Overwegingen
1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Somalische nationaliteit, is afkomstig uit Afgoye in Somalië. Op 15 maart 2016 heeft zij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres verkocht in Somalië houtskool voor de woning waarin zij met haar moeder, oom en broer woonde. Al-Shabaab ronselde meisjes in Afgoye. Gedurende een periode van twee weken is zij drie keer benaderd door leden van Al-Shabaab die zeiden dat ze er goed uit zag en dat ze met haar wilden trouwen. Op 10 februari 2016 werd er ’s nachts aan de poort geklopt door mannen van Al-Shabaab omdat ze haar wilden meenemen. Eiseres verstopte zich onder het bed, terwijl haar moeder naar de deur ging en riep dat zij de deur niet kon openen. Daarop werd zij door de deur heen doorgeschoten. Op 9 maart 2016 is de broer van eiseres op de binnenplaats door Al-Shabaab doodgestoken met een mes. Eiseres is tot de volgende ochtend onder het bed blijven liggen en is elders ondergedoken en uiteindelijk, nadat haar oom de reis voor haar had geregeld, gevlucht.
3. Bij het bestreden besluit is de aanvraag afgewezen als ongegrond. De nationaliteit, identiteit, etniciteit en herkomst van eiseres zijn geloofwaardig bevonden. De gestelde problemen met Al-Shabaab die hebben geleid tot het vertrek van eiseres uit Somalië, acht verweerder niet geloofwaardig.
4. Eiseres heeft in beroep gemotiveerd betwist dat haar asielrelaas niet geloofwaardig is. Voorts heeft zij betoogd dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) vanwege de aanwezigheid van Al-Shabaab in Afgoye, alsmede op de route van Mogadishu naar Afgoye. Eiseres heeft daartoe verwezen naar de volgende stukken:
- het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Somalië van 31 maart 2016 (hierna: ambtsbericht), p. 25 en 69;
- een rapport van EASO van februari 2016, par. 1.5.2 en par. 2.6.2;
- een nieuwsbericht van 30 juni 2016, “Roadside bomb kills eight on Somalia minibus”;
- een rapport van UNHCR van 20 mei 2016, “UNHCR Position on returns to southern and central Somalia (update I); en
- een bericht van Human Rights Watch van 20 april 2015, “Somalia: forced evictions of displaced people”.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Verweerder heeft aan zijn standpunt dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is, onder meer het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres vermoedt slechts dat zij door Al-Shabaab is benaderd. Eiseres heeft verder wisselend en tegenstrijdig verklaard over de leden van Al-Shabaab die haar op straat hebben benaderd. Zo heeft zij op pagina 9 van het nader gehoor over de eerste keer dat deze mannen haar benaderden verklaard dat zij mannen de eerste keer niet gewapend waren, terwijl zij op pagina 10 heeft verklaard dat ze de eerste keer gewapend waren. Verder heeft verweerder overwogen dat niet valt in te zien dat de leden van Al-Shabaab eiseres niet hebben meegenomen, terwijl zij daartoe drie keer een poging hebben ondernomen. Eiseres heeft hierover verklaard (pagina 13 nader gehoor) dat de leden van Al-Shabaab na het vermoorden van haar moeder niet alsnog naar binnen kwamen om eiseres te halen, omdat ze ervan geschrokken waren dat ze iemand vermoord hadden. Deze verklaring acht verweerder niet aannemelijk, omdat dat gelet op wat uit openbare bronnen over de handelswijze van Al-Shabaab bekend is, volstrekt onlogisch is.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich met de hiervoor weergegeven motivering niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. Wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Dat eiseres analfabeet is en laagopgeleid, maakt niet dat niet van haar verwacht kan worden dat zij eenduidig antwoord geeft op de vraag of de mannen die haar benaderd hebben, gewapend waren of niet. Eiseres heeft er niet voor gekozen te verklaren dat ze het niet weet, maar heeft tegenstrijdig verklaard. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat haar niet mag worden tegengeworpen dat ze heeft weten te ontsnappen aan Al-Shabaab en dat zij vanzelfsprekend geen deelgenoot wordt gemaakt van de besluitvorming van Al-Shabaab, heeft verweerder terecht overwogen dat de verklaringen van eiseres niet passen in het beeld dat volgt uit algemene bronnen, namelijk dat Al-Shabaab regelmatig meisjes en vrouwen meeneemt en daarbij ernstig geweld niet schuwt.
7. Ten aanzien van de grond dat eiseres een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling vanwege de veiligheidssituatie in Afgoye en op de route daarnaar toe, overweegt de rechtbank als volgt.
8. Ingevolge het beleid van verweerder, neergelegd in C7/24.4.5 van de Vreemdelingencirculaire (Vc), verleent de IND behoudens contra-indicaties, in ieder geval een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) aan een vreemdeling afkomstig uit Centraal- en Zuid-Somalië, als de vreemdeling afkomstig is uit een gebied dat onder controle staat van Al-Shabaab of dit gebied uitsluitend kan bereiken via een gebied dat onder de controle staat van Al-Shabaab en de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich niet kan handhaven onder de regels van Al-Shabaab.
9. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar het ambtsbericht op het standpunt gesteld dat Afgoye onder controle staat van de Somalische overheid en AMISOM. De rechtbank is van oordeel dat uit de door eiseres overgelegde stukken, voor zover die zien op de periode na die waarop het ambtsbericht ziet, niet blijkt dat de situatie in Afgoye zodanig is verslechterd dat niet langer van het ambtsbericht kan worden uitgegaan.
10. Ten aanzien van de weg naar Afgoye toe (de zogenaamde Afgoye corridor) heeft verweerder ter zitting verklaard niet te betwisten dat de veiligheidssituatie daar fluïde is en dat niet uitgesloten kan worden dat dit gebied niet altijd onder controle staat van de Somalische overheid/AMISOM. Verweerder heeft zich echter (in voornemen, bestreden besluit en ter zitting) onweersproken op het standpunt gesteld dat eiseres geacht wordt zich te kunnen handhaven onder de regels van Al-Shabaab nu zij heeft verklaard daaronder te hebben geleefd, zodat eiseres niet in aanmerking komt voor een vergunning op grond van het onder 8 bedoelde beleid. De onder 7 vermelde grond faalt.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.