ECLI:NL:RBDHA:2016:7962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
09/857564-15 e.a.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens aanranding, verkrachting en mishandeling van meerdere slachtoffers met verstandelijke beperkingen

In deze strafzaak werd de meerderjarige verdachte, die licht verstandelijk beperkt is, beschuldigd van meerdere ernstige zedendelicten en mishandelingen. De rechtbank Den Haag heeft op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de verdachte werd beschuldigd van aanranding, drie verkrachtingen, drie mishandelingen en een bedreiging. De slachtoffers waren voornamelijk meisjes en jonge vrouwen met een verstandelijke beperking, met wie de verdachte contact had gelegd via een datingsite. De rechtbank heeft de aanranding en enkele mishandelingen bewezen verklaard, maar sprak de verdachte vrij van twee van de drie verkrachtingen wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het onvrijwillig betasten van de slachtoffers en dat er sprake was van geweld en bedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot jeugddetentie van 184 dagen en een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, waarbij rekening werd gehouden met zijn verstandelijke beperking en de ernst van de feiten. De rechtbank benadrukte de impact van de daden op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer (jeugd)strafzaken
Parketnummers 09/857564-15; 09/173693-15 (ttz. gev.); 09/076097-15 (ttz. gev.); 09/852035-16 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 7 juli 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
thans gedetineerd in Justitiële Jeugdinrichting [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 juni 2016, na eerder aangehouden te zijn ter terechtzitting van 7 maart 2016 (t.a.v. parketnummers 09/857564-15, 09/173693-15 en 09/076097-15) en verwijzing naar de meervoudige kamer op 20 januari 2016 (t.a.v. parketnummers 09/173693-15 en 09/076097-15).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.C.E.T. de Ceuninck van Capelle-Willems en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J. Verschuren, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
t.a.v. parketnummer 09/857564-15
1.
hij op of omstreeks 8 september 2015 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het zoenen op de mond en/of het vastpakken van de borsten en/of het betasten en/of vastpakken van de vagina van die [benadeelde 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meenemen van [benadeelde 1] naar een bos en/of het dicht bij [benadeelde 1] gaan zitten en/of het omhelzen van [benadeelde 1] en/of het (onverhoeds) zoenen in de hals en/of het onverhoeds vastpakken van de borst(en) en/of betasten/pakken van de vagina van [benadeelde 1] (terwijl hij zijn andere hand om haar middel had);
art 246 Wetboek van StrafrechtDe
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2015 te ’s-Gravenhage door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten:
- het (onverhoeds) vastpakken van [benadeelde 2] en/of
- het bij hem, verdachte, op schoot te trekken van [benadeelde 2] en/of
- het bij de keel vast te pakken en/of dicht drukken van de keel van [benadeelde 2] en/of
- het met kracht uittrekken van de broek van [benadeelde 2] en/of
- het (daarbij) zeggen "je moet stil zijn "en/of "je wilt het wel, je vindt het wel lekker",
[benadeelde 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde 2] , te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die Vouw;
art 242 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 september 2015 te Gouda door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het onverhoeds kussen van de mond van [benadeelde 3] en/of
- het onverhoeds kussen op de wang van [benadeelde 3] en/of
- het zeggen tegen [benadeelde 3] "stil zijn " en/of (daarbij) duwen/drukken van zijn, verdachtes hand op de mond en/of
- het duwen van [benadeelde 3] op het bed en/of
- het bovenop [benadeelde 3] gaan liggen en/of
- het onverhoeds duwen van zijn hand in de broek van [benadeelde 3]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde 3] , te weten het duwen van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina en/of het betasten van en/of krijpen in de borsten van [benadeelde 3] ;
art 242 Wetboek van Strafrecht
t.a.v. parketnummer 09/173693-15
hij op of omstreeks 20 augustus 2015 te ’s-Gravenhage [benadeelde 4] heeft mishandeld door [benadeelde 4] aan zijn haren te trekken en/of tegen de muur te duwen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
t.a.v. parketnummer 09/076097-15
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2015 te ’s-Gravenhage [benadeelde 5] heeft mishandeld door haar (met kracht) bij de keel en/of kaak beet te pakken;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2015 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard en/of 's Gravenhage, in ieder geval in Nederland, [benadeelde 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 5] een whats app bericht gestuurd met daarin de woorden: "nog 1 woord tegen me moeder en ik kom je afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 03 februari 2015 te ’s-Gravenhage [benadeelde 6] heeft mishandeld door [benadeelde 6] meermalen, althans een maal tegen het lichaam te schoppen en/of te slaan/stompen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
t.a.v. parketnummer 09/852035-16
hij op of omstreeks 31 maart 2016, althans in of omstreeks de periode van 16 maart 2016 tot en met 10 april 2016, te [plaats 2] , althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde 7] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde 7] , hebbende verdachte [benadeelde 7] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes penis in de anus van [benadeelde 7] duwde/bracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) e/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte [benadeelde 7] heeft vastgepakt en/of meegetrokken heeft de bosjes in en/of (aldus) voor [benadeelde 7] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
artikel 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2016, althans in of omstreeks de periode van 16 maart 2016 tot en met 10 april 2016, te [plaats 2] , althans in Nederland, met [benadeelde 7] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvoldoende in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde 7] , te weten het duwen/brengen van zijn penis in de anus van [benadeelde 7] ;
Artikel 243 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de dagvaardingen met
parketnummers 09/857564-15 en 09/852035-16 (de aanranding van [benadeelde 1] en de verkrachting van [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 7] )heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren op grond van de verschillende verklaringen in het dossier en het gebruik van schakelbewijs. Ten aanzien van het schakelbewijs heeft zij aangevoerd dat een duidelijke rode draad te herkennen is in alle zaken, immers in drie van de vier zaken heeft de verdachte de slachtoffers ontmoet via een datingsite, is een afspraak snel gevolgd na het eerste contact, overvalt de verdachte de slachtoffers tijdens de afspraak met zijn sekswens, stelt hij zich dwingend op en vindt er ondanks hun weerstand toch seksueel contact plaats.
Ten aanzien van de dagvaardingen met
parketnummers 09/173693-15 en 09/076097-15 (de bedreiging en mishandeling van [benadeelde 5] en de mishandeling van de [benadeelde 6] en [benadeelde 4] )heeft de officier van justitie eveneens gevorderd dat de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren op grond van de verklaringen in het dossier.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 09/857564-15
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van feit 1,
de aanranding van [benadeelde 1], betoogd dat vrijspraak dient te volgen op grond van het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar heeft afgesproken met [benadeelde 1] , maar dat hij niet met haar in een bos is geweest en zich niet schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De lezing van de verdachte dat zij niet naar het bos, maar richting de stad zijn gegaan is niet nader onderzocht.
Ten aanzien van feit 2,
de verkrachting van [benadeelde 2], heeft de raadsman primair bewijsuitsluiting bepleit van het proces-verbaal van bevindingen van het verhoor van [benadeelde 2] en daarmee vrijspraak van de verdachte. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het verhoor, in tegenstelling tot wat de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten voorschrijft, niet audiovisueel en ook niet auditief is geregistreerd. Ook ontbreekt een uitgewerkt proces-verbaal van het verhoor, maar bevindt zich slechts een samenvatting daarvan in het dossier. Het ontbreken van een opname schaadt de verdachte in zijn verdediging in die zin dat het de verdediging de mogelijkheid ontzegt om na te gaan hoe een en ander verklaard is en hoe de verklaring tot stand is gekomen. Daarnaast ontbreekt het proces-verbaal van een informatief gesprek tussen het slachtoffer en de politie, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit op grond van het ontbreken van voldoende steunbewijs.
Ten aanzien van feit 3,
de verkrachting van [benadeelde 3], heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit op grond van het ontbreken van voldoende bewijs, primair ten aanzien van de dwang, subsidiair ten aanzien van het seksueel binnendringen.
Ten aanzien van de dagvaardingen met
parketnummers 09/173693-15 en 09/076097-15,
de mishandeling en bedreiging van [benadeelde 5] en de mishandeling van de heren [benadeelde 6] en [benadeelde 4], heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 09/852035-16
De raadsman heeft ten slotte verzocht om de verdachte vrij te spreken van de hem ten laste gelegde
verkrachting van [benadeelde 7]dan wel het plegen van ontuchtige handelingen met dit slachtoffer op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van de feiten het volgende af.
Ten aanzien van parketnummer 09/857564-15 [1]
Feit 1
Aanranding [benadeelde 1]
De verdachte heeft op 8 september 2015 met [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) afgesproken in Den Haag. Zij zouden samen naar de kermis gaan, maar die was nog niet open, dus toen zijn zij ergens anders naartoe gegaan. [2] [3]
De verdachte heeft verklaard dat zij richting de stad zijn gegaan waar zij wat hebben gedronken. [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij naar het Haagse Bos zijn gegaan en dat de verdachte haar daar heeft aangerand.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij om ongeveer 13.15 uur met de verdachte had afgesproken. De verdachte stelde voor om een rondje te wandelen en zij zijn naar het Haagse Bos gegaan. In het Haagse Bos zijn zij op een bankje gaan zitten en daar deed hij zijn arm om haar heen en wilde haar gaan zoenen. [benadeelde 1] draaide haar hoofd weg en zei dat ze dat niet wilde. Ze is opgestaan en wilde teruggaan. De verdachte zei dat hij een weggetje binnendoor wist, maar daardoor kwamen ze midden in het bos waar bijna geen mensen waren. Hij probeerde haar opnieuw te zoenen. Omdat zij haar hoofd weer wegdraaide zoende hij haar in haar hals. Toen [benadeelde 1] de verdachte hierop wegduwde, pakte hij met beide handen haar borsten vast en pakte haar toen snel bij haar vagina, terwijl zijn andere hand nog om haar middel was. Hierop is [benadeelde 1] hard gaan gillen en daarna is ze weggerend totdat ze twee mannen tegenkwam die de politie hebben gebeld. [4]
Eén van deze mannen, [naam 1] , heeft verklaard dat hij op 8 september 2015 om 13.45, 14.00 uur met zijn collega in het Haagse Bos was toen hij iemand om hulp hoorde roepen. Hij zag een meisje dat lijkwit was en dat vertelde dat iemand aan haar borsten had gezeten en haar kruis had betast. [5]
De andere man, [naam 2] , heeft eveneens verklaard dat hij een vrouw om hulp hoorde roepen en dat zij lijkwit en buiten adem was, dat zij hyperventileerde en in paniek was. [6]
Uit een chatbericht van de verdachte aan [benadeelde 1] blijkt dat de verdachte die dag om 13.02 voor het laatst chatcontact had met [benadeelde 1] en daarna weer om 14.30, waarbij hij aan haar vroeg waarom ze de politie heeft gebeld. [7]
De rechtbank is op grond van deze verklaringen in combinatie met de tijdstippen waarop de verdachte contact heeft gehad met [benadeelde 1] en de tijdstippen waarover [benadeelde 1] en de getuige [naam 1] hebben verklaard, van oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [benadeelde 1] zoals ten laste gelegd.
De lezing van de verdachte dat hij met haar iets is gaan drinken in stad en niet in het Haagse bos is geweest, wordt door geen enkele verklaring ondersteund en past niet in het beeld dat wordt geschetst door de verklaringen van [benadeelde 1] en de getuigen die haar ongeveer een half uur tot drie kwartier na het begin van de afspraak tussen haar en de verdachte overstuur aantroffen in het Haagse Bos.
Dat deze lezing niet nader is onderzocht, maakt dit oordeel niet anders.
Feit 2
Verkrachting [benadeelde 2]
Op 31 juli 2015 heeft de verdachte afgesproken met [benadeelde 2] .
heeft verklaard dat de verdachte die dag met haar mee naar huis is gegaan en dat er bij haar thuis onvrijwillige seks heeft plaatsgevonden, waarbij zij bij haar keel werd vastgepakt. Zij heeft geprobeerd hem weg te duwen, maar hij heeft toch hardhandig zijn piemel in haar vagina gedaan.
De verdachte heeft hierover verklaard dat er inderdaad sprake is geweest van seks, maar dat dit vrijwillig was.
Het verhoor van [benadeelde 2] is, in tegenstelling tot wat is voorgeschreven in de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten, niet audiovisueel of auditief geregistreerd. Het verhoor van [benadeelde 2] , dat op 4 november 2015 heeft plaatsgevonden, is voorts niet woordelijk uitgewerkt in een proces-verbaal van verhoor, maar daarvan is op 16 november 2015 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisant die het verhoor heeft afgenomen. De verdediging heeft hierdoor niet kunnen nagaan hoe dit verhoor is verlopen en hoe de verklaringen van [benadeelde 2] tot stand zijn gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat het verhoor niet audiovisueel of auditief is geregistreerd niet hoeft te leiden tot bewijsuitsluiting. Het is echter wel een reden om zwaardere eisen te stellen aan het (steun)bewijs.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat [benadeelde 2] en de verdachte voor een deel gelijkluidend verklaren en dat hun verklaringen uiteenlopen over de (on)vrijwilligheid van de seks. Gelet op het tijdsverloop tussen het incident en het verhoor van [benadeelde 2] , in samenhang met de omstandigheid dat zij een lichte verstandelijke beperking heeft, kan naar het oordeel van de rechtbank aan de verklaring van [benadeelde 2] geen zware bewijskracht worden toegekend. Haar verklaring dat sprake was van onvrijwillige seks, wordt slechts ondersteund door de verklaringen van haar moeder en haar stiefvader. Hun verklaringen zijn evenwel voor het grootste deel verklaringen van horen zeggen en afkomstig van de zelfde bron, te weten van [benadeelde 2] . Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde.
Dat er overeenkomsten zijn met het eerste feit, namelijk dat de verdachte eveneens via een datingsite in contact is gekomen met het meisje en daarna vrij snel met haar heeft afgesproken, maakt dit oordeel niet anders.
De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 3
Verkrachting [benadeelde 3]
Op 22 september 2015 heeft de verdachte afgesproken met [benadeelde 3] . Die avond is hij naar haar toegegaan en het plan was om samen een film of serie te gaan kijken.
heeft verklaard dat zij samen op bed zijn gaan zitten en dat de verdachte, toen zij net de serie had gestart, zijn mond op de hare drukte en haar probeerde te tongzoenen. Omdat zij dat niet wilde, duwde ze hem naar achteren. [benadeelde 3] heeft verder verklaard dat de verdachte haar op bed duwde en bovenop haar kwam en haar heel snel begon te zoenen. De verdachte deed zijn hand in haar broek en zij voelde dat hij met zijn vingers bezig was haar schaamlippen te spreiden om met zijn vinger haar vagina in te gaan, terwijl hij met zijn andere hand in haar borsten kneep. Toen de verdachte haar probeerde te vingeren heeft zij gezegd dat er begeleiding in huis was. De verdachte schrok en ging daarop weg.
Direct daarna heeft zij haar benedenbuurman gewaarschuwd en naar de slaapwacht gebeld, terwijl ze huilde en schreeuwde dat ze was aangerand. De slaapwacht zag dat haar hemdje helemaal uitgelubberd was en dat zij in paniek was en huilde.
De verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij seks heeft gehad met [benadeelde 3] , maar dat dit vrijwillig was. De rechtbank is op grond van bovenstaande verklaringen van oordeel dat er inderdaad seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en [benadeelde 3] en dat dit contact niet vrijwillig was.
De vraag die de rechtbank evenwel dient te beantwoorden is de vraag of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [benadeelde 3] zoals ten laste gelegd.
Ten laste is gelegd de verkrachting van [benadeelde 3] door met toepassing van geweld of andere feitelijkheden dan wel bedreiging met geweld of andere feitelijkheden haar te dwingen tot het ondergaan van het seksueel binnendringen van haar lichaam, dat bestond uit het duwen van zijn vinger(s) in haar vagina. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet komen vast te staan dat de verdachte zijn vinger(s) in haar vagina heeft geduwd, zodat de verdachte om die reden zal worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van de
parketnummers 09/173693-15 en 09/076097-15, feit 2 en feit 3is de rechtbank van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
parketnummer 09/173693-15
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 20 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van [benadeelde 4] (blz. 10);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
20 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van [naam 3] (blz. 13);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 22 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van verdachte (blz. 19 t/m 23);
parketnummer 09/076097-15
feit 1 [8]
De verdachte heeft op 12 februari 2015 in Den Haag afgesproken met [benadeelde 5] . Vanaf het station CS liepen zij naar de stad en bij de Hofvijver zijn zij op een bankje gaan zitten. [9]
[benadeelde 5] heeft verklaard dat de verdachte haar daar bij haar keel en haar kaak beetpakte. Ze voelde dat hij dat kennelijk opzettelijk en met kracht deed en dat het pijn deed. [10]
Van het letsel dat zij daardoor in haar hals heeft bekomen zijn foto’s als bijlage bij de aangifte gevoegd. [11]
De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij zag dat de verdachte en [benadeelde 5] op een bankje gingen zitten en dat de verdachte [benadeelde 5] plotseling bij haar keel greep. [12]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit. De lezing van de verdachte, dat hij [benadeelde 5] alleen bij haar shirt heeft gepakt, omdat zij hem liet struikelen, wordt niet ondersteund door enige andere verklaring in het dossier en wordt door de rechtbank ook anderszins niet aannemelijk geacht.
parketnummer 09/076097-15
feit 2
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 februari 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015047410, inhoudende de verklaring van [benadeelde 5] (blz. 10);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 22 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van verdachte (blz. 20 t/m 22).
Onduidelijk is in welke plaats de bedreiging heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat ervanuit dat de bedreiging in ieder geval in Nederland heeft plaatsgevonden.
parketnummer 09/076097-15
feit 3
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 19 maart 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015047410, inhoudende de verklaring van [benadeelde 6] (blz. 17);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 22 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van verdachte (blz. 20 t/m 22).
Ten aanzien van parketnummer 09/852035-16 [13]
Verkrachting [benadeelde 7]
Op 31 maart 2016 was de verdachte geplaatst in [plaats 2] . Hij ging die avond samen met [naam 4] en [benadeelde 7] , eveneens bewoners van [plaats 2] , met de fiets vanuit [plaats 2] naar een winkel in [plaats 3] . Op de terugweg ging [naam 4] al eerder terug en bleven de verdachte en [benadeelde 7] achter. [14] [15]
[benadeelde 7] heeft hierover verklaard dat [naam 4] wegging nadat de verdachte hem had gezegd dat hij weg moest. Zij wilde ook weg, maar ze bleef omdat de verdachte haar dat vroeg. Vervolgens heeft de verdachte haar vastgepakt en meegetrokken naar het bos. Daar heeft de verdachte haar “in haar kont genomen met zijn piemel”. [16]
[naam 5] , eveneens een bewoner van [plaats 2] , heeft verklaard dat de verdachte aan hem heeft verteld dat hij [benadeelde 7] door berichtjes en door praten onder druk had gezet en dat hij haar had geneukt, tegen haar wil. [17]
De verdachte heeft bevestigd dit tegen [naam 5] gezegd te hebben, maar heeft het afgedaan als een grapje. De verdachte heeft voorts bij de politie verklaard dat er helemaal niets is gebeurd tussen hem en [benadeelde 7] , dat de ketting van de fiets afgegaan was en dat zij daarom later terug waren.
Nadat [naam 5] op 10 april 2016 aan medewerkers van [plaats 2] had verteld wat de verdachte hem had verteld en één van deze medewerkers, [naam 6] , daarmee naar [benadeelde 7] was gegaan, is [benadeelde 7] erover gaan praten.
[naam 6] heeft verklaard dat zij op 10 april 2016 naar [benadeelde 7] toe is gegaan en dat zij haar heeft geconfronteerd met hetgeen [naam 5] had gezegd. [benadeelde 7] had tranen en een rood hoofd en ze vertelde het relaas zoals ze dat later ook vertelde bij de politie. [18]
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [benadeelde 7] zoals ten laste gelegd. Daarbij hecht de rechtbank veel waarde aan het feit dat het de verdachte zelf is geweest die tegenover [naam 5] over de verkrachting is begonnen en dat dit vervolgens door [benadeelde 7] is bevestigd. Het tijdsverloop van elf dagen totdat [benadeelde 7] over het gebeurde (na dat zij daar naar is gevraagd) verklaart en emotie toont, is naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat aan de betrouwbaarheid van haar verklaring zou moeten worden getwijfeld of dat de door [benadeelde 7] getoonde emotie niet als steunbewijs in aanmerking zou mogen worden genomen.
Niet helemaal duidelijk is waar de verkrachting heeft plaatsgevonden, maar vaststaat dat het ergens tussen [plaats 3] en Aagtekerke is gebeurd, zodat de rechtbank uit zal gaan van de gemeente [plaats 2] als pleegplaats.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
ten aanzien van parketnummer 09/857564-15
Aanranding van [benadeelde 1]
hij op 8 september 2015 te 's-Gravenhage, door feitelijkheden [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het zoenen op de mond en het vastpakken van de borsten en vastpakken van de vagina van [benadeelde 1] en bestaande die feitelijkheden uit het meenemen van [benadeelde 1] naar een bos en het dicht bij [benadeelde 1] gaan zitten en het omhelzen van [benadeelde 1] en het onverhoeds zoenen in de hals en het onverhoeds vastpakken van de borsten en pakken van de vagina van [benadeelde 1] , terwijl hij zijn andere hand om haar middel had;
ten aanzien van parketnummer 09/173693-15
Mishandeling [benadeelde 4]
hij op 20 augustus 2015 te ’s-Gravenhage [benadeelde 4] heeft mishandeld door [benadeelde 4] aan zijn haren te trekken;
ten aanzien van parketnummer 09/076097-15
1.
Mishandeling van [benadeelde 5]
hij op 12 februari 2015 te ’s-Gravenhage [benadeelde 5] heeft mishandeld door haar (met kracht) bij de keel enkaak beet te pakken;
2.
Bedreiging van [benadeelde 5]
hij op 13 februari 2015 in Nederland [benadeelde 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde 5] een WhatsApp-bericht gestuurd met daarin de woorden: "nog 1 woord tegen me moeder en kom je afmaken”;
3.
Mishandeling van [benadeelde 6]
hij op 03 februari 2015 te ’s-Gravenhage [benadeelde 6] heeft mishandeld door [benadeelde 6] meermalen tegen het lichaam te schoppen en te slaan;
ten aanzien van parketnummer 09/852035-16
Verkrachting [benadeelde 7]
hij op 31 maart 2016, te [plaats 2] , door geweld [benadeelde 7] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde 7] , hebbende verdachte [benadeelde 7] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes penis in de anus van [benadeelde 7] bracht en bestaande dat geweld hierin dat verdachte [benadeelde 7] heeft vastgepakt en meegetrokken heeft de bosjes in en aldus voor [benadeelde 7] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. C.C.E.T. Ceuninck van Capelle-Willems heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaardingen met parketnummer 09/857564-15 onder 1, 2 en 3, met parketnummer 09/173693-15, parketnummer 09/076097-15 onder 1, 2 en 3, en parketnummer 09/852035-16 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld met toepassing van het jeugdstrafrecht tot jeugddetentie voor de duur van achttien maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 184 dagen, en dat daarnaast aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: pij-maatregel).
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het van belang is dat de verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft en dat de verdachte daar zelf ook achter staat. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om te onderzoeken of er in het commune strafrecht betere mogelijkheden zijn om de verdachte te behandelen, Als dat het geval is, zou de verdachte met toepassing van het commune strafrecht bijvoorbeeld in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf in een Forensische psychiatrische Afdeling (FPA) kunnen worden geplaatst. Subsidiair komen naar de mening van de raadsman als mogelijkheid de voorwaardelijke dan wel de onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen pas daarna aan de orde.
.
De raadsman heeft voorts bepleit geen langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, gelet op de persoon van de verdachte en de waarschijnlijkheid dat de verdachte in ieder geval verminderd toerekeningsvatbaar te achten is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige feiten.
Op 3 februari 2015 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een medewerker van de crisisopvang waar hij verbleef.
Op 12 en 13 februari 2015 heeft hij zich schuldig gemaakt aan de mishandeling en de bedreiging van zijn ex-vriendin.
Op 20 augustus 2015 heeft hij zich vervolgens wederom schuldig gemaakt aan de mishandeling van een medewerker van de crisisopvang waar hij verbleef.
Op 8 september 2015 heeft hij zich schuldig gemaakt aan de aanranding van een jonge vrouw.
Ten slotte heeft de verdachte zich op 31 maart 2016 schuldig gemaakt aan de verkrachting van een 17-jarig meisje.
De verdachte heeft tot tweemaal toe een medewerker mishandeld van de crisisdienst van Middin waar hij verbleef. Deze medewerkers zijn er juist om ervoor te zorgen dat er in tijden van crisis een passende plek is voor iemand als de verdachte. Zij zijn er niet om de klappen op te vangen als cliënten zichzelf niet in de hand hebben en dat is wel wat hier gebeurd is.
Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-vriendin mishandeld en bedreigd. Zij heeft niet alleen pijn gevoeld en zichtbaar letsel in haar hals bekomen, maar zij heeft ook angstige momenten gekend, omdat zij, zoals zij zelf verklaard heeft, niet wist waar de verdachte toe in staat was.
Het is goed mogelijk dat zij daarvan nog veel langer last heeft gehad of nog steeds heeft.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de aanranding van een jonge vrouw die met hem had afgesproken in de veronderstelling dat ze samen naar de kermis zouden gaan. Toen de kermis dicht bleek te zijn, heeft de verdachte haar meegenomen naar een bos waar hij haar betast heeft. Hij heeft zich er niets van aangetrokken dat de jonge vrouw aangaf dat niet te willen.
Uit de verklaringen van de getuigen die de jonge vrouw direct na het gebeurde zagen, blijkt wel wat de impact ervan is geweest op het slachtoffer; ze was lijkbleek en in paniek. Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard bang te zijn geweest voor de verdachte. Het is heel waarschijnlijk dat zij ook langer na de aanranding daarvan nog veel last heeft gehad en mogelijk ook zal hebben.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Deze verkrachting heeft hij gepleegd bij een meisje uit de instelling waar hij net twee weken eerder in het kader van de schorsingsvoorwaarden was binnengekomen. De verdachte is met een meisje gaan fietsen. De jongen die er ook bij was, is op aandringen van de verdachte weggegaan. En daarna heeft de verdachte het meisje meegenomen de bosjes in en daar heeft hij haar verkracht. De verdachte heeft zich niets aangetrokken van de opmerkingen van het meisje dat ze niet wilde. Het moge duidelijk zijn dat dit een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van het meisje is geweest en daarnaast een heel nare ervaring voor het slachtoffer waar zij ook nog lange tijd last van kan hebben.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de politiemutaties van de verdachte en ook met de feiten waarvan de verdachte zal worden vrijgesproken, maar waarbij in ieder geval in één geval naar het oordeel van de rechtbank wel vast kan komen te staan dat sprake is geweest van onvrijwillig seksueel contact.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapporten, d.d. 26 februari 2016 en 11 juni 2016, van het psychiatrisch onderzoek, ondertekend door van [naam 7] , kj-psychiater, alsmede d.d. 3 maart 2016 en 14 juni 2016, van het psychologisch onderzoek, ondertekend door van dr. [naam 8] , klinisch psycholoog, waaruit het volgende blijkt.
Op basis van de wegingslijst adolescentenstrafrecht zoals ontwikkeld door het NIFP komen indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht naar voren op het gebied van handelingsvaardigheden. De verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau en handelt zonder, althans in enige mate zonder nadenken. Hij kan zijn eigen gedrag nauwelijks organiseren en kan de risico’s van zijn handelen nauwelijks inschatten.
Uit het rapport van [naam 7] , d.d. 11 juni 2016 blijkt verder het volgende.
De verdachte werd vanaf zijn veertiende uit huis geplaatst. Hij heeft forse cognitieve beperkingen en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling is fors achter in vergelijking met leeftijdsgenoten. De gevolgen van zijn onveilige hechting lijken zich te openbaren binnen een persoonlijkheidsstoornis, zijnde een borderline persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling. Hij lijkt vrij snel angstig te kunnen worden wanneer een situatie aan zijn controle ontglipt of wanneer hij geen overzicht heeft op een situatie. Vanuit angst kan hij impulsief en ook agressief reageren, hetgeen hem onvoorspelbaar maakt voor zijn omgeving. Externe sturing en controle is derhalve aangewezen.
Doordat de verdachte de zedendelicten ontkent, kan geen inschatting worden gemaakt van de mate van toerekeningsvatbaarheid en de risico’s op recidive.
Wanneer de verkrachting op 31 maart 2016 bewezen wordt, moet de kans op recidive hoger worden ingeschat. In overleg met de mederapporteur en de reclassering is gezocht naar een gesloten kliniek die een behandeling kan bieden en de vrijheden van de verdachte kan laten afhangen van het verminderen van risico’s op recidive. Een dergelijke kliniek is voor hem echter niet te vinden.
Geadviseerd wordt behandeling van de verdachte, gericht op het verbeteren van zijn functioneren in het algemeen en van zijn coping bij moeilijke situaties in het bijzonder, binnen het kader van een onvoorwaardelijke pij-maatregel. De snelheid waarmee hij is gerecidiveerd maken dat hij en zijn omgeving beschermd moeten worden tot het moment waarop hij voldoende behandeld zal zijn en het risico op recidive voldoende zal zijn verlaagd.
Uit het rapport van dr. [naam 8] komt het volgende naar voren.
De verdachte komt uit het onderzoek naar voren als een jongeman die op licht verstandelijk beperkt intellectueel niveau functioneert. Omdat hij verbaal relatief sterk is en zichtbaar autonoom, kan hij in contact gemakkelijk worden overschat. De verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een licht verstandelijke beperking en trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Een behandeling gericht op het verbeteren van zijn algemeen functioneren is nadrukkelijk geïndiceerd.
Geadviseerd wordt, indien de verdachte schuldig wordt bevonden aan de verkrachting op 31 maart 2016, een pij-maatregel op te leggen, waarbij zowel een voorwaardelijke als een onvoorwaardelijke pij-maatregel tot de mogelijkheden behoren. Daarbij wordt de vraag opgeworpen of een kliniek gevonden kan worden die de verdachte met zijn specifieke behandelbehoeften kan helpen. Bij een onvoorwaardelijke maatregel kan de verdachte een behandeling worden geboden die beter aansluit bij zijn leerstijl en is er een beter beveiligingsniveau om de kans op recidive te verlagen.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens alsmede de behandelbehoefte uit voornoemde rapporten over en zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Ter terechtzitting is de heer [naam 9] , reclasseringswerker, als deskundige gehoord. Hij heeft desgevraagd verklaard dat het in zijn algemeenheid op grond van financieringsproblemen moeilijk is om meerderjarigen die zijn veroordeeld met toepassing van het jeugdstrafrecht te plaatsen in een kliniek voor volwassenen. In het kader van een voorwaardelijke pij-maatregel zou de verdachte geplaatst moeten worden in een geschikte kliniek voor jongeren, maar die lijkt er voor de verdachte niet (meer) te zijn. Mocht de rechtbank toepassing van het commune strafrecht toepassen, dan kan de verdachte geplaatst worden in een kliniek voor volwassenen, maar het is op dit moment niet duidelijk welke kliniek dat zou kunnen of moeten zijn.
Ten aanzien van de vraag of jeugdstrafrecht moet worden toegepast overweegt de rechtbank dat in de persoon van de verdachte, waarvan onder meer blijkt uit bovengenoemde rapporten, voldoende aanleiding kan worden gevonden om het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarbij noemt de rechtbank in het bijzonder de verstandelijke beperking van de verdachte alsmede de omstandigheid dat de verdachte blijkens bovengenoemde adviezen niet in staat is zelfstandig te wonen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook berechten met toepassing van het jeugdstrafrecht.
In de gestelde bredere mogelijkheden binnen het commune strafrecht om de verdachte te plaatsen in een kliniek voor volwassenen, wat daar ook van zij, ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze keuze af te wijken.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke pij-maatregel passend en geboden is. Een voorwaardelijke maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zekerheden dat de verdachte niet opnieuw zal recidiveren en de behandeling krijgt die hij nodig heeft. De eerder opgelegde bijzondere voorwaarden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis hebben de verdachte er ook niet van kunnen weerhouden om zich binnen heel korte tijd opnieuw schuldig te maken aan een zeer ernstig feit.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde aanranding en verkrachting misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog en de psychiater in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van jeugddetentie langer dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis naast de pij-maatregel Daarbij is in aanmerking genomen dat de verdachte wordt vrijgesproken van twee van de ten laste gelegde feiten.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbende.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
77c, 77g, 77h, 77s, 77gg, 242, 246, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/857564-15 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaardingen met parketnummer 09/857564-15 onder 1, parketnummer 09/173693-15, parketnummer 09/076097-15 onder 1, 2 en 3 en met parketnummer 09/852035-16 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
parketnummer 09/857564-15 onder 1
FEITELIJKE AANRANDING VAN DE EERBAARHEID
parketnummer 09/173693-15, parketnummer 09/076097-15 onder 1 en 3
MISHANDELING, MEERMALEN GEPLEEGD
parketnummer 09/076097-15 onder 1
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT
parketnummer 09/852035-16 primair
VERKRACHTING
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 184(zegge: honderd en vierentachtig)
dagen
met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
legt voorts aan de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
gelast de teruggave aan de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een zwart telefoontoestel, merk Huawei Y560.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.J. Peters, kinderrechter,
en mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015279757-29
2.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde 1] , blz. 194 t/m 196
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 65, een na laatste vraag, blz. 66, 3e en 11e alinea
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde 1] , blz. 194 t/m 196
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , blz. 223 en 224
6.Proces-verbaal van verhoor J [naam 2] , blz. 227 en 228, 1e alinea
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 213, regels 10 en 11
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015047410
9.Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting
10.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5] , blz. 4
11.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, blz. 6 en 7
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , blz. 8 en 9
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016092485
14.Verslag verbatim studioverhoor getuige [benadeelde 7] , blz. 158 t/m 171
15.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting
16.Verslag verbatim studioverhoor getuige [benadeelde 7] , blz. 158 t/m 171
17.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 87 t/m 88
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , blz. 45 t/m 50