ECLI:NL:RBDHA:2016:7733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
11 juli 2016
Zaaknummer
09/817115-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van agenten door verwarde man in woning met dreigement van ontploffing

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich had verschanst in een woning in 's-Gravenhage. De verdachte bedreigde agenten met de woorden dat de hele boel zou ontploffen als de politie binnenkwam. Dit leidde tot grote angst en onveiligheid onder de omwonenden, wat resulteerde in een ontruiming van de straat en een massale inzet van politie en brandweer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 januari 2016 opzettelijk dreigend heeft geroepen dat de politie niet binnen mocht komen, wat bij de aanwezigen de redelijke vrees heeft doen ontstaan dat zij slachtoffer zouden worden van een misdrijf. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 13 tot en met 14 januari 2016 zonder noodzaak het alarmnummer 112 gebeld, wat de hulpverlening in gevaar heeft gebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, en het opzettelijk gebruik maken van een alarmnummer zonder noodzaak. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van zijn middelenafhankelijkheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817115-16
Datum uitspraak: 15 juli 2016
Verstek
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 juli 2016.
De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De raadsman van de verdachte mr. M.R. Mantz, advocaat te Den Haag, is verschenen en heeft verklaard niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Schoonderwoerd den Bezemer.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2016 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten kan ontstaan, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in een woning [adres 2] (op stroomgeleiding lijkende) bedrading/accuklem op een klinker van de voordeur aangebracht en/of daarbij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend toegevoegd, althans in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft geroepen, de woorden: "Als de politie binnenkomt, dan ontploft de hele boel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2016 tot en met 14 januari 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten – kort gezegd – dat hij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] heeft bedreigd door in een woning aan de [adres 2] in Den Haag op stroomgeleiding lijkende bedrading op de voordeur aan te brengen en te roepen dat de hele boel zou ontploffen als de politie zou binnenkomen. Ook wordt de verdachte verweten dat hij zonder noodzaak het alarmnummer 112 heeft gebeld. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
Op 13 januari 2016 omstreeks 22.00 uur kreeg [slachtoffer 2] , in zijn functie als hoofdagent van politie, een melding om naar een woning aan de [adres 2] in Den Haag te gaan. [slachtoffer 2] is met andere collega’s ter plaatse gegaan en zag daar op de eerste verdieping een vrouw voor het raam staan. Ze deed het raam open en zei dat er een man in haar woning was, dat deze man doorgedraaid was en dat ze bang was dat hij iets gevaarlijks ging doen. Ondertussen hoorde [slachtoffer 2] gebonk op de deur van de ruimte waar de vrouw zich bevond en hoorde hij een man in de woning een naam roepen. De vrouw zei desgevraagd tegen [slachtoffer 2] dat de man [naam] heette. [slachtoffer 2] riep tegen de man dat hij naar buiten moest komen, zodat ze konden praten. De vrouw riep tegen de man: “ga naar buiten, de politie wil met je praten”. [slachtoffer 2] hoorde een mannenstem roepen: “dat gaat niet, dan gaat de boel ontploffen”. De vrouw riep: “ik laat je niet binnen, ga naar buiten alsjeblieft”. De man riep nogmaals: “dat ga ik niet doen, het kan niet, dan ontploft de boel hier”. [slachtoffer 2] keek toen naar de voordeur waar hij voor stond. Hij zag een soort bedrading lopen naar de klink aan de binnenzijde van de voordeur en dat er een cilindervormige buis aan de bedrading hing. Voor hem leek het alsof er een stroomgeleiding op de voordeur was gemonteerd. [slachtoffer 2] kreeg toen het idee dat het dreigement van de man om de boel te laten ontploffen ten uitvoer gebracht zou kunnen worden. Hij vreesde op dat moment voor het leven van de vrouw, zijn eigen leven en dat van zijn collega’s en de bewoners van de aangrenzende huizen. [2]
[slachtoffer 3] , aspirant van politie, is met [slachtoffer 2] naar de woning aan de [adres 2] gegaan. Hij is de tuin in gelopen en heeft met een zaklamp door het raam van de voordeur geschenen. Daar zag hij dat er op de metalen deurkruk aan de binnenzijde van de deur een accuklem was bevestigd en dat er aan de metalen deurpost aan de binnenzijde een tweede accuklem bevestigd zat. Hij zag dat er vanaf deze klemmen bedrading liep via een soort bedieningspaneel naar een wandcontactdoos. Het leek [slachtoffer 3] een soort boobytrap. Hij schrok hier behoorlijk van en heeft zijn collega’s direct op de hoogte gebracht van deze vondst. Vervolgens sprak hij de vrouw aan die voor het raam op de eerste etage stond. Zij zei dat er beneden al een paar dagen een man was, dat zij heel bang voor hem was en dat ze zich in de badkamer had opgesloten. [slachtoffer 3] zag de vrouw hevig schrikken en zeggen: “hij komt naar boven!” Hij hoorde haar roepen: “ [naam] , de politie is er, je moet de deur open maken!”. Vervolgens hoorde [slachtoffer 3] een mannenstem roepen: “dat kan niet, de politie kan niet komen. Als de politie binnenkomt dan ontploft de hele boel!”. Een collega probeerde roepend contact te maken met de man in de woning maar daar reageerde hij niet op. Vervolgens hoorde [slachtoffer 3] gebonk vanuit de badkamer komen. Dit incident heeft veel indruk op hem gemaakt. Door de woorden die de man riep en de angst van de vrouw, achtte [slachtoffer 3] hem ertoe in staat zijn dreigement waar te maken. [3]
[slachtoffer 1] woont in de woning aan de [adres 2] . Toen zij op 10 januari 2016 thuis kwam, zag zij dat er een man in de woonkamer zat. Zij herkende deze man als [naam] . De man vertelde haar dat hij op de vlucht was voor de overheid en vroeg of hij in haar woning mocht blijven. [slachtoffer 1] had de indruk dat hij in de war was. Omdat zij niet wist hoe hij zou reageren op een afwijzing heeft zij toegestemd. De man heeft meerdere dagen in haar woning verbleven. Hij dronk veel alcohol en gebruikte wiet en kalmeringsmiddelen. Hij werd steeds wantrouwiger. Op 13 januari zei hij tegen [slachtoffer 1] dat zij naar boven moest om te slapen en dat hij op de bank zou blijven zitten. Zij heeft zich in de badkamer opgesloten. [4]
De verdachte heeft verklaard dat hij in de woning aan de [adres 2] was en dat hij daar een soort voltmeter aan de voordeur heeft vastgemaakt. [5]
Conclusie van de rechtbankNaar het oordeel van de rechtbank kan uit bovenstaande bewijsmiddelen worden afgeleid dat de verdachte in de woning aan de [adres 2] op stroomgeleiding lijkende bedrading aan de voordeur heeft bevestigd. De verdachte heeft ontkend dat hij dat heeft gedaan met de bedoeling om anderen te bedreigen. De rechtbank ziet geen aanwijzingen voor het tegendeel, noch voor het oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bedrading bedreigend zou overkomen op anderen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte de bedrading reeds had aangebracht voordat de politie bij de woning was. De verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Verder leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte in de nabijheid van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] de woorden “als de politie binnenkomt, dan ontploft de hele boel”, of woorden van gelijke strekking, heeft geroepen. Ook hiervan heeft de verdachte ontkend dat te hebben gedaan met de bedoeling om anderen te bedreigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met het uiten van deze woorden echter wél bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze woorden op anderen bedreigend zouden overkomen. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat de verdachte wist dat de politie voor de woning stond en naar binnen wilde, maar weigerde hen binnen te laten en op de badkamerdeur bleef bonken, terwijl hij bovendien wist dat er op stroomgeleiding lijkende bedrading aan de voordeur was bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de door de verdachte geuite woorden – gelet op deze context – bij de geadresseerden de redelijke vrees kunnen doen ontstaan het slachtoffer te zullen worden van het misdrijf waarmee werd gedreigd. Daarbij komt dat zij zich ook daadwerkelijk bedreigd hebben gevoeld, zoals blijkt uit bovengenoemde door hen afgelegde verklaringen.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op 14 januari 2016 kreeg een verbalisant van de meldkamer de melding dat de verdachte binnen een zeer korte tijd erg vaak het noodnummer 112 had gebeld. De verdachte heeft 20 keer de landelijke meldkamer te Driebergen gebeld, waarbij hij 18 keer werd doorverbonden met de centrale meldkamer eenheid Den Haag. De meldkamer gaf aan dat de medewerkers van de centrale meldkamer hierdoor ernstig gestoord werden, en dat ze hun werk niet meer naar behoren konden uitvoeren. [6]
Uit een bij het proces-verbaal gevoegd overzicht blijkt dat op 13 januari 2016 tussen 23:44 en 23:53 uur en op 14 januari 2016 tussen 0:05 en 4:19 uur in totaal 20 keer 112 is gebeld vanaf het nummer [telefoonnummer] en dat de gesprekken tussen 8 en 34 seconden duurden. [7]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 14 januari 2016 vijf à zes keer de politie heeft gebeld en ook meerdere keren de ambulance heeft gebeld. Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . [8]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 13 januari 2016 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen kan ontstaan, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geroepen de woorden: "Als de politie binnenkomt, dan ontploft de hele boel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in de periode van 13 januari 2016 tot en met 14 januari 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
onder 1:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat;
onder 2:
het opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden dat hij zich zal melden bij de reclassering en zich zal laten behandelen voor zijn afhankelijkheid van middelen, ook als dat een klinische opname van maximaal zeven weken inhoudt, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden te bevelen, alsmede de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van meerdere personen. Terwijl hij zich in een woning midden in een woonwijk had verschanst, heeft hij geroepen dat de hele boel zou ontploffen als de politie zou binnenkomen. Dit is voor de slachtoffers zeer beangstigend geweest en heeft bovendien ingrijpende gevolgen gehad: de straat is ontruimd en bewoners van de omliggende woningen moesten ’s avonds laat halsoverkop hun huis uit. Ook zijn politie en brandweer in groten getale uitgerukt. De verdachte heeft door zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij een grote groep personen teweeg gebracht. Daarnaast heeft hij in korte tijd twintig keer 112 gebeld, zonder dat daarvoor een noodzaak was. Hij heeft hierdoor mogelijk de hulpverlening bij een noodgeval gehinderd.
De rechtbank heeft gelet op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 juni 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van het de verdachte betreffende psychiatrisch onderzoeksrapport Pro Justitia van 30 maart 2016, opgesteld door J. van der Meer. Hierin staat dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, bestaande uit afhankelijkheid van alcohol en opioïden en misbruik van cannabis, ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Het middelengebruik en de hierdoor ontstane intoxicatie hebben geleid tot agressie op een aantal manieren: de verdachte kreeg een vervormd beeld van de realiteit, waardoor op zich onschuldige gebeurtenissen door hem als bedreigend werden ervaren; zijn natuurlijke remmingen verdwenen, waardoor hij agressief reageerde; hij kon niet meer goed inschatten dat hij een overmacht tegenover zich had waartegen hij zich niet kon verzetten. Niettemin wordt niet geadviseerd de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen, omdat hij wel in staat was om te overwegen dat hij door het middelengebruik minder zichzelf was, minder controle over zichzelf had en verward kon raken. Het recidiverisico wordt wegens zijn middelengebruik als verhoogd ingeschat. Het is van belang dat hij hiervoor wordt behandeld, terwijl hiervoor bij de verdachte weinig motivatie bestaat. Behandeling bij een instelling voor verslavingszorg is daarom essentieel voor het verlagen van het recidiverisico, aldus de psychiater.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van GGZ Reclassering Palier van 25 april 2016. De reclassering schat de kans op herhaling van delictgedrag in als gemiddeld tot hoog indien de verdachte niet wordt behandeld voor zijn middelengebruik. Reclasseringscontact en ambulante behandeling binnen een justitieel kader zijn volgens de reclassering geïndiceerd om recidive te voorkomen en zij adviseert deze als bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport en het advies op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank maakt hun bevindingen tot de hare.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet op de ernst van met name feit 1 en de gevolgen die dit feit heeft gehad, kan niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf, zij het van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gezien de bevindingen van voormelde deskundigen acht de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, ook als dat inhoudt een klinische opname van maximaal zeven weken, noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank niet bevelen dat de te stellen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, nu uit de veroordeling voor bovenstaande feiten en de daarvoor op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voortvloeit dat de belangen van strafvordering dienen te prevaleren boven de persoonlijke belangen van de verdachte.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 142 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
onder 1:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat;
onder 2:
het opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder 3.4 is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
75 (VIJFENZEVENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
30 (DERTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Palier, Witte Singel 8, 2311 BG Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de forensische polikliniek Palier of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn afhankelijkheid van alcohol en andere middelen, daaronder begrepen – indien door de behandelaars ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek nodig geacht – een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. C.E. Voskens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Prinsen Geerligs, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016013814, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd p. 1. t/m 42).
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 14 januari 2016 (p. 18-20).
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2016 (p. 22-23).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 14 januari 2016 (p. 24-25).
5.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 14 januari 2016 (p. 28).
6.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 14 januari 2016 (p. 34-35).
7.Een geschrift van de Landelijke Eenheid, DLOC Intake & Service d.d. 14 januari 2016 (p. 41).
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 januari 2016 (p. 37)