ECLI:NL:RBDHA:2016:868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
1 februari 2016
Zaaknummer
C/09/501563 / JE RK 15-2367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling van een kind in het kader van jeugdbescherming

Op 18 januari 2016 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een kind, geboren in 2002. Het verzoek tot verlenging was ingediend door de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, naar aanleiding van zorgen over de opvoedkundige en financiële draagkracht van de moeder. De vader van het kind, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal, voerde verweer tegen het verzoek. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, werd het kind niet gehoord, maar de vader en de moeder waren aanwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het kind feitelijk bij de vader verblijft en dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft eerder, op 8 januari 2015, de ondertoezichtstelling van het kind verlengd tot 24 januari 2016. De moeder heeft onvoldoende pedagogische en financiële middelen om voor haar kinderen te zorgen, wat heeft geleid tot de huidige situatie. De vader heeft echter aangegeven dat het goed gaat met het kind en dat de hulpverlening eerder schadelijk lijkt te zijn dan behulpzaam.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, concludeert de kinderrechter dat de wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet meer aanwezig zijn. Er is geen ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van het kind, en de kinderrechter wijst daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af. De kinderrechter benadrukt dat de vader verantwoordelijk is om hulp in te schakelen indien dat nodig mocht zijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/501563 / JE RK 15-2367
Datum uitspraak: 18 januari 2016

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 10 december 2015 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
betreffende:
- [kind], geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
hierna ook te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[dhr. A] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal.

[mw. B] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 18 januari 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- mevrouw [mw. C] , namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Kamphuis-Jansen van Rosendaal.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- [kind] ;
- de moeder.
[kind] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, doch heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

- [kind] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [kind] verblijft feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 8 januari 2015 de ondertoezichtstelling van [kind] verlengd van 24 januari 2015 tot 24 januari 2016, met behoud van Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (als rechtsopvolger van de Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland).
- Bij beschikking d.d. 30 juli 2015 heeft de kinderrechter in deze rechtbank Regiecentrum Bescherming en Veiligheid vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
De gronden voor het verzoek zijn, blijkens de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, gelegen in het navolgende. De moeder heeft te weinig pedagogische en financiële draagkracht om voor al haar kinderen te zorgen, waardoor [kind] en haar zusje al anderhalf jaar bij de vader wonen. Door de spanningen die bij de verhuizing kwamen kijken zat [kind] niet goed in haar vel, waardoor de ondertoezichtstelling voor haar nodig was. Inmiddels gaat het goed met [kind] en ook op school gaat het redelijk goed. Er is echter nog veel strijd tussen de ouders en [kind] zit in een loyaliteitsconflict. De hulpverlening loopt moeizaam en de omgang verloopt onrustig. De ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de omgang te begeleiden.
De vader heeft verweer gevoerd. Hij heeft aangegeven dat hij het idee heeft dat [kind] eerder last heeft van de jeugdbescherming, dan dat zij hierbij gebaat is.
De raadsvrouw van de vader heeft namens de vader aangevoerd dat er ook periodes zijn geweest waarin het contact tussen de vader en de moeder wel goed verliep, maar dat de verstandhouding tussen de ouders juist is verslechterd door de bemoeienis van de jeugdbescherming. De vader heeft genoeg van de aanwezigheid van de hulpverlening, aangezien het op dit moment goed gaat met [kind] . De vader geeft aan dat hij aan de bel zal trekken zodra er hulp nodig is, maar [kind] heeft nu alleen maar last van de hulpverlening. De raadsvrouw heeft derhalve verzocht het verzoek af te wijzen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling thans onvoldoende aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat, hoewel er nog wel enige zorgen zijn, er geen sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek, nu het op alle gebieden goed tot redelijk goed gaat met [kind] . De kinderrechter overweegt derhalve dat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan, waardoor het verzoek zal worden afgewezen. De kinderrechter merkt daarbij op dat het op de weg van de vader ligt om aan de bel te trekken zodra het mis dreigt te gaan met [kind] .
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G.J. Brink, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.