ECLI:NL:RBDHA:2016:7598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 444
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over exploitatievergunning voor horecabedrijf met terras in Voorschoten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil over de exploitatievergunning van een horecabedrijf in Voorschoten. Het primaire besluit van de burgemeester om een exploitatievergunning te verlenen aan de derde-partij, met voorwaarden voor sluitingstijden, werd door eisers betwist. Eisers, bewoners van de omgeving, voerden aan dat de horecagelegenheid niet als restaurant kan worden aangemerkt en dat de openingstijden onaanvaardbare overlast veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester de vergunning terecht had verleend, omdat het horecabedrijf als lichte horeca kan worden aangemerkt en de sluitingstijden in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank volgde eisers niet in hun argumenten en concludeerde dat er geen strijd was met het bestemmingsplan. Echter, de rechtbank vernietigde het besluit van de burgemeester met betrekking tot de terrasvergunning, omdat deze was verleend zonder de benodigde omgevingsvergunning. De rechtbank heeft de burgemeester opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de terrasvergunning. Tevens werd het griffierecht aan eisers vergoed en werden de proceskosten aan eisers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/444

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2016 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats 1] , eisers

(gemachtigde: mr. E.D.M. Knegt),
en

de Burgemeester van Voorschoten, verweerder

(gemachtigde: mr. E.C.M. de Heij).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[persoon 1], te [woonplaats 2]
(gemachtigde: mr. F.D.J.A. Pieters).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij een exploitatievergunning verleend als bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010.
Bij besluit van 18 augustus 2014 heeft verweerder derde-partij opnieuw een exploitatievergunning verleend voor de uitbreiding van het restaurant met een terras.
Bij besluit van 9 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eisers daartegen gemaakte bezwaar, in afwijking van het advies van de Commissie Bezwaarschriften van 4 november 2014, gegrond verklaard in die zin dat de dagelijkse sluitingstijd is vastgesteld op 24:00 uur en ontheffing van het bestemmingsplan is verleend ten aanzien van het gebruik van de gronden waarop het terras is gelegen en het primaire besluit in zoverre herroepen. Verweerder heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2015, waarbij de zaak gevoegd is behandeld met de zaken met zaaknummers SGR 15/442, SGR 15/445 en SGR 15/680.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen [persoon 2] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen om een minnelijke regeling te beproeven. Bij brief van 23 november 2015 hebben eisers laten weten van mediation af te zien en hebben zij de rechtbank verzocht uitspraak te doen in de beroepen. Vervolgens heeft een wisseling van standpunten plaatsgevonden. Nadat partijen toestemming hebben verleend, heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
Op 11 september 2013 heeft verweerder een aanvraag ontvangen om een exploitatievergunning ten behoeve van de exploitatie van [bedrijf] aan het adres [adres] te [woonplaats 1] . [bedrijf] is een restaurant met een afhaal- en bezorgservice.
1.2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de exploitatievergunning verleend. Aan de vergunning zijn onder andere de voorwaarden verbonden dat het horecabedrijf op maandag tot en met vrijdag om 1:00 uur en op zaterdag en zondag om 3:00 uur gesloten moet zijn en het horecabedrijf na de genoemde tijdstippen niet meer voor bezoekers geopend mag zijn en er geen bezoekers meer mogen worden toegelaten of verblijven. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Zij hebben tevens bezwaar gemaakt tegen de besluiten waarbij aan derde-partij een Drank- en horecavergunning en een vergunning voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten zijn verleend.
1.3.
Op 19 augustus 2014 heeft verweerder een exploitatievergunning verleend voor de uitbreiding van het restaurant met een terras. Verweerder heeft het bezwaar mede gericht geacht tegen deze nieuwe exploitatievergunning.
1.4.
Bij advies van 4 november 2014 heeft de Commissie Bezwaarschriften verweerder geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en het verzoek tot vergoeding van de kosten toe te kennen. De Commissie stelt zich op het standpunt dat, gelet op de openingstijden (waarbij de horecagelegenheid de gehele avond en delen van de nacht geopend is), de horecagelegenheid valt onder categorie II (van de lijst van inrichtingen, bijlage bij het bestemmingsplan). Daarbij stelt de Commissie onvoldoende onderzocht of gemotiveerd of de omgeving en de openbare orde door de betreffende horecagelegenheid op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. De Commissie komt tot de conclusie dat de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het geldende bestemmingsplan en artikel 2.28, achtste lid, van de APV Voorschoten.
1.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder besloten de sluitingstijd vast te stellen op 24:00 uur (dagelijks) en ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen ten aanzien van het gebruik van de gronden waarop het terras is gelegen.
1.6.
Op 22 januari 2015 heeft verweerder naar aanleiding van het bestreden besluit de gewijzigde exploitatievergunning verleend, waaraan onder andere de voorwaarde is verbonden dat het horecabedrijf dagelijks om 24:00 uur gesloten moet zijn.
1.7.
Bij besluit van 9 december 2014 heeft verweerder de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een terras bij het restaurant. Eiseres hebben tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft verweerder bij besluit van 30 juni 2015 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 30 december 2015 (SGR 15 5160) heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 juni 2015 vernietigd, het besluit van 9 december 2014 herroepen en verweerder opgedragen om de aanvraag om een omgevingsvergunning opnieuw in behandeling te nemen. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 30 december 2015 geoordeeld dat verweerder niet bevoegd was om met toepassing van artikel 4, aanhef en onder 11, van Bijlage II, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning niet heeft mogen verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2. Eisers kunnen zich niet vinden in het bestreden besluit en voeren – kort samengevat – het volgende aan. De horecagelegenheid valt niet onder categorie Id van de Lijst van Horeca-activiteiten, nu geen sprake is van een restaurant maar een shoarma- en/of grillroom (categorie II). Dit is in strijd met het bestemmingsplan. De impact die een dergelijk horecabedrijf heeft op de omgeving waar eisers wonen is onaanvaardbaar groot.
Verweerder heeft de nadelige beïnvloeding op de woon-en leefsituatie niet vastgesteld aan hand van rapportages. Het argument dat de noodzaak tot onderzoek niet bestaat omdat de overlast die eisers ervaren niet specifiek tot de horecagelegenheid te herleiden zou zijn miskent de wijze waarop de nadelige beïnvloeding uit artikel 2:28, vierde lid, van de APV moet worden gelezen. Daarmee heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld.
Hoewel de openingstijden op grond van de thans geldige exploitatievergunning op 24 uur zijn gesteld, blijkt uit onder andere thuisbezorgd.nl dat de horecagelegenheid aangeeft op vrijdag en zaterdag tot 02:15 uur open te zijn. Dit is grond om tot intrekking van de vergunning over te gaan. Daarnaast is openstelling tot 24:00 uur in het kader van lichte horeca alsnog te laat. In het geval van lichte horeca zijn openingstijden tot 22:00 uur gebruikelijk en dat zou in deze specifieke situatie van toepassing moeten zijn.
De exploitatievergunning had niet mogen worden verleend.
3.1.
Op grond van artikel 2:28, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 (hierna: de APV) is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder de vergunning van de burgemeester,
3.2.
Op grond van artikel 2:28, derde lid, van de APV weigert de burgemeester de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan. Op grond van het vierde lid kan de burgemeester verminderd het bepaalde in artikel 1:8 de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Op grond van het vijfde lid houdt de burgemeester bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigeringsgrond rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
3.3.
Ingevolge artikel 2:29, eerste lid, van de APV is het de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 05.00 uur. Ingevolge het tweede lid kan de burgemeester door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of voor een bij een inrichting behorend terras.
3.4.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “West" heeft het perceel de bestemming "Gemengd".
3.5.
Ingevolge artikel 7, aanhef en onder e, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor ter plaatse van de aanduiding “horeca” in categorie I van de Lijst van horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, uitsluitend op de begane grond.
3.6.
Ingevolge bijlage 2 (Lijst van horeca-activiteiten) van de planregels wordt onder een horecabedrijf tot en met categorie I "lichte horeca" verstaan: horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend. Deze bedrijven zijn met name gericht op de verstrekking van etenswaren en/of maaltijden. Door hun aard, omvang e.d. veroorzaken de horecabedrijven in deze categorie slechts in relatief beperkte mate hinder voor omwonenden. Tot de categorie Id “Overige lichte horeca met een relatief grote verkeersaantrekkende werking” behoren horecabedrijven die door hun aard, omvang, bedrijfsvoering e.d. een relatief grote verkeersaantrekkende werking hebben, i.c.:
 horecabedrijven, genoemd onder categorie Ia, Ib en Ic met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m²;
 restaurants met bezorg- en/of afhaalservice;
 drive-in restaurants;
 hotels met meer dan 15 kamers.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat het horecabedrijf niet kan worden aangemerkt als een restaurant en daarom niet in categorie I “lichte horeca” valt. Eisers worden er niet in gevolgd dat sprake is van een shoarma- en/of grillroom dieat in categorie II “middelzware horeca” en derhalve niet past binnen de bestemming van het perceel. De rechtbank heeft geen grond gevonden om aan te nemen dat de derde-partij geen restaurant met een bezorg- en afhaalservice exploiteert. Dat eisers een andere beleving hebben van een grillrestaurant, maakt nog niet dat het horecabedrijf niet als restaurant aangemerkt kan worden. De rechtbank is van oordeel dat het horecabedrijf kan worden aangemerkt als lichte horeca.
4.2.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit de sluitingstijden in overeenstemming gebracht met het bestemmingsplan door de openingstijden terug te brengen naar 24:00 uur. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen grond om de openingstijden verder te beperken tot 22:00 uur. De enkele stelling dat het gebruikelijk is dat een horecabedrijf in de categorie ‘lichte horeca” om 22:00 uur, kan niet tot een ander oordeel leiden. Eisers hebben hun stelling overigens niet nader onderbouwd.
4.3.
Van strijd met het bestemmingsplan is dan ook geen sprake. Verweerder was dan niet gehouden om de exploitatievergunning op grond van artikel 2:28, derde lid, van de APV te weigeren.
4.4.
Van een situatie waarin verweerder gehouden zou zijn de exploitatievergunning op grond van het bepaalde in artikel 2.28, vierde lid, van de APV te weigeren is evenmin sprake. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de vraag of het horecabedrijf tot ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie of de openbare orde leidt, het oordeel van verweerder hierover door de rechtbank slechts marginaal kan worden getoetst. Volgens verweerder is er, gelet op het bestemmingsplan (lichte horeca is toegestaan), de omgeving waarin het horecabedrijf is gelegen (aan een doorgaande weg, in een gebouw met meerdere activiteiten, ook in de avonduren, en in een omgeving met winkels en detailhandel) en de openingstijden (alleen dag en avond) geen aanleiding aan te nemen dat de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf de omgeving of de openbare orde op nadelige wijze beïnvloedt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder afdoende gemotiveerd waarom er naar zijn oordeel geen sprake van is dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. De stelling van eisers dat verweerder dit aan de hand van rapportages kan vaststellen, volgt de rechtbank niet. Daarbij acht de rechtbank van belang dat in de woon- en leefsituatie feitelijk geen verandering is gebracht door de vestigen en exploitatie van het horecabedrijf, nu op het perceel eerder een restaurant gevestigd was.
4.5.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat op thuisbezorgd.nl wordt aangegeven dat het horecabedrijf tot 2:15 uur geopend is, overweegt de rechtbank dat, indien dit zo zou zijn, overtreding van de sluitingstijden een handhavingsaangelegenheid is, omdat er dan gehandeld wordt in strijd met de verleende exploitatievergunning, zoals verweerder ook in zijn verweerschrift naar voren heeft gebracht.
4.6.
Ten aanzien van de terrasvergunning overweegt de rechtbank het volgende.
Bij voornoemde uitspraak van 30 december 2015 (SGR 15/5160) heeft de rechtbank de omgevingsvergunning herroepen en verweerder opgedragen om de aanvraag om een omgevingsvergunning opnieuw in behandeling te nemen. Dit betekent dat een situatie is ontstaan waarin de terrasvergunning is verleend zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend waarbij ontheffing van het bestemmingsplan is verleend voor het gebruik ten behoeve van het terras. Dit betekent vervolgens dat de verleende terrasvergunning is verleend in strijd met het bestemmingsplan.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit voor zover dat ziet op de in bezwaar gehandhaafde terrasvergunning vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien in die zin dat zij het primaire besluit van 19 november 2014 herroept voor zover het de terrasvergunning betreft en verweerder opdragen een nieuw besluit op de aanvraag om een terrasvergunning te nemen. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vervolgens vast op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het ziet op de terrasvergunning;
- herroept het primaire besluit van 19 november 2014 voor zover het ziet op de terrasvergunning;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.