6.2Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van meerdere personen. Terwijl hij zich in een woning midden in een woonwijk had verschanst, heeft hij geroepen dat de hele boel zou ontploffen als de politie zou binnenkomen. Dit is voor de slachtoffers zeer beangstigend geweest en heeft bovendien ingrijpende gevolgen gehad: de straat is ontruimd en bewoners van de omliggende woningen moesten ’s avonds laat halsoverkop hun huis uit. Ook zijn politie en brandweer in groten getale uitgerukt. De verdachte heeft door zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij een grote groep personen teweeg gebracht. Daarnaast heeft hij in korte tijd twintig keer 112 gebeld, zonder dat daarvoor een noodzaak was. Hij heeft hierdoor mogelijk de hulpverlening bij een noodgeval gehinderd.
De rechtbank heeft gelet op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 juni 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van het de verdachte betreffende psychiatrisch onderzoeksrapport Pro Justitia van 30 maart 2016, opgesteld door J. van der Meer. Hierin staat dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, bestaande uit afhankelijkheid van alcohol en opioïden en misbruik van cannabis, ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Het middelengebruik en de hierdoor ontstane intoxicatie hebben geleid tot agressie op een aantal manieren: de verdachte kreeg een vervormd beeld van de realiteit, waardoor op zich onschuldige gebeurtenissen door hem als bedreigend werden ervaren; zijn natuurlijke remmingen verdwenen, waardoor hij agressief reageerde; hij kon niet meer goed inschatten dat hij een overmacht tegenover zich had waartegen hij zich niet kon verzetten. Niettemin wordt niet geadviseerd de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen, omdat hij wel in staat was om te overwegen dat hij door het middelengebruik minder zichzelf was, minder controle over zichzelf had en verward kon raken. Het recidiverisico wordt wegens zijn middelengebruik als verhoogd ingeschat. Het is van belang dat hij hiervoor wordt behandeld, terwijl hiervoor bij de verdachte weinig motivatie bestaat. Behandeling bij een instelling voor verslavingszorg is daarom essentieel voor het verlagen van het recidiverisico, aldus de psychiater.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van GGZ Reclassering Palier van 25 april 2016. De reclassering schat de kans op herhaling van delictgedrag in als gemiddeld tot hoog indien de verdachte niet wordt behandeld voor zijn middelengebruik. Reclasseringscontact en ambulante behandeling binnen een justitieel kader zijn volgens de reclassering geïndiceerd om recidive te voorkomen en zij adviseert deze als bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport en het advies op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank maakt hun bevindingen tot de hare.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet op de ernst van met name feit 1 en de gevolgen die dit feit heeft gehad, kan niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf, zij het van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gezien de bevindingen van voormelde deskundigen acht de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, ook als dat inhoudt een klinische opname van maximaal zeven weken, noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank niet bevelen dat de te stellen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, nu uit de veroordeling voor bovenstaande feiten en de daarvoor op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voortvloeit dat de belangen van strafvordering dienen te prevaleren boven de persoonlijke belangen van de verdachte.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 142 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.