ECLI:NL:RBDHA:2016:7922
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunningen van een Thaise eiseres en haar minderjarige kinderen na relatiebreuk met referent
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 juni 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Thaise vrouw, heeft samen met haar minderjarige kinderen beroep ingesteld tegen de intrekking van hun verblijfsvergunningen. De intrekking vond plaats na het verbreken van de relatie met haar partner, referent 1, en later met referent 2. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf bij haar partner, maar deze werd ingetrokken na het verbreken van de relatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relatie met referent 2 definitief verbroken is en dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op basis van voortgezet verblijf. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van onevenredige hardheid of schending van artikel 8 van het EVRM, aangezien eiseres en haar kinderen de Thaise nationaliteit bezitten en het merendeel van hun leven in Thailand hebben gewoond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.