Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 december 2014 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de op 22 april 2016 gehouden comparitie van partijen;
- de opmerkingen van partijen over het buiten hun aanwezigheid opgemaakte proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
de heer [gedaagde sub 2] wilde zijn personeel ontzien en behoeden voor ontslag. (…) De heer [gedaagde sub 2] hoopte op betere tijden. Deze betere tijden kwamen echter niet.”
Er was te weinig werk, te veel kosten en geen liquiditeit.”
te weinig werk, te veel kosten en geen liquiditeit” gecreëerd. De curator heeft het gelijk aan zijn zijde met zijn stelling dat Wensholt cs geen enkele poging hebben ondernomen om op andere wijze dan door middel van de faillissementen te trachten de noodzakelijke reorganisatie van de groep door te voeren. Wensholt cs hebben ten onrechte de aan hen gegeven adviezen om ontslagvergunningen aan te vragen in de wind geslagen en hebben het laten aankomen op de faillissementen, waarna de groep in afgeslankte vorm is blijven voortbestaan.
dezeacht werknemers zou hebben geleid. Bovendien worden de met de ontslagen gepaard gaande kosten verlegd naar het UWV en ontstaat verdere schade omdat de boedelkosten van de curator bij een voorzienbaar gebrek aan baten niet kunnen worden voldaan. Daarmee is de bevoegdheid om de eigen faillissementen aan te vragen gebruikt voor een ander doel dan zij is verleend, te weten om daar waar de groep eind 2012 al werknemers had kunnen en moeten ontslaan, te bewerkstelligen dat de werknemers van de faillieten werden ontslagen zonder dat hen de normale arbeidsrechtelijke bescherming werd geboden en met verlegging van de kosten van ontslag naar het UWV.