3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van de feiten het volgende af.
Ten aanzien van parketnummer 09/857564-15
Feit 1
Aanranding [benadeelde 1]
De verdachte heeft op 8 september 2015 met [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) afgesproken in Den Haag. Zij zouden samen naar de kermis gaan, maar die was nog niet open, dus toen zijn zij ergens anders naartoe gegaan.
De verdachte heeft verklaard dat zij richting de stad zijn gegaan waar zij wat hebben gedronken. [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij naar het Haagse Bos zijn gegaan en dat de verdachte haar daar heeft aangerand.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat zij om ongeveer 13.15 uur met de verdachte had afgesproken. De verdachte stelde voor om een rondje te wandelen en zij zijn naar het Haagse Bos gegaan. In het Haagse Bos zijn zij op een bankje gaan zitten en daar deed hij zijn arm om haar heen en wilde haar gaan zoenen. [benadeelde 1] draaide haar hoofd weg en zei dat ze dat niet wilde. Ze is opgestaan en wilde teruggaan. De verdachte zei dat hij een weggetje binnendoor wist, maar daardoor kwamen ze midden in het bos waar bijna geen mensen waren. Hij probeerde haar opnieuw te zoenen. Omdat zij haar hoofd weer wegdraaide zoende hij haar in haar hals. Toen [benadeelde 1] de verdachte hierop wegduwde, pakte hij met beide handen haar borsten vast en pakte haar toen snel bij haar vagina, terwijl zijn andere hand nog om haar middel was. Hierop is [benadeelde 1] hard gaan gillen en daarna is ze weggerend totdat ze twee mannen tegenkwam die de politie hebben gebeld.
Eén van deze mannen, [naam 1] , heeft verklaard dat hij op 8 september 2015 om 13.45, 14.00 uur met zijn collega in het Haagse Bos was toen hij iemand om hulp hoorde roepen. Hij zag een meisje dat lijkwit was en dat vertelde dat iemand aan haar borsten had gezeten en haar kruis had betast.
De andere man, [naam 2] , heeft eveneens verklaard dat hij een vrouw om hulp hoorde roepen en dat zij lijkwit en buiten adem was, dat zij hyperventileerde en in paniek was.
Uit een chatbericht van de verdachte aan [benadeelde 1] blijkt dat de verdachte die dag om 13.02 voor het laatst chatcontact had met [benadeelde 1] en daarna weer om 14.30, waarbij hij aan haar vroeg waarom ze de politie heeft gebeld.
De rechtbank is op grond van deze verklaringen in combinatie met de tijdstippen waarop de verdachte contact heeft gehad met [benadeelde 1] en de tijdstippen waarover [benadeelde 1] en de getuige [naam 1] hebben verklaard, van oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [benadeelde 1] zoals ten laste gelegd.
De lezing van de verdachte dat hij met haar iets is gaan drinken in stad en niet in het Haagse bos is geweest, wordt door geen enkele verklaring ondersteund en past niet in het beeld dat wordt geschetst door de verklaringen van [benadeelde 1] en de getuigen die haar ongeveer een half uur tot drie kwartier na het begin van de afspraak tussen haar en de verdachte overstuur aantroffen in het Haagse Bos.
Dat deze lezing niet nader is onderzocht, maakt dit oordeel niet anders.
Feit 2
Verkrachting [benadeelde 2]
Op 31 juli 2015 heeft de verdachte afgesproken met [benadeelde 2] .
heeft verklaard dat de verdachte die dag met haar mee naar huis is gegaan en dat er bij haar thuis onvrijwillige seks heeft plaatsgevonden, waarbij zij bij haar keel werd vastgepakt. Zij heeft geprobeerd hem weg te duwen, maar hij heeft toch hardhandig zijn piemel in haar vagina gedaan.
De verdachte heeft hierover verklaard dat er inderdaad sprake is geweest van seks, maar dat dit vrijwillig was.
Het verhoor van [benadeelde 2] is, in tegenstelling tot wat is voorgeschreven in de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten, niet audiovisueel of auditief geregistreerd. Het verhoor van [benadeelde 2] , dat op 4 november 2015 heeft plaatsgevonden, is voorts niet woordelijk uitgewerkt in een proces-verbaal van verhoor, maar daarvan is op 16 november 2015 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisant die het verhoor heeft afgenomen. De verdediging heeft hierdoor niet kunnen nagaan hoe dit verhoor is verlopen en hoe de verklaringen van [benadeelde 2] tot stand zijn gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat het verhoor niet audiovisueel of auditief is geregistreerd niet hoeft te leiden tot bewijsuitsluiting. Het is echter wel een reden om zwaardere eisen te stellen aan het (steun)bewijs.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat [benadeelde 2] en de verdachte voor een deel gelijkluidend verklaren en dat hun verklaringen uiteenlopen over de (on)vrijwilligheid van de seks. Gelet op het tijdsverloop tussen het incident en het verhoor van [benadeelde 2] , in samenhang met de omstandigheid dat zij een lichte verstandelijke beperking heeft, kan naar het oordeel van de rechtbank aan de verklaring van [benadeelde 2] geen zware bewijskracht worden toegekend. Haar verklaring dat sprake was van onvrijwillige seks, wordt slechts ondersteund door de verklaringen van haar moeder en haar stiefvader. Hun verklaringen zijn evenwel voor het grootste deel verklaringen van horen zeggen en afkomstig van de zelfde bron, te weten van [benadeelde 2] . Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde.
Dat er overeenkomsten zijn met het eerste feit, namelijk dat de verdachte eveneens via een datingsite in contact is gekomen met het meisje en daarna vrij snel met haar heeft afgesproken, maakt dit oordeel niet anders.
De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 3
Verkrachting [benadeelde 3]
Op 22 september 2015 heeft de verdachte afgesproken met [benadeelde 3] . Die avond is hij naar haar toegegaan en het plan was om samen een film of serie te gaan kijken.
heeft verklaard dat zij samen op bed zijn gaan zitten en dat de verdachte, toen zij net de serie had gestart, zijn mond op de hare drukte en haar probeerde te tongzoenen. Omdat zij dat niet wilde, duwde ze hem naar achteren. [benadeelde 3] heeft verder verklaard dat de verdachte haar op bed duwde en bovenop haar kwam en haar heel snel begon te zoenen. De verdachte deed zijn hand in haar broek en zij voelde dat hij met zijn vingers bezig was haar schaamlippen te spreiden om met zijn vinger haar vagina in te gaan, terwijl hij met zijn andere hand in haar borsten kneep. Toen de verdachte haar probeerde te vingeren heeft zij gezegd dat er begeleiding in huis was. De verdachte schrok en ging daarop weg.
Direct daarna heeft zij haar benedenbuurman gewaarschuwd en naar de slaapwacht gebeld, terwijl ze huilde en schreeuwde dat ze was aangerand. De slaapwacht zag dat haar hemdje helemaal uitgelubberd was en dat zij in paniek was en huilde.
De verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij seks heeft gehad met [benadeelde 3] , maar dat dit vrijwillig was. De rechtbank is op grond van bovenstaande verklaringen van oordeel dat er inderdaad seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en [benadeelde 3] en dat dit contact niet vrijwillig was.
De vraag die de rechtbank evenwel dient te beantwoorden is de vraag of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [benadeelde 3] zoals ten laste gelegd.
Ten laste is gelegd de verkrachting van [benadeelde 3] door met toepassing van geweld of andere feitelijkheden dan wel bedreiging met geweld of andere feitelijkheden haar te dwingen tot het ondergaan van het seksueel binnendringen van haar lichaam, dat bestond uit het duwen van zijn vinger(s) in haar vagina. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet komen vast te staan dat de verdachte zijn vinger(s) in haar vagina heeft geduwd, zodat de verdachte om die reden zal worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van de
parketnummers 09/173693-15 en 09/076097-15, feit 2 en feit 3is de rechtbank van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
parketnummer 09/173693-15
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 20 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van [benadeelde 4] (blz. 10);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
20 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van [naam 3] (blz. 13);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 22 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van verdachte (blz. 19 t/m 23);
parketnummer 09/076097-15
feit 1
De verdachte heeft op 12 februari 2015 in Den Haag afgesproken met [benadeelde 5] . Vanaf het station CS liepen zij naar de stad en bij de Hofvijver zijn zij op een bankje gaan zitten.
[benadeelde 5] heeft verklaard dat de verdachte haar daar bij haar keel en haar kaak beetpakte. Ze voelde dat hij dat kennelijk opzettelijk en met kracht deed en dat het pijn deed.
Van het letsel dat zij daardoor in haar hals heeft bekomen zijn foto’s als bijlage bij de aangifte gevoegd.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij zag dat de verdachte en [benadeelde 5] op een bankje gingen zitten en dat de verdachte [benadeelde 5] plotseling bij haar keel greep.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit. De lezing van de verdachte, dat hij [benadeelde 5] alleen bij haar shirt heeft gepakt, omdat zij hem liet struikelen, wordt niet ondersteund door enige andere verklaring in het dossier en wordt door de rechtbank ook anderszins niet aannemelijk geacht.
parketnummer 09/076097-15
feit 2
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 februari 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015047410, inhoudende de verklaring van [benadeelde 5] (blz. 10);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 22 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van verdachte (blz. 20 t/m 22).
Onduidelijk is in welke plaats de bedreiging heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat ervanuit dat de bedreiging in ieder geval in Nederland heeft plaatsgevonden.
parketnummer 09/076097-15
feit 3
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 19 maart 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015047410, inhoudende de verklaring van [benadeelde 6] (blz. 17);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 22 augustus 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015248030, inhoudende de verklaring van verdachte (blz. 20 t/m 22).
Ten aanzien van parketnummer 09/852035-16
Verkrachting [benadeelde 7]
Op 31 maart 2016 was de verdachte geplaatst in [plaats 2] . Hij ging die avond samen met [naam 4] en [benadeelde 7] , eveneens bewoners van [plaats 2] , met de fiets vanuit [plaats 2] naar een winkel in [plaats 3] . Op de terugweg ging [naam 4] al eerder terug en bleven de verdachte en [benadeelde 7] achter.
[benadeelde 7] heeft hierover verklaard dat [naam 4] wegging nadat de verdachte hem had gezegd dat hij weg moest. Zij wilde ook weg, maar ze bleef omdat de verdachte haar dat vroeg. Vervolgens heeft de verdachte haar vastgepakt en meegetrokken naar het bos. Daar heeft de verdachte haar “in haar kont genomen met zijn piemel”.
[naam 5] , eveneens een bewoner van [plaats 2] , heeft verklaard dat de verdachte aan hem heeft verteld dat hij [benadeelde 7] door berichtjes en door praten onder druk had gezet en dat hij haar had geneukt, tegen haar wil.
De verdachte heeft bevestigd dit tegen [naam 5] gezegd te hebben, maar heeft het afgedaan als een grapje. De verdachte heeft voorts bij de politie verklaard dat er helemaal niets is gebeurd tussen hem en [benadeelde 7] , dat de ketting van de fiets afgegaan was en dat zij daarom later terug waren.
Nadat [naam 5] op 10 april 2016 aan medewerkers van [plaats 2] had verteld wat de verdachte hem had verteld en één van deze medewerkers, [naam 6] , daarmee naar [benadeelde 7] was gegaan, is [benadeelde 7] erover gaan praten.
[naam 6] heeft verklaard dat zij op 10 april 2016 naar [benadeelde 7] toe is gegaan en dat zij haar heeft geconfronteerd met hetgeen [naam 5] had gezegd. [benadeelde 7] had tranen en een rood hoofd en ze vertelde het relaas zoals ze dat later ook vertelde bij de politie.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [benadeelde 7] zoals ten laste gelegd. Daarbij hecht de rechtbank veel waarde aan het feit dat het de verdachte zelf is geweest die tegenover [naam 5] over de verkrachting is begonnen en dat dit vervolgens door [benadeelde 7] is bevestigd. Het tijdsverloop van elf dagen totdat [benadeelde 7] over het gebeurde (na dat zij daar naar is gevraagd) verklaart en emotie toont, is naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat aan de betrouwbaarheid van haar verklaring zou moeten worden getwijfeld of dat de door [benadeelde 7] getoonde emotie niet als steunbewijs in aanmerking zou mogen worden genomen.
Niet helemaal duidelijk is waar de verkrachting heeft plaatsgevonden, maar vaststaat dat het ergens tussen [plaats 3] en Aagtekerke is gebeurd, zodat de rechtbank uit zal gaan van de gemeente [plaats 2] als pleegplaats.