ECLI:NL:RBDHA:2016:8956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
C/09/503181 / FA RK 16-145 en C/09/509536 / FA RK 16-3006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale verhuizing, verdeling zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2016 uitspraak gedaan over de verzoeken van partijen met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige kind, alsook over de kinderalimentatie. De man en de vrouw zijn voormalige echtgenoten en hebben samen een minderjarig kind. De vrouw heeft verzocht om vervangende toestemming om met het kind naar Spanje te verhuizen en om het kind in te schrijven op de European school in Spanje. De man heeft verweer gevoerd tegen deze verzoeken, stellende dat de verhuizing niet in het belang van het kind is en dat het contact tussen hem en het kind hierdoor zou verminderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in Nederland woont en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de verzoeken. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot verhuizing en inschrijving op de school afgewezen, omdat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en omdat het inbreuk zou maken op het contact tussen de man en het kind. Daarnaast heeft de rechtbank de kinderalimentatie van de man aan de vrouw vastgesteld op € 100,-- per maand, met ingang van 8 januari 2016, en heeft bepaald dat de vrouw geen terugbetaling hoeft te doen van eerder ontvangen alimentatie. De rechtbank heeft ook voorwaarden gesteld aan de zorgregeling en de communicatie tussen de ouders.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 16-145 en FA RK 16-3006
Zaaknummers: C/09/503181 en C/09/509536
Datum beschikking: 4 juli 2016 (bij vervroeging)

Gezagsuitoefening, verdeling zorg- en opvoedingstaken en alimentatie

Beschikking op het op 8 januari 2016 ingekomen verzoek (C/09/503181) van:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.J. van Steensel te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.M.H. Alkemade te Den Haag.
En het op 19 april 2016 ingekomen verzoek (C/09/509536) van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.M.H. Alkemade te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.J. van Steensel te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
Zaak C/09/503181, FA RK 16-145
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • het F9-formulier d.d. 4 februari 2016, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het F9-formulier d.d. 5 februari 2016, met bijlage, van de zijde van de man;
  • het F9-formulier d.d. 13 april 2016, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier d.d. 4 juni 2016, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het F9-formulier d.d. 6 juni 2016, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het F9-formulier d.d. 7 juni 2016, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Zaak C/09/509536, FA RK 16-3006
  • het verzoekschrift;
  • het faxbericht d.d. 25 april 2016 van de zijde van de vrouw;
  • het faxbericht d.d. 25 april 2016 van de zijde van de man;
  • het F9-formulier d.d. 3 juni 2016, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 14 juni 2016 zijn de zaken ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de man bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw bijgestaan door haar advocaat en een tolk, mevrouw [naam] .
Van de zijde van zowel de man als de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier d.d. 16 juni 2016, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het faxbericht d.d. 17 juni 2016 van de zijde van de man.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk] tot [datum echtscheiding] .
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Spanje.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
- Blijkens het uittreksel uit het systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen hebben de man en de minderjarige de Nederlandse nationaliteit en heeft de vrouw de Spaanse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 14 april 2010 is:
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- het door partijen opgestelde convenant en ouderschapsplan in de beschikking opgenomen;
- bepaald dat de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige] , aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 370,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 15 juli 2013 is – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank d.d. 14 april 2010 – :
- het verzoek van de vrouw tot beëindiging van het gezamenlijk gezag afgewezen;
- bepaald dat de minderjarige bij de man zal zijn:
 vanaf heden tot 1 oktober 2013 op woensdag na school tot 18.00 uur en eenmaal in de veertien dagen op zaterdag van 9.00 uur tot 18.00 uur;
 van 1 oktober 2013 tot 1 december 2013 op woensdag na school tot 18.00 uur en eenmaal in de veertien dagen van zaterdag 9.00 uur tot zondag 18.00 uur;
 vanaf 1 januari 2014 op woensdag na school tot 18.00 uur, eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
een en ander onder de voorwaarden:
 dat de man maandelijks de lithiumspiegel in zijn bloed laat controleren en de resultaten van het laatste onderzoek binnen een week na de ontvangst daarvan aan de vrouw communiceert;
 dat de man eens per drie maanden een gesprek voert met zijn behandelend psychiater of sociaal psychiatrisch verpleegkundige en dat hij het na het bezoek door deze behandelaar opgestelde verslag over de psychische gesteldheid van de man en de verwachte veiligheid van de minderjarige bij hem binnen een week na ontvangst daarvan aan de vrouw doet toekomen.
- Als gevolg van de wijziging van rechtswege ingevolge artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bedraagt de door de man te betalen kinderalimentatie thans € 396,26 per maand.

Verzoek en verweer

De man verzoekt in de zaak C/09/503181– voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – in zoverre met wijziging van de beschikkingen d.d. 14 april 2010 en 15 juli 2013 te bepalen dat:
de man met ingang van 1 januari 2015 aan de vrouw zal betalen als bijdrage in de
kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige een bedrag van € 100,-- per maand, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag per maand, waarbij de door de vrouw ontvangen alimentatie niet aan de man behoeft te worden terugbetaald;
te bepalen dat de man de kosten die hij ten behoeve van de minderjarige betaalt,
mag verrekenen met de kinderalimentatie;
te bepalen dat de minderjarige voortaan bij de man zal zijn iedere woensdag
aansluitend aan school tot en met de volgende dag aansluitend aan school, alsmede een weekend per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot maandagochtend aansluitend aan school;
te bepalen dat de bij beschikking d.d. 15 juli 2013 aan de contactregeling gestelde
voorwaarden vervallen.
De vrouw voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vrouw zelfstandig verzocht – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – :
de vrouw vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige onder
behandeling te stellen van een (kinder)psycholoog, te weten [naam] , praktijk houdende aan de [adres] , althans enige andere (kinder)psycholoog;
te bepalen dat de ene ouder aan de andere ouder, wanneer de eerste ouder met de
minderjarige reist, zal verschaffen:
a. kopie van reisbescheiden;
b. informatie over de reis en de bestemming;
c. informatie over hoe en waar men op het vakantieadres bereikbaar is;
te bepalen dat iedere ouder aan de andere ouder zo spoedig mogelijk mededeling
zal doen over alles met betrekking tot de medische situatie van de minderjarige en alles wat met zijn schoolbezoek samenhangt;
te bepalen dat geen van de ouders kan stoppen of verhinderen:
a. het vrij contact met de ouder bij wie de minderjarige op dat moment niet verblijft, met name via de (mobiele) telefoon, waartoe de door de vrouw aan de minderjarige ter beschikking gestelde mobiele telefoon zal zijn opgeladen en voldoende saldo moet hebben;
b. het contact van de ene ouder met de minderjarige als hij bij de andere ouder is, per (mobiele) telefoon, sms, whatsapp, dit alles binnen redelijke grenzen;
c. dadelijk contact tussen de minderjarige en de andere ouder in geval van calamiteiten of zaken die geen uitstel gedogen.
De man voert verweer tegen het zelfstandig verzoek van de vrouw, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De vrouw heeft voorts in het kader van artikel 1:253a BW in de zaak C/09/509536 verzocht – uitvoerbaar bij voorraad – :
de vrouw vervangende toestemming te verlenen om in de zomervakantie van 2016,
doch niet eerder dan per 1 augustus 2016 met de minderjarige te verhuizen naar [plaats] , Spanje, althans een plaats in de directe omgeving van [plaats] ;
de vrouw vervangende toestemming te verlenen betreffende het inschrijven van de
minderjarige op de European school in [plaats] , Spanje.
De man voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Verdeling zorg- en opvoedingstaken en de verzoeken betreffende de gezagsuitoefening
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de overige met betrekking tot de gezagsuitoefening voorliggende verzoeken.
Alimentatie
Nu de minderjarige in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
Op het verzoek tot wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Vervangende toestemming verhuizing en inschrijving European school in [plaats]
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank kan op verzoek van de ouders of één van hen onder meer een beslissing nemen ten aanzien van een verhuizing van een van de ouders met het kind.
De vrouw wenst met de minderjarige naar [plaats] , Spanje, te verhuizen, omdat zij het aanbod heeft gekregen om per 1 september 2016 bij het [naam bedrijf] in dienst te treden. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd. De vrouw is omwille van de man in 2005 naar Nederland verhuisd en is na het verbreken van de samenleving in 2009 alleen in Nederland blijven wonen vanwege het vaderschap van de man. De communicatie tussen partijen is echter moeilijk en zal dat vermoedelijk ook blijven. Daarbij maakt het niet uit of zij beiden in
[woonplaats] wonen of verder van elkaar. De vrouw leeft nu in een land waar zij niet gelukkig is en zij wil het liefst naar Spanje terugkeren en haar leven daar oppakken.
Hoewel de vrouw na ontvangst van het aanbod van [naam bedrijf] van haar huidige werkgever ( [naam bedrijf] in [plaats] ) te horen kreeg dat haar op 15 september 2016 aflopende contract alsnog kan worden verlengd, heeft de vrouw een sterke voorkeur voor het contract bij [naam bedrijf] in [plaats] . De werkomstandigheden bij haar huidige werkgever zijn slecht als gevolg van de opstelling van haar huidige directe chef, de vrouw heeft in haar huidige functie geen doorgroeimogelijkheden en haar verdere toekomst bij [naam bedrijf] is onzeker omdat op [naam bedrijf] de verplichting rust om tot 2020 het personeel met 10% te verminderen. De functie in [plaats] biedt de vrouw betere carrièremogelijkheden en verschaft haar – nu zij in haar eigen levensonderhoud en grotendeels in dat van de minderjarige moet voorzien – (economische) zekerheid. De vrouw heeft met [naam bedrijf] onderhandeld dat haar dienstverband per 1 september 2016 zal ingaan, zodat zij de tijd heeft om de verhuizing voor te bereiden. Het vinden van een goede woonruimte is ook geen enkel probleem; de vrouw heeft al een appartement in [plaats] op het oog. Omdat de vrouw bij [naam bedrijf] zal gaan werken, wordt de minderjarige bovendien automatisch toegelaten tot de European school of [plaats] en zal haar werkgever deze kosten op zich nemen. Nu de minderjarige in [plaats] ook de Europese school bezoekt, zal hij les krijgen in hetzelfde onderwijssysteem. De vrouw gaat ervan uit dat de overgang voor de minderjarige geen problemen zal opleveren, omdat hij buiten school Spaans – zijn eerste taal – zal spreken.
De huidige zorgregeling kan bij een verhuizing niet gecontinueerd worden, maar de vrouw is bereid om de man – met name in de schoolvakanties – (ruimschoots) compensatie aan te bieden. Het contact tussen de man en de minderjarige zal qua frequentie minder zijn, maar qua intensiteit behoeft dat niet zo te zijn, omdat de periodes die zij elkaar zullen zien langer zullen zijn. De man en de minderjarige kunnen zich dan volledig op elkaar richten, zodat dit ‘quality time’ oplevert. De vrouw is bereid om de vliegkosten van de minderjarige van en naar Amsterdam voor haar rekening te nemen. Op het ogenblik komt verder het overgrote deel van de zorgtaken – kleding, medische verzorging, activiteiten e.d. – op de vrouw neer, zodat een verhuizing naar [plaats] hierin geen wijziging zal brengen.
De vrouw stelt voorts dat de minderjarige niet geworteld is in Nederland, maar in een internationale omgeving. De minderjarige kan moeiteloos in drie talen – Spaans, Engels en Nederlands – communiceren en hij is er op de Europese school aan gewend dat kinderen in de klas komen en gaan. Voorts heeft de minderjarige slechts beperkt contact met de familie van zijn vader. De minderjarige heeft bovendien een positief beeld van [plaats] , nu hij daar tweemaal met de man is geweest. De minderjarige heeft bij meerdere gelegenheden zijn wens te kennen gegeven om naar Spanje te verhuizen. Een verhuizing naar Spanje zal naar verwachting probleemloos verlopen en is ook in het belang van de minderjarige, aldus de vrouw.
De man verzet zich tegen het verzoek van de vrouw. De man stelt dat de verhuizing niet goed is doordacht en voorbereid, althans van enige voorbereiding blijkt niet. Bovendien ontbreekt de (economische) noodzaak voor de verhuizing. De vrouw heeft een baan in Nederland en haar huidige werkgever heeft – zoals de vrouw ook zelf stelt – aangeboden dat zij daar kan blijven werken. De vrouw heeft niet aangetoond dat zij bij haar huidige werkgever geen carrière kan maken. Hiernaast is de minderjarige in Nederland geworteld; hij heeft hier zijn vriendjes en een deel van zijn familie. De vrouw heeft bovendien geen familie of andere sociale contacten in [plaats] . In [plaats] is er dus geen netwerk waar de vrouw op kan terugvallen, terwijl in [plaats] dit netwerk wel aanwezig is.
Bovendien is een verhuizing naar Spanje niet in het belang van de minderjarige alsmede niet in het belang van de man. De man heeft veel moeite moeten doen om de contactregeling op het huidige niveau te krijgen, wat zijn vruchten heeft afgeworpen. De man en de minderjarige hebben een goede band en zij ondernemen veel activiteiten samen. De man is van mening dat een actieve rol van de man in het leven van de minderjarige in het belang van de minderjarige is. De door de vrouw geboden alternatieven wegen niet op tegen het frequente contact dat de man momenteel met de minderjarige heeft. Gezien de huidige slechte communicatie tussen partijen heeft de man er geen vertrouwen in dat de vrouw uitvoering zal blijven geven aan een contactregeling tussen de man en de minderjarige. De man heeft zijn zorgen geuit dat, bij een verhuizing naar [plaats] , zijn rol als vader zal minimaliseren en dat het contact met de minderjarige snel zal verwateren. De door de vrouw aangevoerde reden dat zij liever in Spanje woont en werkt is onvoldoende basis voor een dergelijk verzoek dat ingrijpende gevolgen voor de minderjarige en de man heeft, aldus de man.
De rechtbank dient, gelet op artikel 1:253a BW, een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie (HR 25 april 2008, LJN:BC5901) volgt dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dient de rechtbank alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
In het geschil dienen de volgende omstandigheden en belangen te worden meegewogen:
  • het recht en belang van de vrouw om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
  • de noodzaak voor de vrouw om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de vrouw geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de man te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de man en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de man voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin hij is geworteld in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De rechtbank stelt voorop dat de vrouw in beginsel het recht heeft om in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten. Het recht van de vrouw wordt echter begrensd door de belangen van de minderjarige en het belang van de man om zorg te dragen voor de minderjarige op gelijke wijze als momenteel het geval is. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting en de belangen tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor haar verhuizing met de minderjarige naar [plaats] dient te worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Nu de vrouw thans een goedbetaalde baan heeft bij [naam bedrijf] in [plaats] – waar zij sinds 16 september 2009 werkzaam is – en is gebleken dat haar contract aldaar verlengd kan worden dan wel al is verlengd, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank de (economische) noodzaak voor de verhuizing. Onvoldoende is gebleken dat de werkomstandigheden bij haar huidige werkgever slecht zijn, haar carrièremogelijkheden (te) beperkt en/of dat de toekomst van de vrouw binnen [naam bedrijf] in [plaats] onzeker is, waardoor zij genoodzaakt zou zijn om van baan te wisselen. Dat de vrouw zelf een sterke voorkeur heeft voor het haar aangeboden contract bij [naam bedrijf] in Spanje, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Hiernaast is de rechtbank van oordeel dat een verhuizing naar [plaats] een te grote inbreuk oplevert op het recht van de man en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving. Momenteel is de minderjarige iedere woensdag en eenmaal in de veertien dagen een weekend alsmede de helft van de vakanties en feestdagen bij de man. De vrouw heeft in haar voorstel de zorgregeling voor het komende schooljaar (2016/2017) zo vormgegeven dat de minderjarige een weekend per maand van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij zijn vader in Nederland zal zijn alsmede gedurende ongeveer negen van de veertien weken schoolvakantie. Daarnaast biedt de vrouw de man de mogelijkheid om de minderjarige ieder kwartaal een weekend in Spanje te komen opzoeken. Hoewel de vrouw met dit voorstel de gevolgen van de verhuizing tracht te verzachten door – met name in de vakanties – compensatie aan te bieden, is de rechtbank van oordeel dat de alternatieve zorgregeling het huidige frequente contact tussen de man en de minderjarige teveel beperkt.
Hierbij weegt de rechtbank ook mee dat de communicatie tussen partijen zeer slecht is. Partijen zijn thans niet in staat om overleg te voeren over belangrijke beslissingen aangaande de minderjarige, zoals met betrekking tot de school, sporten en medische aangelegenheden. De omstandigheid dat partijen nagenoeg niet met elkaar communiceren, zal de (uitvoering van de) zorgregeling over de afstand Spanje – Nederland naar verwachting niet ten goede komen.
De rechtbank neemt tot slot in aanmerking dat de minderjarige, die inmiddels bijna acht jaar oud is, al bijna zijn hele leven in Nederland woont. Hoewel de minderjarige zich op de European school in een internationale omgeving bevindt en er aan gewend is dat klasgenoten en vriendjes verhuizen, is de rechtbank van oordeel dat de minderjarige – in tegenstelling tot hetgeen de vrouw stelt – wel geworteld is in Nederland. De minderjarige gaat in Nederland naar school en heeft hier vriendjes en familie van zowel vaders- als moederszijde. Hiernaast onderneemt de minderjarige veel dagelijkse sociale activiteiten, zoals voetbal, judo en tennis. Nu de minderjarige zowel fysiek als emotioneel een band heeft met zijn huidige verblijfplaats in Nederland, zal een verhuizing naar [plaats] de nodige impact op de minderjarige hebben. De rechtbank acht het niet in het belang van de minderjarige dat hij door een verhuizing uit zijn vertrouwde (sociale) omgeving wordt gehaald.
Nu het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarige naar [plaats] wordt afgewezen, betekent dit ook dat het verzoek tot vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarige op de European school in [plaats] zal worden afgewezen.
Vervangende toestemming behandeling (kinder)psycholoog
De vrouw stelt dat zij zich ernstig zorgen maakt over de psychologische ontwikkeling van de minderjarige, nu de minderjarige – als kind van een bipolaire ouder – aanzienlijk meer risico’s dan gemiddeld loopt op een psychiatrische stoornis. Volgens de vrouw vertoont de minderjarige de laatste tijd onder meer agressief gedrag, waarbij hij de vrouw ook heeft geslagen, slaapt de minderjarige slecht en heeft hij een hyperventilatieaanval gehad op school. De vrouw heeft contact opgenomen met een systeemtherapeut die haar – op basis van informatie over het gedrag van de minderjarige – heeft geadviseerd om een kinderpsycholoog te bezoeken. De vrouw wenst de minderjarige dan ook onder behandeling te stellen van een kinderpsycholoog.
De man is van mening dat een bezoek aan een psycholoog de minderjarige onnodig zal belasten. De man stelt dat de minderjarige het door de vrouw gesignaleerde gedrag bij hem niet vertoont. Bovendien geeft het gedrag van de minderjarige volgens de man geen aanleiding voor de veronderstelling dat de minderjarige een psychiatrische stoornis heeft. De man maakt zich evenwel zorgen om de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. Volgens de man leidt de jarenlange strijd tussen de ouders tot steeds meer spanningen bij de minderjarige en geeft dit voeding aan het loyaliteitsconflict waar de minderjarige in terecht is gekomen. De man is dan ook van mening dat beide ouders professionele begeleiding nodig hebben; zij moeten leren om weer met elkaar op een normale wijze te communiceren.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat beide ouders zich zorgen maken over (de ontwikkeling van) de minderjarige. Partijen communiceren thans niet dan wel zeer minimaal met elkaar en de spanning die deze slechte verstandhouding tussen de ouders teweeg brengt, lijkt zijn weerslag op de minderjarige te hebben. Partijen twisten echter over de vraag of in de huidige situatie de minderjarige of de ouders zelf hulpverlening nodig hebben. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat hij gezien wordt door een deskundige. Een (kinder)psycholoog kan met de minderjarige in gesprek gaan over hoe de minderjarige zich voelt in de huidige situatie en, indien nodig, nader onderzoek verrichten naar de eventuele problematiek van de minderjarige alsmede passende hulpverlening bieden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen.
Het voorgaande doet er echter niet aan af dat de rechtbank eveneens van oordeel is dat partijen – in het belang van de minderjarige – hun communicatie dienen te normaliseren. De rechtbank geeft partijen dan ook in overweging om te trachten (onder deskundige begeleiding) hun onderlinge communicatie te verbeteren.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
Zorgregeling
De minderjarige verblijft momenteel iedere woensdag uit school tot 18.00 uur en eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man.
De man stelt dat zowel hij als de minderjarige het contact momenteel te kort vinden en graag uitbreiding zien van de zorgregeling. De man wenst de zorgregeling uit te breiden in die zin dat het wisselmoment zoveel als mogelijk aansluit aan de schooltijden van de minderjarige. De man stelt dat de overdrachtsmomenten momenteel voor de minderjarige emotioneel erg moeilijk zijn, nu het contact tussen de ouders slecht is en de wisselmomenten door de vrouw worden overgelaten aan een derde (voorheen de au pair). Door het wisselmoment te verleggen, wordt recht gedaan aan de belangen van de minderjarige en dit biedt de man de gelegenheid een beter en meer persoonlijk contact te onderhouden met de leerkrachten en andere ouders.
De vrouw erkent dat zij – gelet op het verleden – geen direct contact met de man wil onderhouden. De vrouw regelt de momenten van overdracht momenteel zo dat er een derde aanwezig is, omdat zij wil voorkomen dat de man naar haar schreeuwt of haar onheus bejegent. De vrouw erkent dat deze manier van overdracht niet ideaal is, maar wel neutraal en niet emotioneel voor de minderjarige. De vrouw acht uitbreiding van de zorgregeling bovendien niet in het belang van de minderjarige, nu dit zijn ritme verstoort. Het is volgens de vrouw voor de minderjarige beter als hij vanuit een vaste basis, bij de vrouw thuis, naar school gaat. De vrouw stelt voorts dat de uitbreiding zoals door de man verzocht tot gevolg zou hebben dat er onevenredig weinig ‘quality time’ zou overblijven voor de vrouw om met de minderjarige samen te zijn, nu zij vijf dagen per week werkt en zij de minderjarige hierdoor doordeweeks alleen vroeg in de morgen en ‘s avonds na werk ziet. Voor zover de vrouw bekend, bestaat er bij de minderjarige ook geenszins het verlangen om vaker bij de man te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat er aan de zijde van de man contra indicaties zijn die aan uitbreiding van de zorgregeling in de weg staan. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat het belang van de minderjarige zich verzet tegen uitbreiding van de huidige zorgregeling. Gesteld noch gebleken is dat het contact tussen de man en de minderjarige niet goed verloopt. Bovendien is de man al langere tijd stabiel, zodat er geen sprake is van een onveilige situatie bij de man. Dat de vrouw bij uitbreiding van de zorgregeling minder ‘quality time’ met de minderjarige heeft dan thans het geval is, is naar het oordeel van de rechtbank voorts onvoldoende reden om het verzoek van de man af te wijzen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank – conform het verzoek van de man – bepalen dat de minderjarige iedere woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school alsmede een weekend per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot maandagochtend naar school bij de man zal verblijven. Op deze manier zal het wisselmoment voornamelijk via school plaatsvinden, wat de kans op het ontstaan van een aanvaring tussen de ouders tijdens de overdracht vermindert, alsmede de man in staat stelt om intensiever contact te onderhouden met de school.
De rechtbank zal aldus beslissen.
Voorwaarden
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 juli 2013 is aan de zorgregeling een aantal voorwaarden gesteld.
De man verzoekt om de gestelde voorwaarden te laten vervallen, nu hij psychisch stabiel is.
De man stelt dat zijn behandelaars hem daarom behandelen en monitoren volgens het zogenaamde ‘lithium-protocol’, dat gebruikelijk is te volgen voor psychisch stabiele mensen. De man komt momenteel één keer per jaar bij zijn behandelaar en eens per kwartaal wordt zijn lithiumspiegel gecontroleerd. De man is therapie- en medicijntrouw en zijn lithiumspiegel is sinds mei 2010 stabiel.
De vrouw wenst de gestelde voorwaarden te handhaven. De vrouw stelt dat het een feit van algemene bekendheid is dat psychiatrische patiënten soms stoppen met de medicatie, wanneer zij zich gedurende een periode goed voelen, en dat zij als gevolg daarvan opnieuw ontregeld raken. De vrouw is zeer bevreesd dat zich dat ook in deze situatie kan voordoen.
Door de voorwaarden te handhaven is er enige zekerheid dat de man zich aan zijn medicatie houdt, van welke medicatie niet betwist wordt dat die noodzakelijk is. De vrouw stelt dat, ondanks het lithiumgebruik van de man, zich situaties voordoen die als zorgelijk kunnen worden gekarakteriseerd. De vrouw stelt dat er objectief kan worden vastgesteld dat ongeacht de vorm van therapie of behandeling die de man ondergaat door hem gedrag ten toon wordt gespreid dat niet acceptabel is en onwenselijk bij de opvoeding van een kind. Het gaat dan ook te ver om de vastgestelde voorwaarden, die een minimale veiligheid garanderen, te laten vervallen.
De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat het goed gaat met de man en dat hij thans al langere tijd stabiel is. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de man – zoals de vrouw stelt – onacceptabel en onwenselijk gedrag vertoont. Van de twee voorbeelden van volgens de vrouw zorgelijke situaties zie zich – in 2014 en recentelijk – hebben voorgedaan, heeft de man een andere lezing, zodat de rechtbank niet kan vaststellen hoe het een en ander tussen partijen is verlopen. De rechtbank acht het echter ook niet in het belang van (de waarborging van de veiligheid van) de minderjarige om de eerder gestelde voorwaarden in zijn geheel te laten vervallen. De man dient, om de minderjarige en de vrouw enige zekerheid te bieden, openheid te blijven geven over zijn psychische en medische situatie. Nu de man thans eenmaal per jaar zijn behandelaar bezoekt alsmede eens per kwartaal zijn lithiumspiegel laat controleren, acht de rechtbank het voldoende dat de man de resultaten van deze controles alsmede een door de behandelaar opgestelde korte verklaring van het jaarlijkse bezoek van de man aan de vrouw blijft communiceren.
De rechtbank zal derhalve het verzoek van de man deels toewijzen en de voorwaarden die bij beschikking van 15 juli 2013 zijn vastgelegd aanpassen.
Informatie-uitwisseling en contact
De vrouw wil nadere afspraken vastleggen over het uitwisselen van informatie en reis- en verblijfsgegevens tussen de ouders bij vakanties van de ene ouder met de minderjarige en het onderhouden van contact tussen de minderjarige en de ouder waar hij op dat moment niet verblijft.
Nu de man geen bezwaar heeft tegen de verzoeken onder II en III, zal de rechtbank dit toewijzen.
Tussen partijen is echter nog in geschil hoe zij het onderhouden van contact tussen de minderjarige en de ouder waar hij op dat moment niet verblijft, zullen vormgeven.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat hij – telefonisch en via sms of Whatsapp – contact kan hebben met de ene ouder als hij bij de andere ouder verblijft, met name gedurende (langere) vakanties. De rechtbank acht het wel van belang dat hierover vaste afspraken worden gemaakt, zodat het duidelijk is op welke momenten en hoe het contact zal plaatsvinden en hier – zoals thans geregeld gebeurt – geen miscommunicatie over kan ontstaan tussen de ouders. Nu partijen er onderling niet in zijn geslaagd om hier afspraken over te maken, zal de rechtbank bepalen dat er om de dag tussen 18.00 uur en 19.00 uur telefonisch contact zal zijn tussen de minderjarige en de ouder waar hij op dat moment niet verblijft. Het op dit punt meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Alimentatie
Wijziging van omstandigheden
Ingevolge artikel 1:401 eerste lid BW kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
Partijen zijn blijkens het d.d. 4 februari 2010 ondertekende convenant overeengekomen dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige levert van € 370,-- per maand. Partijen zijn voorts het volgende overeengekomen: ‘Deze bijdrage van de vader zal worden herzien indien zich gewijzigde omstandigheden voordoen, in ieder geval wanneer [de minderjarige] niet langer deze kinderopvang bezoekt. Vanaf dat moment zal vader een nader te berekenen bijdrage leveren aan moeder, waarop de wettelijke indexering van toepassing zal zijn ex art. 1:402a BW, voor het eerst op 1 januari 2011.’
De man stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de in het echtscheidingsconvenant overeengekomen kinderalimentatie niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven. De wijziging is volgens de man gelegen in de omstandigheid dat de minderjarige niet langer naar de kinderopvang gaat, het inkomen van de vrouw (vermoedelijk) is gestegen en de buitengewone lastenaftrek voor de man is komen te vervallen.
De vrouw stelt dat partijen destijds het door de man te betalen bedrag op € 370,-- per maand hebben vastgesteld, overeenkomstig de verhouding van de netto inkomens van de ouders in relatie tot de totale kosten van de minderjarige. Dit betekent volgens de vrouw dat partijen ten tijde van het opstellen van het echtscheidingsconvenant bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. Als destijds van de wettelijke maatstaven is afgeweken, moet dat nu ook gebeuren. De vrouw stelt zich op het standpunt dat er op grond van de huidige inkomensverhouding van partijen en het in het convenant vastgelegde uitgangspunt voor vastlegging op basis van de netto inkomensverhouding geen reden is om de door de man te betalen bijdrage te verlagen.
De rechtbank zal voorbijgaan aan de stelling van de vrouw, nu gebleken is dat de minderjarige thans niet meer naar de kinderopvang gaat en partijen in het echtscheidingsconvenant hebben afgesproken dat de bijdrage van de man zal worden herzien indien zich gewijzigde omstandigheden voordoen, in ieder geval wanneer de minderjarige niet langer de kinderopvang bezoekt. Voorts staat tussen partijen vast dat voor de man het fiscaal voordeel is weggevallen. Nu deze wijzigingen zich hebben voorgedaan, zal de rechtbank de door de man te betalen kinderalimentatie in het hiernavolgende dan ook opnieuw beoordelen.
Ingangsdatum
De rechtbank ziet aanleiding eerst over de ingangsdatum te beslissen. De rechtbank acht het redelijk de door de man te betalen alimentatie te wijzigen met ingang van 8 januari 2016, zijnde de datum van het door de man ingediende verzoekschrift. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw vanaf het moment waarop de man zijn verzoekschrift heeft ingediend rekening kon houden met de mogelijkheid dat de door de man te betalen kinderalimentatie zou worden gewijzigd.
Behoefte minderjarige
De rechtbank zal uitgaan van de door partijen in 2010 berekende behoefte van € 960,-- per maand. Geïndexeerd bedraagt de behoefte thans (afgerond) € 1.028,-- per maand.
De rechtbank gaat hiermee voorbij aan de stelling van de man dat de behoefte van de minderjarige – vanwege het wegvallen van de kosten voor de kinderopvang – thans op een lager bedrag uitkomt. De rechtbank overweegt hierbij dat, hoewel is gebleken dat de minderjarige niet langer naar de kinderopvang gaat, de vrouw nog wel kosten heeft voor de opvang van de minderjarige omdat zij een fulltime dienstverband heeft. Zo verbleef er voorheen een fulltime au pair in het gezin en is er thans op maandagmiddag, dinsdagmiddag en vrijdagmiddag een oppas aan huis en gaat de minderjarige op donderdagmiddag naar de BSO. Nu de vrouw thans nog steeds (soortgelijke) opvangkosten maakt als ten tijde van het opstellen van het echtscheidingsconvenant, zal de rechtbank rekening houden met deze kostenpost die is verdisconteerd in bovengenoemde behoefte.
Draagkracht vrouw
De vrouw is werkzaam bij [naam bedrijf] en is in Nederland niet belastingplichtig voor wat betreft de inkomstenbelasting. De rechtbank zal dan ook een netto draagkrachtberekening aan de zijde van de vrouw maken.
De rechtbank zal bij de vrouw – net als aan de zijde van de man – het inkomen uit 2015 als uitgangspunt nemen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat ten aanzien van het inkomen van de vrouw geldt dat in de loop van een jaar nog niet precies bekend is wat het uiteindelijke inkomen wordt, omdat aan het einde van het jaar pas bekeken wordt wat het inflatiepercentage in Nederland is vergeleken met dat in België en daarmee het salaris wordt verhoogd of verlaagd. Nu er zich in 2016 nog wijzigingen kunnen voordoen, is de rechtbank van oordeel dat zij zich op basis van de ‘statement of payment’ van de maanden januari tot en met mei 2016 onvoldoende een representatief beeld kan vormen van het te verwachten totaalinkomen van de vrouw in 2016.
Het beschikbare overzicht uit 2015 geeft naar het oordeel van de rechtbank bovendien een duidelijk beeld van het totale inkomen – waaronder de verschillende toelagen – van de vrouw. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat de vrouw in 2016 nagenoeg hetzelfde kan verdienen als zij in 2015 heeft verdiend, nu uit de na de zitting ingediende stukken blijkt dat de vrouw voorlopig – in tegenstelling tot haar eerdere mededeling – fulltime bij [naam bedrijf] in [plaats] zal blijven werken.
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de vrouw uit van de door de vrouw overgelegde ‘statement of payment 2015’. Hieruit blijkt een ‘adjusted basic salary’ van € 76.850,98.
De rechtbank houdt hiernaast rekening met de volgende toelagen:
  • parental leave allowance € 649,66
  • expatriation allowance € 13.605,81
  • household allowance € 3.624,34
  • dependent child allowance € 4.561,14
De rechtbank houdt voorts rekening met de volgende inhoudingen:
  • sickness insurance € 1.306,44
  • accident insurance € 76,89
  • pension scheme € 7.761,98
  • unemployment insurance € 507,19
  • special levy € 1.617,72
De rechtbank zal geen rekening houden met de vergoeding voor travel expenses van
€ 2.420,58.
Gelet op het voorgaande – alsmede rekening houdend met de door de vrouw te betalen belasting van € 6.095,58 en de door de vrouw te ontvangen correctie (effect of weighting excluding tax) van € 6.815,03 – berekent de rechtbank het netto jaarinkomen van de vrouw op € 88.741,16. Het netto besteedbaar inkomen van de vrouw bedraagt derhalve afgerond
€ 7.395,-- per maand.
De rechtbank zal geen rekening houden met (eventuele) inkomsten uit verhuur, nu de vrouw onweersproken heeft gesteld dat zij haar appartement in Brussel niet verhuurt en dit derhalve geen bron van inkomsten is.
Het bedrag aan draagkracht wordt vervolgens vastgesteld aan de hand van de formule
70% x [7.395 - (0,3 x 7.395 + 890)] en bedraagt afgerond € 3.001,-- per maand.
Draagkracht man
De rechtbank zal bij het berekenen van de draagkracht van de man zijn inkomen uit 2015 als uitgangspunt nemen, nu zij er vanuit gaat dat de man – zoals hij ook ter zitting onweersproken heeft gesteld – in 2016 nagenoeg hetzelfde inkomen zal hebben als in 2015.
Uit de door de man overgelegde jaaropgaaf 2015 blijkt een inkomen van € 66.461,--. De rechtbank berekent het netto besteedbaar inkomen van de man op € 3.515,-- per maand. Bij deze berekening heeft de rechtbank rekening gehouden met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Het bedrag aan draagkracht wordt vervolgens vastgesteld aan de hand van de formule
70% x [3.515 - (0,3 x 3.515 + 890)] en bedraagt afgerond € 1.099,-- per maand.
Verdeling kosten
De draagkracht van de vrouw is € 3.001,-- per maand. De draagkracht van de man bedraagt € 1.099,-- per maand. Derhalve bedraagt de gezamenlijke draagkracht van partijen in totaal € 4.100,-- per maand.
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de man bedraagt: 1.099 / 4.100 x 1.028 = € 276,--
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 3.001 / 4.100 x 1.028 =
€ 752,--
samen € 1.028,--
Derhalve komt van de totale behoefte van de minderjarige een gedeelte van € 276,-- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 752,-- per maand voor rekening van de vrouw.
Zorgkorting
De man maakt aanspraak op toepassing van een zorgkorting op de door hem verschuldigde kinderbijdrage. De rechtbank volgt in dit opzicht de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Nu de man – gelet op de uitbreiding van de zorgregeling – gemiddeld drie dagen per week de zorg zal hebben voor de minderjarigen, geldt een percentage van 35%. Nu de behoefte € 1.028,-- per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van afgerond € 360,-- per maand.
Gelet op het voorgaande voldoet de man – middels de zorgkorting – al in natura aan zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De man wordt ook geacht de zorgkorting daadwerkelijk in natura aan de minderjarige te voldoen op de momenten dat de minderjarige bij hem verblijft. Dit resulteert er in dat de man in beginsel niet gehouden is om aan de vrouw nog een bijdrage te voldoen. Nu de man evenwel heeft verzocht de kinderalimentatie op € 100,-- per maand te bepalen, zal de rechtbank bepalen dat de man maandelijks € 100,-- als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding aan de vrouw dient te voldoen.
Verrekenen kosten
De man wenst diverse kosten die hij ten behoeve van de minderjarige betaalt – zoals zwemles – te verrekenen met de door hem te betalen kinderalimentatie. De man stelt dat het nu met enige regelmaat voorkomt dat hij kosten maakt, welke kosten voor rekening van de vrouw dienen te komen. Partijen kunnen echter geen afspraken maken over de betaling van dergelijke bedragen, aldus de man.
De vrouw voert hiertegen gemotiveerd verweer.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek van de man toe te wijzen. De vrouw dient, als verzorgende ouder waar de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel – mede met de aan haar te betalen kinderbijdrage van de man – zorg te dragen voor alle verblijfsoverstijgende kosten zoals sport, kleding, schoolgeld e.d. Hiernaast dragen beide ouders ieder voor zich de (verblijfs)kosten voor de minderjarige wanneer de minderjarige bij hem/haar is. Partijen dienen dan ook – zoals ter zitting besproken – het voorgaande ten aanzien van de kosten voor de minderjarige als uitgangspunt te nemen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de man met ingang van 8 januari 2016 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige van € 100,-- per maand aan de vrouw zal voldoen. Voor zover de man na voornoemde datum teveel kinderalimentatie aan de vrouw heeft betaald, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw niet gehouden is tot terugbetaling van dit bedrag over te gaan, dit gelet op het verzoek van de man te bepalen dat de door de vrouw ontvangen alimentatie niet behoeft te worden terugbetaald en gelet op het consumptief karakter van deze alimentatie. Het meer of anders verzochte ten aanzien van de kinderalimentatie zal de rechtbank afwijzen.
Aanhechten berekening
De door de rechtbank ten behoeve van de kinderalimentatie gemaakte berekening van het netto besteedbaar inkomen van de man is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan onderdeel uit.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank d.d.
14 april 2010 en de beschikking van deze rechtbank d.d. 15 juli 2013 – :
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Spanje, bij de man zal zijn:
  • iedere woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school;
  • een weekend per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot maandagochtend naar school;
  • de helft van de vakanties en feestdagen;
een en ander onder de voorwaarden:
  • dat de man eens per kwartaal de lithiumspiegel in zijn bloed laat controleren en de resultaten van het onderzoek binnen een week na de ontvangst daarvan aan de vrouw communiceert;
  • dat de man eens per jaar een gesprek voert met zijn behandelaar en dat hij het na het bezoek door deze behandelaar opgestelde verslag over de psychische gesteldheid van de man en de verwachte veiligheid van de minderjarige bij hem binnen een week na ontvangst daarvan aan de vrouw doet toekomen;
bepaalt ten aanzien van de informatie-uitwisseling:
- dat de ene ouder aan de andere ouder, wanneer de eerste ouder met de minderjarige reist, zal verschaffen:
- kopie van de reisbescheiden;
- informatie over de reis en de bestemming;
- informatie over hoe en waar men op het vakantieadres bereikbaar is;
  • dat iedere ouder aan de andere ouder zo spoedig mogelijk mededeling zal doen over alles met betrekking tot de medische situatie van de minderjarige en alles wat met zijn schoolbezoek samenhangt;
  • dat er om de dag tussen 18.00 uur en 19.00 uur telefonisch contact zal zijn tussen de minderjarige en de ouder waar hij op dat moment niet verblijft;
verleent toestemming aan de vrouw, welke de toestemming van de man vervangt, om de minderjarige onder behandeling te stellen van een kinderpsycholoog bij [naam] aan de [adres] ;
bepaalt dat de man, met ingang van 8 januari 2016, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 100,-- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de vrouw de bedragen die zij in de periode van 8 januari 2016 tot heden eventueel teveel heeft ontvangen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding niet aan de man hoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Wien, J. Visser en S.M. van der Schenk, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Verkerk als griffier, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2016.