ECLI:NL:RBDHA:2016:7601
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het voortduren van de op 30 april 2016 aan hem opgelegde maatregel van bewaring, alsook een verzoek om schadevergoeding ingediend. De bewaring werd op 23 juni 2016 opgeheven, omdat eiser terug zou keren naar Marokko via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). De zitting vond plaats op 29 juni 2016, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Eiser betoogde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie onvoldoende voortvarendheid had betracht na de intrekking van zijn verblijfsaanvraag op 6 juni 2016. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende stappen had ondernomen, zoals het gerappelleerd hebben bij de Marokkaanse autoriteiten en het plannen van een vertrekgesprek. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te oordelen dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbrak.
Daarnaast betoogde eiser dat hij detentieongeschikt was en dat de belangenafweging eerder tot opheffing van de bewaring had moeten leiden. De rechtbank verwierp dit argument, omdat eiser geen medische stukken had overgelegd die zijn detentieongeschiktheid onderbouwden. Ook de stelling dat een lichter middel dan bewaring had moeten worden opgelegd, werd afgewezen, omdat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een andere beslissing rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van griffier C. Groenewegen, en werd openbaar uitgesproken op 6 juli 2016. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.