Overwegingen
1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Afghaanse nationaliteit te bezitten. Op 3 februari 2016 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij als dansjongen is misbruikt. Bij terugkeer vreest hij een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2. Verweerder heeft de aanvraag als ongegrond afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de gestelde nationaliteit, identiteit en etnische afkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht de verklaringen van eiser over de gebeurtenissen die voor hem aanleiding zouden hebben gevormd om zijn land van herkomst te verlaten niet geloofwaardig. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat er in eisers land van herkomst geen situatie in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn heerst en dat eiser bij terugkeer niet het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiser behoort evenmin tot een kwetsbare minderheidsgroep.
3.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn relaas geloofwaardig is. Hij heeft daartoe verklaard dat zijn vader verslaafd is en eiser als dansjongen voor invloedrijke mannen liet optreden om geld te verdienen. Tevens werd eiser mishandeld. Dit wordt bevestigd door het door eiser overgelegde rapport van de Afghanistan Independent Human Rights Commission (AIHRC), waaruit blijkt dat de meerderheid van de dansjongens verklaarde mishandeld te zijn. Verder is eiser door imam [naam imam] bedreigt met steniging, toen hij ervan op de hoogte raakte dat eiser als dansjongen actief is. De dag daarop is eiser samen met andere jongens naar Iran gevlucht. Eiser is verder van mening dat de veiligheidssituatie in Afghanistan is verslechterd en wijst in dit verband op het Afghanistan Midyear Report on Protection of Civilians in Armed Conflict 2015 van de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) en het European Asylum Support Office (EASO) van januari 2016 over de veiligheidssituatie in Afghanistan. Eiser vreest voorts te worden gerekruteerd door de Taliban en verwijst daartoe naar het jaarrapport van Human Rights Watch (HRW) van januari 2016, het mensenrechtenrapport van het US Department of State en de UNHCR Eligibility Guidelines van augustus 2013. Eiser vreest bij terugkeer een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en beroept zich tevens op het traumatabeleid.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
5. Eiser heeft verklaard door zijn vader te zijn misbruikt als dansjongen. Uit het Algemeen Ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over Afghanistan van 2014 (p. 65) komt naar voren dat “bacha bazi’, het laten optreden van jonge jongens of mannen, die moeten dansen voor een mannelijk publiek en seksuele contacten hebben tijdens of na het betreffende optreden een traditionele gewoonte is in Afghanistan. Verder blijkt uit voornoemd ambtsbericht dat de dansjongens eigendom en statussymbool zijn van machtige individuen zoals krijgsheren, lokale politiebazen en rijke zakenmensen. Niet is gebleken dat eisers vader behoorde tot deze kring. Uit eisers relaas komt naar voren dat zijn vader eigenaar is van een stuk grond, dat hij regelmatig bewerkte. Eisers vader verrichtte relatief eenvoudige werkzaamheden als boer op het land. Gelet hierop is het op voorhand niet aannemelijk dat eiser als dansjongen heeft gewerkt. De door eiser overgelegde informatie uit het rapport van US Department of State over Afghanistan uit april 2016 vermeldt weliswaar dat familieleden toestaan dat hun kinderen door lokale machthebbers seksueel worden misbruikt, maar dit rapport brengt de specifieke traditie van dansjongens uitdrukkelijk in verband met de rijkere en invloedrijke personen. De enkele omstandigheid dat deze traditie mogelijk ook daarbuiten voorkomt, maakt het relaas van eiser op dit punt nog niet aannemelijk.
6. Verder vermeldt het Ambtsbericht dat ‘bacha bazi’ een traditionele gewoonte is, die weliswaar illegaal is, maar wordt toegestaan, vooral in meer conservatieve provincies. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat een imam zich openlijk zal uitlaten over het feit dat eiser als dansjongen wordt gebruikt en meteen dreigt met de zwaarste straf, steniging. Het is daarbij opmerkelijk dat de imam eiser zelf en niet diens vader aanspreekt. Ook is het ongeloofwaardig dat eiser – die heeft verklaard dat hij in de uitspraken van de imam directe aanleiding vond om het land te ontvluchten – zich niet eerst tot zijn vader heeft gewend voor hulp, maar al de volgende dag, met hulp van andere jongens met wie hij tot dan toe nauwelijks contact had, het land uit is gevlucht. Naar het oordeel van de rechtbank is het onaannemelijk dat eiser op deze wijze, op zo’n korte termijn en zonder enige voorbereiding zijn land van herkomst heeft verlaten.
7.
Ter zitting heeft de gemachtigde desgevraagd verklaard dat eiser zowel uit angst voor imam [naam imam] als voor zijn vader het land van herkomst ontvlucht is. Het bevreemdt dan dat eiser in Turkije, waar hij geruime tijd na zijn vlucht verbleef, zijn vader heeft ontmoet. Tijdens het eerste gehoor (pagina’s 5 en 7) heeft eiser verklaard dat hij samen met zijn vader vanuit Turkije is vertrokken en dat hij hem is kwijt geraakt in de bus in Turkije. Het is hiermee niet geloofwaardig dat eiser mede uit angst voor zijn vader zijn land van herkomst is ontvlucht.
8. Eiser heeft gezien het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
9. Nu verweerder eisers asielrelaas terecht ongeloofwaardig heeft geacht, is er geen aanleiding om eisers vrees, dat hem bij terugkeer een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM wacht, gerechtvaardigd te achten. Een beroep op het traumatabeleid, zoals door eiser gedaan, is dan evenmin aan de orde.
10. De rechtbank merkt voorts op dat artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn is geïmplementeerd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Vw 2000. Verweerder heeft zich, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA1288), het arrest van het EHRM in de zaak Husseini tegen Zweden van 13 oktober 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BV0931) en het ambtsbericht van september 2014 terecht op het standpunt gesteld dat in Afghanistan in het algemeen geen sprake is van de in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Vw 2000 bedoelde uitzonderlijke situatie waarin aangenomen dient te worden dat de algemene situatie in Afghanistan zo ernstig is dat de terugkeer naar dat land reeds een schending van artikel 3 van het EVRM oplevert. Hetgeen eiser in dit verband heeft aangevoerd dwingt niet tot een ander oordeel. Evenmin is er een concrete aanwijzing dat eiser het risico loopt gerecruteerd te worden. 11. Gelet op het vooroverwogene heeft verweerder de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
12. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in door de andere partij gemaakte kosten is de rechtbank niet gebleken.