In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot voornaamswijziging van verzoekster, die de Nederlandse nationaliteit bezit en woonachtig is in Groot-Brittannië. Het verzoekschrift was ingediend op 5 januari 2016 en de zaak is behandeld op 1 juni 2016. Verzoekster verzocht om haar voornaam te wijzigen in '[naam]', waarbij zij aanvoerde dat deze naam een diepe bijzondere betekenis voor haar heeft.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en een authentiek afschrift van een akte van inschrijving van rechterlijke uitspraak met betrekking tot een eerdere voornaamswijziging van verzoekster. Bij beschikking van 1 juli 2013 waren de geboortegegevens van verzoekster vastgesteld en was haar voornaam gewijzigd in '[naam]'.
De rechtbank oordeelde dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een zwaarwichtig belang bij de toewijzing van haar verzoek, zoals vereist volgens artikel 1:4 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De argumenten die verzoekster aanvoerde, werden als onvoldoende concreet en toegelicht beschouwd. Daarom heeft de rechtbank besloten het verzoek tot voornaamswijziging af te wijzen.
De beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, bijgestaan door mr. R.A. Smit-Venema als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.