ECLI:NL:RBDHA:2016:8174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
09/766009-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van een voormalige bestuurder van een failliete rechtspersoon en de gevolgen van administratieverplichtingen

Op 7 juli 2016 heeft de politierechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren op een onbekende datum en plaats, die als voormalig bestuurder van een failliete rechtspersoon werd beschuldigd van het niet voldoen aan haar administratieverplichtingen. De zaak werd behandeld tijdens een terechtzitting op 23 juni 2016, waar de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. B.J.C. Pleiter. De officier van justitie, mr. J.C. Reddingius, eiste vrijspraak voor de impliciet primair tenlastegelegde bedrieglijke bankbreuk en bewees de impliciet subsidiair tenlastegelegde eenvoudige bankbreuk. De verdachte werd verweten dat zij tussen 1 november 2006 en 17 maart 2014 als bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf] niet had voldaan aan haar verplichtingen om een administratie te voeren en boeken te bewaren, zoals voorgeschreven in het Burgerlijk Wetboek.

De politierechter overwoog dat de verdachte tot 25 september 2012 bestuurder en enig aandeelhouder was van de rechtspersoon en dat zij de administratie had overgedragen aan de nieuwe bestuurder na de verkoop van de holding. De rechter concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte haar administratieverplichting had geschonden in de relevante periode. Bovendien werd vastgesteld dat de bewaar- en afgifteverplichting in beginsel rust op de bestuurder die op het moment van faillissement aan het roer stond, en dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het aanstellen van een katvanger als opvolgend bestuurder.

De politierechter sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de benadeelde partijen, [benadeelde 1 Heijs Food] en [benadeelde 2 Foodmix], niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat er geen causaal verband was met het tenlastegelegde feit. De kosten die de verdachte had gemaakt ter verdediging tegen deze vorderingen werden begroot op nihil. De uitspraak werd gedaan door mr. E.A.G.M. van Rens, in aanwezigheid van griffier mr. A.J. van Zelst, tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Politierechter
Parketnummer 09/766009-16
Datum uitspraak: 7 juli 2016
Tegenspraak

Vonnis

De politierechter in de rechtbank Den Haag heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 juni 2016.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. B.J.C. Pleiter, advocaat te Amsterdam, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J.C. Reddingius heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de impliciet primair tenlastegelegde bedrieglijke bankbreuk en tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair tenlastegelegde eenvoudige bankbreuk. Zij heeft voorts gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.

De tenlasteleggingAan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 17 maart 2014 te Den Haag en/of Boskoop , althans in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon [bedrijf] , zijnde deze rechtspersoon bestuurder van [bedrijf] welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage op 21 mei 2013 in staat van faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) (al dan niet) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde rechtspersoon niet, althans niet volledig heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of gegevensdragers als in dat/die artikel(en) bedoeld.

Vrijspraak

De politierechter ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of de verdachte verplichtingen heeft geschonden die – volgens het verwijt – in het kader van het vierde lid van artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht rusten op een bestuurder van een failliet verklaarde rechtspersoon rustte, te weten – kort gezegd – de verplichtingen:
- tot het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk wetboek (hierna de “administratieverplichting”);
- tot het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of gegevensdragers als in de artikelen in de vorige gedachtestreep bedoeld (hierna de “bewaar- en afgifteverplichtingen).
Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, dien de vraag te worden beantwoord of de verdachte aldus heeft gehandeld ter bedrieglijke verkorting van de schuldeisers. De politierechter overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat de verdachte tot 25 september 2012 bestuurder en enig aandeelhouder was van [bedrijf] , welke rechtspersoon de bestuurder was van [bedrijf] . Door verkoop van de holding BV is vervolgens [naam] bestuurder geworden van die rechtspersoon en daarmee middellijk bestuurder geworden van de beheer BV. Vervolgens hebben er op 11 april 213 naamsveranderingen plaatsgevonden van de rechtspersonen.
Verdachte heeft verklaard dat zij de administratie die zij voerde over de jaren 2010, 2011 en 2012 met de verkoop van de rechtspersoon (via een bemiddelaar) aan de nieuwe bestuurder heeft overgedragen. Op basis van het thans voorhanden dossier, kan dit niet worden uitgesloten. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte als bestuurder van de rechtspersoon niet aan haar administratieverplichting heeft voldaan in de periode 1 november 2006 tot 25 september 2012.
Voor zover het verwijt ziet op de bewaar- en afgifteverplichting van – kort gezegd – de administratie nadien, is de politierechter van oordeel dat noch uit de wet noch uit de jurisprudentie iets anders volgt dan dat die verplichting in beginsel rust op de bestuurder die op het moment van het faillissement bestuurder is van de rechtspersoon. Dit kan anders zijn in de situatie waarin de voormalig bestuurder een katvanger naar voren heeft geschoven als opvolgend bestuurder. Het heeft er alle schijn van dat de opvolgend bestuurder inderdaad een katvanger was. Dat verdachte daar enige wetenschap van of betrokkenheid bij had, blijkt echter niet uit het dossier. Dat betekent dat verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen haar wordt verweten.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

De politierechter heeft de [benadeelde 1 Heijs Food] en [benadeelde 2 Foodmix] op voorhand en zonder nader onderzoek niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, gelet op de evidente afwezigheid van enig causaal verband met het tenlastegelegde feit.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partijen dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de politierechter tot op heden begroot op nihil.

De beslissing

De politierechter:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 1 Heijs Food] en [benadeelde 2 Foodmix] niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M van Rens, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 7 juli 2016.