ECLI:NL:RBDHA:2016:84
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ontheffing inburgeringsplicht door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag
Op 7 januari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor ontheffing van de inburgeringsplicht, welke eerder was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2002 rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat zij eerder een verzoek om ontheffing heeft gedaan, dat in rechte vaststaat. De rechtbank oordeelt dat het huidige verzoek moet worden aangemerkt als een herhaalde aanvraag, waarvoor artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit artikel vereist dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld bij een nieuwe aanvraag na een afwijzing.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die haar aanvraag zouden kunnen rechtvaardigen. De eerdere afwijzing van haar verzoek om ontheffing is in rechte vast komen te staan en de rechtbank kan zich niet beperken tot de vraag of er nieuwe feiten zijn, maar moet ook de eerdere beslissing in overweging nemen. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische situatie en analfabetisme niet zijn meegenomen in de eerdere besluiten, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet als nieuw kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 januari 2016.