De kinderrechter kan de minderjarige voorlopig onder toezichtstellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond als bedoeld in artikel 255, eerste lid, BW is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is de rechtbank van oordeel dat hiervan sprake is. Er zijn ernstige zorgen over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . De schoolgang van [minderjarige] verloopt verstoord. In elk geval sinds maart 2014 is [minderjarige] met grote regelmaat langere periodes niet op school en is tevergeefs getracht [minderjarige] in het schoolproces te re-integreren. In mei 2015 heeft [minderjarige] een Rec 3-indicatie gekregen waarna zij is gestart op de Pyramide, een onderwijsinstelling gespecialiseerd in kinderen met een lichamelijke beperking of een langdurige ziekte. Ook op deze school is het niet tot enige vorm van bestendige schoolgang gekomen. Inmiddels volgt [minderjarige] sinds 12 oktober 2015 helemaal geen onderwijs meer.
Uit de mededeling van de ouders ter zitting leidt de rechtbank af dat er in januari 2016 een laatste overleg met de school is geweest. Sindsdien hebben de ouders geen contact met de school opgenomen om de mogelijkheden van (het opnieuw) hervatten van de schoolgang te bespreken. Alle aanleiding daartoe was er wel, nu de ouders hebben gemeld dat het met [minderjarige] de laatste maanden beter gaat. Zij is minder bedlegerig, kleedt zich overdag vaker aan, verschijnt aan de keukentafel en ontvangt soms bezoek van familie en een buurjongen die met haar computerspelletjes speelt. [minderjarige] , die nog maar 14 jaar oud is, vertoeft hele dagen thuis en het ontbreekt haar aan enige sociale interactie met anderen dan haar naaste omgeving.
In dit verband acht de rechtbank eveneens zorgelijk dat het erop lijkt dat [minderjarige] volledig zelfbepalend en daarmee ook zelfverantwoordelijk wordt gemaakt voor de keuze van haar dagelijkse activiteiten. Zo deelde de moeder ter zitting mee dat [minderjarige] af en toe uit zichzelf een Engels boek leest en weer weglegt als zij hoofdpijn krijgt of te moe is. Van enige sturing of kaders vanuit de ouders is niet gebleken. De ouders varen volledig op een advies dat zij van dr. [dhr. G] hebben gekregen, luidende dat [minderjarige] zelf moet aangeven waar zij aan toe is. Een veertienjarige als [minderjarige] behoort niet met een dergelijke verantwoordelijkheid te worden belast.
De rechtbank constateert dat het de ouders zelf niet lukt om met behulp van de onderwijsinspectie, school en onderwijsconsulente tot een bestendig overleg te komen over het vormgeven van onderwijs voor [minderjarige] . Het standpunt van de ouders dat het aan de Raad is om thuisonderwijs te regelen, onderschrijft de rechtbank niet. Ouders zijn als gezaghebbenden over [minderjarige] als eerste verantwoordelijk om in het kader van de verzorging en ontwikkeling van [minderjarige] het contact met school te onderhouden, ook in een periode dat de Raad onderzoek doet naar de verzorgings- en opvoedingssituatie van [minderjarige] .
De gecertificeerde instelling WSJ dient erop toe te gaan zien dat [minderjarige] onderwijs krijgt, uit haar sociale isolement kan raken en enige vorm van sociale interactie buiten de huiselijke kring zal verkrijgen.