ECLI:NL:RBDHA:2016:8154

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1348
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning omgevingsvergunning voor nieuwbouw appartementengebouw met parkeervoorziening en geluidsoverlast

Op 18 juli 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de toekenning van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een appartementengebouw met parkeervoorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden verleende op 13 januari 2016 een omgevingsvergunning voor het project, dat 64 appartementen omvat en een inpandige parkeergarage met 57 parkeerplaatsen. Eisers, bestaande uit negen personen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerden dat de nieuwbouw zou leiden tot een toename van geluidsoverlast door klankkastwerking van de aaneengeschakelde bebouwing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster een omgevingsvergunning heeft aangevraagd die in strijd is met het bestemmingsplan. Desondanks heeft verweerder de vergunning verleend op basis van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen, waarbij de belangen van de vergunninghoudster zwaarder wogen dan die van de eisers. De rechtbank heeft het akoestisch onderzoek van een adviesbureau als voldoende onderbouwd beschouwd en geen aanleiding gezien om aan de uitkomsten te twijfelen.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers, voor zover ingesteld door de overige acht eisers, niet-ontvankelijk en het beroep van eiser 1 ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/1348

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juli 2016 in de zaak tussen

[eiser 1], [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4], [eiser 5], [eiser 6], [eiser 7], [eiser 8] en [eiser 9], allen te [plaats], eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Kooij).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[Stichting X], te [plaats], vergunninghoudster.

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het project nieuwbouw appartementengebouw met parkeervoorziening op de locatie [straat 1], [straat 2] en [straat 3] te [plaats].
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2016. Namens eisers zijn [eiser 1], [eiser 8], [eiser 4] en [eiser 9] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon A]. Namens vergunninghoudster is [persoon B] verschenen, vergezeld van [persoon C] van [adviesbureau].

Overwegingen

1. Op 19 december 2014 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning gevraagd voor het project ‘nieuwbouw appartementengebouw met parkeervoorziening’ (het bouwplan). Het bouwplan ziet op het realiseren van 64 appartementen in een aaneengesloten bebouwing. Het te bouwen complex bestaat uit maximaal vier bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 13,4 meter. In de eerste bouwlaag wordt een inpandige parkeergarage gerealiseerd met 57 parkeerplaatsen.
2. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “[bestemmingsplan]”. Om het bouwplan mogelijk te maken heeft verweerder bij het bestreden besluit met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning verleend.
De omgevingsvergunning bevat toestemmingen - als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo - om te bouwen onder afwijking van het bestemmingsplan.
3. Eisers hebben aangevoerd dat door de aaneengesloten bebouwing met meer woningen op een kleiner oppervlak sprake is van een klankkastwerking van het bouwplan. Hierdoor ontstaat, aldus eisers, een massieve geluid weerkaatsende muur aan de [straat 1] met geluidsoverlast tot gevolg. Eisers vinden de redenering van verweerder dat er al sprake was van klankkastwerking niet toereikend omdat er sprake is van een toename van geluidsoverlast.
Ontvankelijkheid
4.1
Eiser, [eiser 1], heeft bij brief van 20 februari 2016 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiser heeft zijn beroepschrift bij brief van 17 maart 2016 aangevuld. Hierbij is een lijst met namen van mede-indieners gevoegd, die niet bij het eerdere beroepschrift was gevoegd. Naar aanleiding van deze brief heeft de rechtbank eiser bij brief van 29 maart 2016 verzocht om een schriftelijke machtiging toe te sturen. In tegenstelling tot hetgeen ter zitting is betoogd, heeft de rechtbank hiermee niet aangegeven dat het beroep, voor zover ingesteld door de anderen dan [eiser 1], tijdig is. Nu deze personen niet genoemd zijn in het beroepschrift en pas na ommekomst van de beroepstermijn is duidelijk gemaakt dat zij beroep willen instellen, is het beroep van eisers niet-ontvankelijk, voor zover ingesteld door [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4], [eiser 5], [eiser 6], [eiser 7], [eiser 8] en [eiser 9].
4.2
Dit betekent dat alleen het beroep voor zover ingesteld door [eiser 1] ontvankelijk is. Deze zal in het vervolg van deze uitspraak worden aangeduid als eiser.
Inhoudelijk
5.1
De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 3º, van de Wabo omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheid van verweerder, waarbij hij beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot het besluit om daarvoor omgevingsvergunning te verlenen heeft kunnen komen.
5.2
Het bouwplan wordt gerealiseerd op gronden met de bestemming “Woondoeleinden”, “Woningbouwlocatie” en “Verblijfsgebied”. Het bouwplan is in strijd met de bestemming “Woondoeleinden” in verband met de te realiseren parkeergarage. Het bouwplan is in strijd met de bestemming “Woningbouwlocatie” omdat de parkeervoor-ziening in strijd met de planregels niet ondergronds is en meer dan 70 centimeter boven het maaiveld uitsteekt. Het bouwplan is in strijd met de bestemming “Verblijfsgebied”, nu op gronden met deze bestemming geen woningen mogen worden gerealiseerd. In de ruimtelijke onderbouwing bij het bouwplan “Woningen [plaats]” is ingegaan op de ruimtelijk relevante aspecten en de stedenbouwkundige inpassing van het bouwplan. Ook is ingegaan op de randvoorwaarden en omgevingsaspecten (archeologie, cultuurhistorie, ecologie, milieu en water).
5.3
Het gaat eiser om de reflectie van geluid door het bouwplan en de mogelijke toename van geluidshinder die hij daarvan ondervindt.
In de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan is een akoestisch onderzoek van [adviesbureau] opgenomen. In aanvulling op dit onderzoek heeft [adviesbureau] bij notitie van 8 juni 2016 uitgelegd welke uitgangspunten aan het akoestisch onderzoek ten grondslag liggen. Er is een driedimensionaal rekenmodel opgesteld waarbij de maximale mogelijkheden die het bestemmingplan biedt, zijn afgezet tegen het bouwplan zoals dat is aangevraagd. Geconcludeerd wordt dat geluidbelasting op de gevels van de bestaande bebouwing niet hoorbaar toe- of afneemt door de voorgenomen nieuwbouw. Ter zitting is toegelicht dat hierbij een normale gevelreflectie in aanmerking is genomen, welke gevelreflectie zich ook voorheen voordeed en dat niet wordt verwacht dat ten gevolge van de vormgeving van de gevels waarbij op verschillende plaatsen elementen uit- dan wel inspringen een toename van geluid door reflectie ontstaat. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser is aangevoerd geen aanleiding aan de uitkomsten van het akoestisch onderzoek te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van eiser.
5.4
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder in redelijkheid de belangen die zijn gediend met het realiseren van het bouwplan zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van eiser. Verweerder heeft in redelijkheid de omgevingsvergunning kunnen verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3˚, van de Wabo.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart beroep, voor zover dat door [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4], [eiser 5], [eiser 6], [eiser 7], [eiser 8] en [eiser 9] is ingesteld, niet-ontvankelijk en
  • voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzitter, en mr. M.M. Meessen en mr. F.X. Cozijn, leden, in aanwezigheid van mr. A.W.W Koppe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.