ECLI:NL:RBDHA:2016:8641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
09/827265-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met bedreiging van agent en anderen

Op 27 juli 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]. De zaak betreft een poging tot zware mishandeling en bedreiging van meerdere personen, waaronder een agent. De feiten vonden plaats op 15 september 2015 in Zoetermeer, waar de verdachte onder invloed van alcohol geweld heeft gebruikt tegen verschillende slachtoffers. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie dagen, een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zware mishandeling van slachtoffer 2, omdat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling en bedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een gevangenisstraf van drie dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. De vorderingen van de benadeelde partijen werden integraal toegewezen, en de verdachte werd verplicht tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827265-15
Datum uitspraak: 27 juli 2016
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 juli 2016.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Weisfelt, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. R.P. Peters heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met een proeftijd van 1 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis wordt opgelegd en dat het opgeschorte bevel tot bewaring wordt opgeheven.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] integraal worden toegewezen, dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] wordt toegewezen ten aanzien van de immateriële schade en dat de toe te wijzen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van bedragen groot € 500,00, € 517,01 en € 2.019,42 ten behoeve van de respectievelijke slachtoffers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 3] één of meerdere ma(a)l(en) op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 3] , toen deze op de grond lag, één of meerdere ma(a)l(en) tegen het hoofd en/of lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Zoetermeer een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] één of meerdere ma(a)l(en) op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 3] , toen deze op de grond lag, één of meerdere ma(a)l(en) tegen het hoofd en/of lichaam te trappen en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Zoetermeer een persoon genaamd [slachtoffer 4] hoofdagent van de politie Eenheid Den Haag, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend (en daarbij luid schreeuwend) met één of meer ste(e)n(en) in zijn hand(en) gerend naar, althans in de richting van die zich in zijn, verdachte's, onmiddelijke nabijheid bevindende [slachtoffer 4] , en/of (vervolgens) zijn rechterarm met daarin een steen heeft opgeheven alsof hij die steen naar, althans in de richting van die [slachtoffer 4] wilde gooien;
3.
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Zoetermeer een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte met gebalde vuist en opgeheven arm naar, althans in de richting van die zich in zijn, verdachtes, onmiddelijke nabijheid bevindende [slachtoffer 1] gelopen en/of (vervolgens) heeft verdachte daarbij opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Wil je ruzie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Zoetermeer aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheur(tje) in zijn kaak, heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] één of meerdere ma(a)l(en) in en/of tegen het gezicht te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] één of meerdere ma(a)l(en) in en/of tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Zoetermeer opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 2] ), één of meerdere ma(a)l(en) in en/of tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een scheur(tje) in de kaak), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Vrijspraak

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 primair (zware mishandeling van de [slachtoffer 2] ) is ten laste gelegd, omdat een scheurtje in de kaak niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem onder 3. Verweten bedreiging van de heer [slachtoffer 1] . Volgens de raadsman is de uitlating “wil je ruzie” geen bedreiging van zware mishandeling.
De rechtbank is het daar niet mee eens. Zeker in de situatie waarin de heer [slachtoffer 1] er getuige van was dat zijn collega op gewelddadige wijze werd geslagen en geschopt, kon hij deze uitlating van de verdachte – die op dat moment ook nog in zijn richting liep – zonder meer opvatten als een reële bedreiging dat ook hij door de verdachte in elkaar geslagen zou worden.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de 1 primair, 2, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
primair
hij op 15 september 2015 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 3] meerdere malen tegen het hoofd en het lichaam heeft gestompt en
- die [slachtoffer 3] , toen deze op de grond lag, meerdere malen tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 15 september 2015 te Zoetermeer een persoon genaamd [slachtoffer 4] , hoofdagent van de politie Eenheid Den Haag, heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend (en daarbij luid schreeuwend) met stenen in zijn handen gerend naar de in zijn, verdachtes, onmiddellijke nabijheid bevindende [slachtoffer 4] , en zijn rechterarm met daarin een steen heeft opgeheven alsof hij die steen naar die [slachtoffer 4] wilde gooien;
3.
hij op 15 september 2015 te Zoetermeer een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte met gebalde vuist en opgeheven arm naar de in zijn, verdachtes, onmiddellijke nabijheid bevindende [slachtoffer 1] gelopen en heeft verdachte daarbij opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Wil je ruzie";
4.
subsidiair
hij op 15 september 2015 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] tegen het gezicht heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van de feiten 1 primair en 4 subsidiair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van de feiten 2 en 3:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich in avond van 15 september 2015 onder invloed van alcohol als een dolleman gedragen. Hij heeft zonder enige aanleiding geprobeerd twee voor hem onbekende personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hen – onder andere tegen het hoofd - te slaan en te schoppen. Hij heeft daarnaast twee andere personen, waaronder een agent, ernstig bedreigd.
Uit de verklaring van zijn slachtoffers blijkt hoe agressief en gewelddadig verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, op hen is overgekomen. Zij hebben er allemaal nog steeds last van. [slachtoffer 3] geeft aan dat hij nu ’s avonds de route waarop verdachte hem aanviel met de auto in plaats van op de fiets rijdt. Ook de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voelen zich ’s avonds onveilig op straat. Zo geeft [slachtoffer 1] aan dat hij zich dan veiliger voelt als er meerdere mensen om hem heen zijn. Hetzelfde geldt voor de bejaarde bezoekers van het wijkgebouw ’t Span in Zoetermeer. Het was immers voor de deur van dat buurtcentrum dat de mishandeling en bedreiging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden.
Verdachte is, zo blijkt uit zijn strafblad d.d. 15 juni 2016, eerder voor mishandeling veroordeeld. Ook in die zaak is, net als in onderhavige zaak, sprake zijn geweest van drankmisbruik. Verdachte was dus een gewaarschuwd man; hij wist dat hij onder invloed van alcohol (zeer) agressief kon zijn.
De rechtbank constateert verder dat de voorlopige hechtenis van de verdachte op 18 september 2015 door de rechter-commissaris is opgeschort onder de voorwaarde dat hij geen alcohol gebruikt, dat zich meldt bij de reclassering en zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. Verdachte is, omdat er mogelijk een relatie was tussen het delict gedrag en de jeugd van verdachte met huiselijk geweld door zijn vader, door de reclassering aangemeld voor een individuele behandeling bij de Forensische Polikliniek De Waag. Verdachte heeft gemotiveerd meegewerkt aan dit traject dat zich inmiddels in een afrondende fase bevindt. Ook met betrekking tot het opgelegde alcoholverbod heeft verdachte zich meewerkend opgesteld en er zijn, zo blijkt uit de voortgangsrapportage van de reclassering d.d. 6 juli 2016, geen aanwijzingen dat sprake is geweest van alcoholgebruik.
Uit de voortgangsrapportage van de reclassering volgt verder dat verdachte een stabiele leefomgeving heeft, met een vast inkomen vanuit betaald werk, dat verdachte is aangenomen voor een opleiding die in september start en dat de reclassering de kans op recidive inschat op laag-gemiddeld.
Enerzijds is, gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aantal maanden op zijn plaats. Anderzijds weegt mee dat verdachte nog jong is, dat hij actief aan de slag is gegaan met de reclassering, dat hij oprecht lijkt in zijn spijtbetuiging en er thans van doordrongen is wat alcohol met hem doet.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het persoonlijk belang van verdachte om op de ingeslagen weg verder te mogen gaan zwaarder moet wegen dan het belang dat is gediend met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat brengt mee dat de rechtbank de officier van justitie zal volgen in haar eis en die gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk zal opleggen. Om te voorkomen dat verdachte wederom in de fout zal gaan, zal de rechtbank daaraan dezelfde bijzondere voorwaarden verbinden als door de rechter-commissaris zijn geformuleerd. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om de proeftijd op een lagere dan de gebruikelijke termijn van twee jaar te stellen. Verder zal worden bepaald dat verdachte zich ook het komend jaar moet onthouden van alcoholgebruik en moet meewerken aan controle daarop.
Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van de maximaal op te leggen duur passend en geboden.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 549,00, te vermeerderen met wettelijke rente.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij aanvankelijk gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 142,01, te vermeerderen met wettelijke rente. Ter terechtzitting is de vordering door de benadeelde partij verhoogd met een bedrag van
€ 375,00 ter zake van kosten eigen risico ziekteverzekering. De totale vordering bedraagt nu dus € 517,01.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 2.019,42, te vermeerderen met wettelijke rente.
Voorts hebben de benadeelde partijen verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun geheel toewijsbaar. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd en uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van de onder respectievelijk 1 primair, 3 en 4 subsidiair bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van het horloge van de benadeelde partij [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank in dit verband dat het redelijk is aan te nemen dat [slachtoffer 3] een horloge heeft gedragen en dat dit tijdens de aanval(len) van de verdachte van zijn arm is geraakt, zodat ook deze schade voor vergoeding in aanmerking komt. De enkele omstandigheid dat het horloge niet meer is teruggevonden doet daar niet aan af.
Dit betekent dat de vorderingen zullen worden toegewezen tot bedragen van respectievelijk € 549,00, € 517,01 en € 2.019,42.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 september 2015 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Schadevergoedingsmaatregelen

Nu de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair, 3 en 4 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bedragen groot € 549,00,
€ 517,01 en € 2.019,42, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf
15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vorderingen zijn voldaan, ten behoeve van de respectievelijke slachtoffers genaamd [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 primair en 4 subsidiair:

poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;

ten aanzien van de feiten 2 en 3:

bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte daarnaast tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) MAANDEN;

bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd blijft melden bij GGZ Reclassering Palier, Witte Singel 8 te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- of urineonderzoek;
- het ingezette behandeltraject bij De Waag zal voortzetten en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [slachtoffer 3] een bedrag van € 549,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke
rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is
voldaan,
- [slachtoffer 1] een bedrag van € 517,01, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze
vordering is voldaan, en
- [slachtoffer 2] een bedrag van € 2.019,42, vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat:
- van een bedrag groot € 549,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] ,
- van een bedrag groot € 517,01, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] , en
- van een bedrag groot € 2.019,42, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 10, 10 en 30 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.N.L. Donker, voorzitter,
mr. E.A.G.M. van Rens, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van W.M.W. van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.