ECLI:NL:RBDHA:2016:8941
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving van bijzondere voorwaarden
Op 19 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, die eerder op 2 juni 2015 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 103 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de gevangenisstraf toegewezen, ondanks het verzoek van de verdediging om deze vordering af te wijzen. De veroordeelde was niet verschenen ter terechtzitting, maar haar raadsvrouw heeft verklaard dat de veroordeelde op 22 februari 2016 zou worden opgenomen in een kliniek. De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering af te wijzen of de behandeling aan te houden, maar de officier van justitie heeft de vordering gewijzigd en gevorderd dat een deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer zou worden gelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan haar proeftijd waren verbonden. Uit een advies van GGZ Palier bleek dat de veroordeelde meerdere meldplichtafspraken niet is nagekomen en voortijdig uit klinieken is vertrokken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen vertrouwen is dat de veroordeelde zich in de toekomst aan de voorwaarden zal houden, vooral omdat zij niet ter zitting is verschenen om haar situatie toe te lichten. Daarom heeft de rechtbank besloten om de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel te gelasten.
De rechtbank heeft uiteindelijk de tenuitvoerlegging gelast van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, te weten 60 dagen, en deze beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.