3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 t/m 3
Voor zover de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van de feiten, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte de hierna vermelde bewezen verklaarde feiten heeft begaan, op de hierna vermelde bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 315 en 316, met bijlagen (p. 317 t/m 324);
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 325 t/m 330;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 604 t/m 606;
- het proces-verbaal bevindingen nav verkregen medische informatie bezoek spoedeisende hulp aangever, p. 165, met bijlagen (p. 166 t/m 172);
- het proces-verbaal uitkijken camerabeelden Cameratoezicht R’dam, p. 925 t/m 935;
- het proces-verbaal samenvatting camerabeelden incident, p. 1046 t/m 1071;
- een geschrift, te weten een rapport ‘Forensisch geneeskundig onderzoek van videobeelden betreffende een geweldsincident d.d. 08-11-2015’ van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 17 juni 2016, opgesteld door W. Duijst (8 pagina’s);
- de bijlage bij het proces-verbaal van verhoor [verdachte] p 835;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2016.
Kwalificatie van het handelen van de verdachte
De rechtbank kwalificeert het handelen van de verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1] als een poging tot doodslag.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte, zijn broer en twee anderen het slachtoffer, terwijl hij op de grond lag, veelvuldig en keihard hebben geschopt niet alleen tegen het lichaam maar ook tegen het hoofd. Zelfs toen het slachtoffer niet meer bewoog, is de verdachte samen met zijn broer door gegaan. Zij hebben hem toen nog een groot aantal keiharde vuistslagen op het hoofd gegeven. De kans dat het slachtoffer als gevolg van dit alles was komen te overlijden moet als aanmerkelijk worden aangemerkt. Het hoofd is immers een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen met geschoeide voet schoppen en het met vuisten slaan tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Dit blijkt ook evident uit het rapport van de forensisch arts van het NFI. Deze aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer hebben de verdachte en zijn medeverdachten ook bewust aanvaard. Niet voor niets heeft de broer van de verdachte immers verklaard dat hij de verdachte heeft weggetrokken want “
je mag iemands leven niet afnemen”.
Gelet op dit alles stelt de rechtbank vast dat de verdachte en diens medeverdachten bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat zij door hun handelen het slachtoffer dodelijk zouden verwonden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer en daarmee medeplegen van poging doodslag.
- het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 315 en 316, met bijlagen (p. 317 t/m 324);
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 325 t/m 330;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 604 t/m 606;
- het proces-verbaal bevindingen nav verkregen medische informatie bezoek spoedeisende hulp aangever, p. 165, met bijlagen (p. 166 t/m 172);
- het proces-verbaal uitkijken camerabeelden Cameratoezicht R’dam, p. 925 t/m 935;
- het proces-verbaal samenvatting camerabeelden incident, p. 1046 t/m 1071;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2016.
Strafverzwarende omstandigheid
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid dat het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Op zichzelf staat vast dat de aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Of dit letsel het gevolg is geweest van het specifiek door de verdachte en niet van het door de anderen gepleegde geweld, kan de rechtbank op basis van dit dossier echter niet vaststellen, zodat vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 3, 1e cumulatief/alternatief:
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 347 t/m 352;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2016.
Vrijspraak feit 3, 2e cumulatief/alternatief
Onder feit 3, 2e cumulatief/alternatief wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel zware mishandeling door stenen naar [slachtoffer 2] te gooien en woordelijke bedreigingen naar haar te uiten.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] verklaart dat de verdachte de hem hier verweten woorden “moet ik je opzoeken, moet ik naar je toekomen, ik kom je opzoeken” naar het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft geroepen. Dit onderdeel levert derhalve geen bedreiging op tegen [slachtoffer 2] . De rechtbank is verder van oordeel dat de verdachte - ondanks zijn ontkenning - de hem verweten woorden “m'n leven is nu kapot, en jullie maken het nog meer kapot” en de beledigende woorden “vieze blanke” en “ik neuk je kankerhard” wel degelijk naar [slachtoffer 2] heeft geroepen. Dit soort uitlatingen levert naar het oordeel van de rechtbank echter geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel zware mishandeling op.
Vast staat dat de verdachte meerdere stenen naar [slachtoffer 2] heeft gegooid. Deze actie van de verdachte is hiervoor (feit 3) reeds gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] . Dit betekent dat de verdachte [slachtoffer 2] niet ‘slechts’ heeft bedreigd met zware mishandeling, maar daartoe daadwerkelijk een poging heeft gedaan. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank dit gooien met de stenen niet ook te kwalificeren als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel zware mishandeling.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de bedreiging van [slachtoffer 2] .