ECLI:NL:RBDHA:2016:8120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
VK 16/13329
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse minderjarige vreemdeling op grond van ongeloofwaardig relaas

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse minderjarige vreemdeling. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Igdeli, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat zijn asielaanvraag op 30 mei 2016 was afgewezen. Tijdens de zitting op 30 juni 2016 was eiser aanwezig, bijgestaan door mr. A.I. Engelsman, en werd de zaak behandeld door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken.

Eiser heeft een relaas gepresenteerd waarin hij beschrijft dat zijn vader betrokken was bij een gokbedrijf en dat zijn familie in gevaar kwam door gokschulden. Eiser stelt dat zijn vader is vermoord en dat hij en zijn familie zijn gevlucht naar Iran en later naar Nederland. De staatssecretaris heeft echter het relaas van eiser als ongeloofwaardig bestempeld, onder andere omdat het relaas van zijn broer, dat dezelfde asielmotieven bevatte, ook al als ongeloofwaardig was beoordeeld. De rechtbank heeft de argumenten van de staatssecretaris gevolgd en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor de claims van eiser, en dat zijn verklaringen tegenstrijdig en ongeloofwaardig zijn.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de situatie in Afghanistan, en specifiek in de provincie Herat, niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij als alleenstaande minderjarige vreemdeling recht heeft op een verblijfsvergunning, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een dergelijke vergunning, omdat zijn relaas ongeloofwaardig is geacht. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/13329
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 juli 2016 in de zaak tussen
[naam] (ook geschreven als: [naam 1]) , eiser,
gemachtigde: mr. S. Igdeli,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 mei 2016 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2016. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. A.I. Engelsman, waarnemer voor zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [naam 2] als begeleider van eiser. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eisers geboortedatum is door verweerder op [geboortedatum] gesteld. Eiser bezit de Afghaanse nationaliteit. Op 24 december 2015 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zijn asielrelaas luidt als volgt. Eisers vader runde in Herat een gokbedrijf aan huis. Hij leende soms geld om mee te gokken van een vriend, genaamd [naam 6] . Vaders gokschulden bij hem liepen op, en toen [naam 6] de schuld afgelost wilde zien en vader geen geld had, bood [naam 6] aan om eisers broer [naam 5] in te zetten bij het gokken. De vader verloor en na smeekbedes van eisers ouders ging [naam 6] ermee akkoord [naam 5] na de Ramadan te komen halen. Diezelfde avond is de oudste broer van eiser, [naam 3] , naar het huis van [naam 6] gegaan. Vader was bang voor een gevecht en schakelde een vriend, [naam 4] Ahmed , in om achter hem aan te gaan. [naam 4] belde later met het bericht dat hij [naam 3] en de zoon van [naam 6] dood op de binnenplaats had zien liggen. Omdat [naam 6] maar één zoon had, maande de vader het gezin om hun spullen te pakken. Die avond nog zijn ze naar Iran gereisd per auto. Vanuit Iran is [naam 5] vooruit gereisd naar Nederland. De overige gezinsleden bleven achter wegens geldgebrek. Vlak daarna kreeg de vader van eiser telefonisch bericht dat er een koper was gevonden voor zijn grond in Herat . Hij is daarop teruggekeerd om de verkoop te regelen om dit geld te kunnen gebruiken voor de verdere reis. De koper heeft de intentie van zijn vader echter doorgespeeld aan [naam 6] . Hij heeft de vader van eiser daarop vermoord. De moeder van eiser heeft dat telefonisch vernomen van een vriend. Zijn vader had nog wel het geld weten over te maken, waarmee het gezin verder is gevlucht. Bij de grens tussen Turkije en Iran is eiser zijn moeder en zusje kwijtgeraakt.
2. Bij het bestreden besluit is de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van betrokkene geloofwaardig. Het relaas van eiser acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder legt hieraan onder meer het volgende ten grondslag. Het relaas van eisers broer [naam 5] is reeds ongeloofwaardig geacht, hetgeen met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 juni 2016 (zaaknummer 201602225) in rechte vast is komen te staan. Eisers relaas bevat dezelfde asielmotieven en vormt geen aanleiding de beide relazen alsnog geloofwaardig te achten. Het is bevreemdend dat eisers vader zijn zoon [naam 5] in zou zetten bij het gokken, terwijl hij blijkens eisers verklaringen nog grond bezat die hij te gelde kon maken om (in ieder geval een deel van) zijn gokschuld af te lossen. Opmerkelijk is dat eiser, gelet op zijn jonge leeftijd, gedetailleerd kan verklaren over de hoogte van de gokschulden van zijn vader en de waarde van diens grond. Daarnaast is bevreemdend dat [naam 6] opeens zijn hele schuld ingelost wilde zien, maar vervolgens wel akkoord gaf om [naam 5] pas na de Ramadan te komen halen. Er is geen indicatief bewijs overgelegd van de dood van eisers oudste broer [naam 3] noch voor de dood van zijn vader. Voorts is onduidelijk waarom de koper van de grond informatie zou doorgeven aan [naam 6] . Op dit punt heeft eiser tevens tegenstrijdig verklaard met zijn broer [naam 5] , nu die heeft verklaard dat de gemeente de verkoop heeft doorgegeven aan [naam 6] . [naam 5] , die van eiser heeft gehoord dat zijn vader is vermoord, heeft daarbij ook verklaard dat de vader is mishandeld en gemarteld alvorens te zijn vermoord, terwijl eiser daar in het geheel niet over heeft verklaard. De omstandigheid dat eisers vader net na het overmaken van het geld is vermoord, komt verweerder voor als erg toevallig, terwijl onduidelijk is hoe de vriend die de moeder van eiser telefonisch op de hoogte heeft gesteld van deze moord, zelf op de hoogte is geraakt van het gebeurde.
3. Eiser betwist gemotiveerd dat zijn relaas ongeloofwaardig is. [naam 5] en hij hebben grotendeels gelijkluidende verklaringen afgelegd. Dit kan alleen als de gebeurtenissen zich ook zo hebben voorgedaan. Verweerder meet bovendien met twee maten door eiser te verwijten dat hij gedetailleerde verklaringen kan afleggen over de gokschulden en grond van zijn vader, terwijl verweerder normaliter ook van minderjarigen verwacht dat zij consistente en volledige verklaringen kunnen afleggen. De verklaringen van eiser zijn voorts niet bevreemdend, nu [naam 6] duidelijk uit was op [naam 5] . Eiser heeft consistent verklaard dat de waarde van de grond van zijn vader onvoldoende was om de schulden af te lossen. [naam 6] wist dit ook. Hij ging akkoord met de latere overdracht van [naam 5] omdat hij de ouders van eiser kende en zij slechts vroegen om uitstel, niet om afstel. Het is voor eiser niet mogelijk om bewijs te overleggen van de dood van [naam 3] en zijn vader, nu Afghanistan blijkens het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van september 2014 (het ambtsbericht) geen overlijdensaktes afgeeft. Bovendien is eiser direct na de dood van [naam 3] het land ontvlucht. Eiser gaat er voorts vanuit dat de koper van de grond informatie heeft doorgegeven aan [naam 6] om zichzelf tegen hem te beschermen. Het is aan verweerder om duidelijk te maken waarom het toevallig zou zijn dat de vader van eiser is vermoord kort na het overmaken van het geld. Bovendien heeft eiser er geen belang bij om niet de waarheid te vertellen over de dood van zijn vader, gelet op de mogelijkheden tot gezinshereniging. Voorts was [naam 5] op het moment van de dood van zijn vader niet meer bij het gezin. Eiser heeft slechts datgene verklaard wat hij van zijn moeder op dat moment te horen heeft gekregen.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. Mede gelet op de door de Afdeling bevestigde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 23 maart 2016, ECLI:NL:RBROT:206:2136, in de zaak van zijn broer [naam 5] is daartoe het volgende redengevend. Verweerder heeft terecht als bevreemdend aangemerkt dat de vader van eiser zijn zoon [naam 5] zou inzetten in een gokspel met een machtig persoon als [naam 6] , terwijl hij nog wel grond bezat in Herat. Hoewel de rechtbank eiser volgt in zijn stelling dat verweerder ook van minderjarigen doorgaans consistente en volledige verklaringen verwacht, kan uit de ter zitting gegeven toelichting worden opgemaakt dat hetgeen verweerder aan eiser tegenwerpt niet zozeer de gedetailleerde verklaringen op zichzelf zijn, als wel de omstandigheid dat eiser op deze punten zeer uitgebreid en op eigen initiatief heeft verklaard terwijl hij dit op andere punten in het geheel niet kon. Zo heeft eiser meermaals verklaard niet te weten waarom [naam 5] de inzet was van het gokspel, terwijl [naam 5] hier wel over heeft verklaard en eiser op de vraag wat hem bij terugkeer naar Afghanistan te wachten staat heeft verklaard dat [naam 6] hem dan wellicht als zijn ‘bacha berish’ of te wel zijn homoseksuele speeltje (letterlijk: een jongen zonder baard) neemt. Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser en [naam 5] tegenstrijdig hebben verklaard over de omstandigheden rond de dood van hun vader. Dit terwijl niet in geschil is dat [naam 5] de informatie hieromtrent heeft verkregen van eiser. De overige onduidelijke omstandigheden rond de dood van de vader zijn totaal niet opgehelderd. Dat het niet in eisers belang is om niet naar waarheid te verklaren dat zijn vader is vermoord, is dan ook onvoldoende om zijn relaas op dit punt wel geloofwaardig te achten. Tot slot kon verweerder het ontbreken van indicatief bewijs van de dood van [naam 3] en zijn vader tegenwerpen, gelet op het overige relaas en omdat een overlijdensakte niet het enige mogelijke bewijs is van overlijden.
5. Voorts voert eiser aan dat terugkeer naar Herat in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, vanwege de verslechterende veiligheidssituatie aldaar. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder zich op het standpunt stellen dat uit het ambtsbericht volgt dat de algehele situatie in Afghanistan, en de provincie Herat in het bijzonder, niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Uit de in de zienswijze opgenomen citaten uit rapporten van onder meer het US Institute of Peace en UK Home Office valt niet af te leiden dat de situatie sinds het verschijnen van het ambtsbericht zodanig is verslechterd dat thans wel sprake is van een situatie zoals beschreven in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
6. Eiser voert tot slot aan dat hem als alleenstaande minderjarige vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw had moeten worden verleend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt kon stellen dat eiser niet voor een dergelijke vergunning in aanmerking komt. Verweerder heeft de situatie van eiser getoetst aan het beleid zoals opgenomen in paragraaf B8/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Nu verweerder het relaas van eiser terecht ongeloofwaardig heeft geacht, is niet aannemelijk dat eiser geen familieleden meer heeft in Afghanistan. De ouders van eiser en/of zijn meerderjarige broer [naam 3] kunnen dan ook zorg dragen voor adequate opvang bij terugkeer.
7. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.Y.M. van Deijck, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.