ECLI:NL:RBDHA:2016:8257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over vervroegd sluitingsuur horeca-inrichting na overtredingen van de APV

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster, een horeca-inrichting, en de burgemeester van Leiden. De burgemeester had bij besluit van 23 november 2015 een vervroegd sluitingsuur van 24.00 uur voor de horeca-inrichting vastgesteld voor de duur van drie weken, na twee overtredingen van de Algemene plaatselijke verordening (APV). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om het bestreden besluit te schorsen.

Tijdens de zitting op 5 juli 2016 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat nader onderzoek niet nodig was en heeft hij op basis van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster in bezwaar geen gronden had aangevoerd tegen de vastgestelde overtredingen van de sluitingstijden en dat de burgemeester op basis van de APV en het Horecasanctiebesluit 2013 in redelijkheid het vervroegd sluitingsuur had kunnen opleggen. Verzoekster betwistte de overtredingen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de processen-verbaal van de politie voldoende bewijs boden voor de overtredingen.

De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Verzoekster kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 16/5212 (vovo)
SGR 16/5217 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juli 2016 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. R.P.H. Sangers),
en

de burgemeester van Leiden, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.E. Atkins).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten voor de horeca-inrichting [verzoekster] , gelegen aan de [adres] in [plaats] , een vervroegd sluitingsuur van 24.00 uur vast te stellen voor de duur van drie weken.
Bij besluit van 16 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om bij voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen.
Bij e-mail van 29 juni 2016 heeft verweerder bevestigd dat het bestreden besluit wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2016.
Namens verzoekster is verschenen [persoon A] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2 Verweerder heeft in bezwaar het besluit gehandhaafd om verzoekster een vervroegd sluitingsuur van 24.00 uur op te leggen voor de duur van drie weken vanwege twee overtredingen van de Algemene plaatselijke verordening (APV). Volgens verweerder gaat het om het overtreden van de sluitingstijden op 13 april 2015 en het verstoren van de openbare orde door het veroorzaken van geluidsoverlast op 25 september 2015.
3 Verzoekster betwist dat er op 25 september 2015 sprake is geweest van geluidsoverlast. Verzoekster stelt onder verwijzing naar het namens haar ingebrachte proces-verbaal van de gerechtsdeurwaarder dat het proces-verbaal van de politie onjuistheden bevat. Volgens verzoekster bedraagt de afstand tussen de politieauto en de [verzoekster] 20,5 meter en de afstand tussen de brievenbus en de [verzoekster] 30 meter. Verder stelt verzoekster dat vanaf de politieauto en de brievenbus niet zichtbaar is dat de deur van [verzoekster] open stond. Ook voert verzoekster aan dat de term ‘hoorbaar’ subjectief is en dat, nu er ook geen klachten zijn geweest, er geen sprake is van verstoring van de openbare orde. In beroep betwist verzoekster dat er sprake is geweest van overtreding van de sluitingstijden op 13 april 2015, omdat de persoon die werd binnengelaten geen bezoeker was die tegen betaling een consumptie kwam nuttigen. Voorts stelt verzoekster dat er geen grondslag is om tot vervroegde sluitingstijden over te gaan, omdat er inmiddels een nieuw APV is, maar het Horecasanctiebesluit alleen verwijst naar de oude APV. Daarnaast blijkt uit de waarschuwing die verzoekster heeft ontvangen na de overtreding op 13 april 2015 niet duidelijk dat zij voor elke andere overtreding zou worden gesanctioneerd. Bovendien voert verzoekster aan dat artikel 17 van het Horecasanctiebesluit niet van toepassing is, omdat er geen twee overtredingen tegelijkertijd hebben plaatsgevonden.
4.1
Op grond van artikel 2:29, derde lid, aanhef en onder b, van de APV 2009 mogen geen bezoekers worden toegelaten in de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van woensdag op donderdag na 01.00 uur en in de nacht van donderdag op vrijdag tot en met de nacht van zaterdag op zondag na 02.00 uur.
In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Horecasanctiebesluit 2013 staat dat indien sprake is van een overtreding van het bepaalde in artikel 2:29, derde lid onder b, van de APV 2009 volgt een gesprek met de ondernemer en ontvangt deze tevens een schriftelijke waarschuwing dat bij een volgende overtreding de navolgende procedure van toepassing is:
a. bij een tweede overtreding binnen een periode van zes maanden na de waarschuwing wordt een tijdelijk vervroegd sluitingsuur opgelegd van 24.00 uur voor een periode van drie weken.
4.2
Artikel 2:30, eerste lid, van de APV 2009 bepaalt dat de burgemeester voor één of meer horecabedrijven in het belang van de openbare orde en zedelijkheid, al dan niet tijdelijk, een later openingsuur en/of een vroeger sluitingsuur kan vaststellen, dan wel een algehele sluiting bevelen.
Artikel 5, eerste lid, van het Horecasanctiebesluit 2013 bepaalt dat indien een horeca-inrichting geluidsoverlast veroorzaakt wordt dit aangemerkt als een verstoring van de openbare orde als bedoeld in artikel 2.30 van de Apv 2009.
In het tweede lid staat dat van een overtreding van het bepaalde in artikel 2:30, eerste lid van de Apv 2009 in ieder geval is sprake wanneer op een afstand van 25 meter van het horecabedrijf mechanisch versterkt geluid uit het horecabedrijf hoorbaar is.
In het derde lid staat dat indien sprake is van een overtreding van het bepaalde in artikel 2:30, eerste lid van de Apv 2009 volgt een gesprek met de ondernemer en ontvangt deze tevens een schriftelijke waarschuwing dat bij een volgende overtreding de navolgende procedure van toepassing is:
a. bij een tweede overtreding binnen een periode van zes maanden na de waarschuwing wordt een tijdelijk vervroegd sluitingsuur opgelegd van 24.00 uur voor een periode van drie weken.
4.3
In artikel 17 van het Horecasanctiebesluit 2013 staat dat indien zich één of meer van de in artikel 2 tot en met 16 genoemde overtredingen gelijktijdig voordoen binnen de aldaar genoemde perioden kan de Burgemeester besluiten gebruik te maken van zijn bevoegdheid om het horecabedrijf direct te sluiten.
5 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.1
In het Horecasanctiebesluit 2013 wordt verwezen naar de APV 2009 en niet naar de huidige APV 2015. Inhoudelijk zijn de in geding zijnde artikelen van de APV 2009 niet gewijzigd in de huidige APV 2015. De voorzieningenrechter overweegt dat er geen rechtsregel is om het Horecasanctiebesluit 2013 daarom niet van toepassing te achten.
5.2
Verzoekster heeft in bezwaar geen gronden aangevoerd tegen de constateerde overtreding van de sluitingstijden op 13 april 2015. De voorzieningenrechter acht het in strijd met de goede procesorde dat tegen deze deelbeslissing in het primaire besluit pas in beroep gronden zijn aangevoerd. Uit het verslag van de hoorzitting in bezwaar blijkt uitdrukkelijk dat die deelbeslissing geen onderwerp was van het geschil tussen partijen. De voorzieningenrechter laat die gronden daarom buiten beschouwing. De overtreding van de sluitingstijden op 13 april 2015 staat dan ook vast.
5.3
In geschil is of er op 25 september 2015 sprake was van geluidsoverlast zoals bedoeld in artikel 2:30 van de APV, nader uitgewerkt in artikel 5, tweede lid, van het Horecasanctiebesluit. Verweerder stelt zich op basis van de processen-verbaal van bevindingen van de politie van 26 september 2015 en 10 december 2015 op het standpunt dat sprake is van voornoemd geluidsoverlast.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:758) moet in beginsel van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal worden uitgegaan. In hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding hierover in dit geval anders te oordelen. Daartoe overweegt hij als volgt.
De verbalisanten hebben in het proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2015 aangegeven dat zij op 25 september 2015 omstreeks 23.20 uur in het dienstvoertuig zaten op de hoek van de [straat 1] met de [straat 2]. Terwijl de ramen en portieren gesloten waren hoorden zij hard muziekgeluid. Midden op het kruispunt was het geluid nog steeds te horen. Hierop zijn zij naar [verzoekster] gelopen, zij hoorden dat de muziek afkomstig was van dat bedrijf. In het proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2015 heeft één van de verbalisanten aanvullend verklaard dat hij ook aan de overzijde van de kruising, op een afstand van ongeveer 34 meter ter hoogte van de brievenbus op de [straat 1], het muziekgeluid zeer duidelijk kon horen. Hij hoorde dat het versterkt muziekgeluid was en dat het geluid afkomstig was van de [verzoekster] . Uit het proces-verbaal van de deurwaarder die verzoekster heeft overgelegd blijkt dat de afstand tussen de [verzoekster] en de [straat 1] ter hoogte van de brievenbus (20,5 + 9,5 =) 30 meter bedraagt. Ook uitgaande van die afstand hoorden de verbalisanten op een afstand van meer dan 25 meter mechanisch versterkt geluid. De enkele omstandigheid dat er verschil is tussen de verbalisanten en de deurwaarder aangegeven afstand, maakt niet dat niet van de verdere juistheid van de processen-verbaal van bevindingen kan worden uitgegaan.
De verbalisanten hebben op een afstand van 30 meter mechanisch versterkt geluid gehoord vanuit de [verzoekster] . Het geluid was voor de verbalisanten met het oor hoorbaar. Of de deur van [verzoekster] wel of niet open stond is niet relevant. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van verbalisanten als professionele ordehandhavers voldoende objectiviteit kan worden verwacht over wat als hoorbaar mechanisch versterkt geluid kan worden aangemerkt. Er is daarom sprake van overtreding van artikel 2:30 van de APV 2009.
5.4
Uit het vorenstaande volgt dat sprake is van twee overtredingen van de APV binnen een periode van zes maanden. Volgens artikel 17 van het Horecasanctiebesluit 2013 kan indien zich één of meer van de in artikel 2 tot en met 16 genoemde overtredingen gelijktijdig voordoen binnen de aldaar genoemde perioden verweerder besluiten gebruik te maken van zijn bevoegdheid om het horecabedrijf direct te sluiten. De stelling van verzoekster dat het artikel alleen van toepassing is als twee overtredingen op hetzelfde moment worden gepleegd is niet aannemelijk, omdat het gaat om gelijktijdig binnen de aldaar genoemde periode. Een redelijke uitlegging van het beleid is daarom dat het moet gaan om twee overtredingen in de periode die in de artikelen 2 tot en met 16 worden genoemd, namelijk een periode van zes maanden. Nu het in het geval van verzoekster gaat om twee overtredingen, namelijk een overtreding van artikel 4 en een overtreding van artikel 5 van het Horecasanctiebesluit 2013, binnen zes maanden heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid aan verzoekster een vroeger sluitingsuur voor een periode van drie weken kunnen vaststellen. Voor zover verzoekster stelt dat bij haar op grond van de waarschuwingsbrief van 17 april 2015 het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat er alleen bij nogmaals overtreden van de sluitingstijd de bewuste maatregel zou zijn opgelegd, slaagt zij daarin naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet. Verweerder wijst verzoekster in de brief slechts op artikel 5 van het Horecasanctiebesluit 2013. Dat laat onverlet dat artikel 17 van het Horecasanctiebesluit 2013 van kracht blijft.
6 Het beroep is ongegrond.
7 Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.