffer 1] en op de grond duwen en vast tapen van de polsen en benen van die [slachtoffer 1] en
- drukken van een vuurwapen tegen het
hoofdvan die [slachtoffer 1] en
slaan van die [slachtoffer 1] met een vuurwapen tegen het hoofd en
- meermalen schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- weerloos maken van die [slachtoffer 1] en geven van een stroomstoot aan die [slachtoffer 1] met een stroomstootwapen (tegen de achterzijde van het been) en
- met een mes snijden in de vinger van die [slachtoffer 1] en
- vastbinden van de handen en voeten en mond die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een deels voorwaardelijk straf op te leggen. Een voorwaardelijk strafdeel zou het recidiverisico beperken en de kans vergroten dat de verdachte zijn relatie en zijn eventuele woonruimte kan behouden. Voorts is aangevoerd dat er bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name dat de verdachte na vrijlating zijn leven van de grond af aan moet opbouwen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een buitengewoon gewelddadige woningoverval. Bij die woningoveral waren niet alleen een man en een vrouw slachtoffer, maar ook een kind van 14 jaar oud. Alle slachtoffers zijn vastgebonden en in bedwang gehouden. De man heeft onder meer een pistool tegen het hoofd gedrukt gekregen, is daar vervolgens mee geslagen, heeft een stroomstoot gekregen met een stroomstootwapen, is met een mes in de vinger gesneden en heeft schoppen/trappen tegen het hoofd gekregen. Dit alles klaarblijkelijk om van hem de vindplaats van de door de overvallers gezochte drugs te vernemen. Hiervan zijn de vrouw en het kind getuigen geweest. Naast de drugs zijn er ook diverse goederen gestolen.
Het was de verdachte die samen met een ander de woning is binnengegaan om de overval te plegen, terwijl een derde in een auto buiten bleef wachten. Uit het dossier volgt genoegzaam dat het meest ernstige geweld door de verdachte is toegepast en dat hij in de woning de leidende rol heeft gehad. Hij was het die het geweld met het vuurwapen heeft uitgeoefend op de man, die het vuurwapen tegen diens hoofd heeft gehouden, die het stroomstootwapen heeft gebruikt en de man in de vinger heeft gesneden.
De verdachte is – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister
van 26 februari 2016 – de afgelopen vijf jaren niet veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat – met name door de ernst van de woningoverval – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Omdat de duur van op te leggen gevangenisstraf de twee jaren overstijgt kan de rechtbank op grond van artikel 14a Sr, eerste lid, geen voorwaardelijk strafdeel opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts onvoldoende door de verdediging onderbouwd en onvoldoende gebleken dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte prevaleren boven de strafvorderlijke belangen van voortzetting van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis dan ook afwijzen.
7. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 375,00 (aan materiële schade) en € 3.000,00 (aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.1
De conclusie en de vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.375,00, ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niet-ontvankelijkverklaring van de vordering bepleit, primair omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op zou leveren, nu dit een nader onderzoek zou vergen in verband met de eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij; deze had immers met drugs te maken. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard nu het Schadefonds reeds een hoger bedrag dan het gevorderde bedrag heeft uitgekeerd. De benadeelde partij heeft dan ook geen belang meer bij de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Schade
Uit het schadeformulier volgt dat door het Schadefonds Geweldsmisdrijven reeds een uitkering ter zake letselgerelateerde schade aan de benadeelde partij heeft plaatsgevonden van € 5.000,00.
Artikel 6 lid 4 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven bepaalt dat de Staat voor het uitgekeerde bedrag in de rechten van het slachtoffer treedt die deze ten aanzien van door hem geleden schade tegenover derden heeft. Dit brengt mee dat de rechten die een slachtoffer heeft ten opzichte van een derde (zoals de verdachte) overgaan op de Staat wanneer en voor zover het Schadefonds een uitkering doet ten aanzien van door deze derde veroorzaakte schade. De gevorderde schade is in haar geheel letselgerelateerd. Daarmee heeft de benadeelde geen vordering meer en kan deze dus in een procedure als onderhavige niet worden ontvangen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
8. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 736,45 (aan materiële schade) en € 2.000,00 (aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1
De conclusie en de vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.736,45, ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
Zie overweging 7.2 voor het (hier gelijkluidende) standpunt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde schade geldt hetzelfde als hiervoor onder 7.3 overwogen, met dien verstande dat de gevorderde materiële schade – deze is immers niet letselgerelateerd – niet door het Schadefonds Geweldsmisdrijven is vergoed. Daarin kan de benadeelde partij dus wel worden ontvangen.
Materiële schade
De vordering is ten aanzien van de gevorderde materiële schade door de verdediging niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
“Eigen schuld”
Dit verweer stuit reeds af op de omstandigheid dat niet aannemelijk is geworden dat deze benadeelde partij heeft geweten dat in haar huis drugs werden bewaard.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 736,45.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2015 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 736,45, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] .
9. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 3] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.000,00 (aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.1
De conclusie en de vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€2.000,00, ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
Zie overweging 7.2 voor het (hier gelijkluidende) standpunt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde schade geldt hetzelfde als hiervoor onder 7.3. overwogen. Dit betekent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis af;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin zijn vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten door de veroordeelde ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] , een bedrag van
€ 736,45(aan materiële schade), vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rente daarover vanaf 15 april 2015tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 736,45, vermeerderd met de
wettelijke rente daarover vanaf 15 april 2015tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk isin de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Elkerbout, voorzitter,
mr. A.P. Ploeger, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 augustus 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2015212007, van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche, District D, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 764).
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 68 en 69.1
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 69.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 68; Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p, 103.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 30.
7.Proces-verbaal van aangifte door. [slachtoffer 1] , p. 30 en 31; Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 69 en 70.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 173.
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , p. 88 en 89.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 173 t/m 175, 184 en 185.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 175 en 186
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 388 t/m 392, 396 t/m 398.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2016.
14.Proces-verbaal 1e verhoor verdachte [medeverdachte 3] , PL2430-201209307-69, p. 2 van 6.
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29; Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 69 en 70; Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. 103.
16.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. 103.
17.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 101
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 69.
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29.
20.ID-staat SKDB, p. 147.
21.ID-staat SKDB, p. 509.
22.ID-staat SKDB, p. 14l ; ID-staat SKDB, p. 509.
23.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 juli 2016.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
25.Proces-verbaal van bevindingen 112 gesprek, p. 108.
26.Uit ARS-gegevens volgt dat die auto om 14:01:25, 14.05:38 uur respectievelijk om 15.12:06 uur ARS-palen passeerde gaande in de richting respectievelijk komende uit de richting van de plaats delict
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 482 en 483.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 486.