ECLI:NL:RBDHA:2016:7592
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Op 10 mei 2016 heeft de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van een veroordeelde, geboren in 1994. De vordering was ingediend op 6 april 2016 en strekte tot verlenging met 5 maanden. De rechtbank heeft het dossier en een advies van de behandelcoördinator van de inrichting bestudeerd. Dit advies gaf aan dat de veroordeelde positieve stappen had gezet in zijn ontwikkeling, waaronder het stoppen met middelengebruik en het behouden van een betaalde baan. De veroordeelde had zich goed ingezet en werd als een voorbeeld binnen de leefgroep gezien. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de veroordeelde zich verzet tegen de verlenging van de maatregel, terwijl de officier van justitie een verlenging van 3 maanden voorstelde. De raadsman pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat er geen recidiverisico was en dat de maatregel niet meer in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde was. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er nog een laag recidiverisico aanwezig was, de positieve ontwikkeling van de veroordeelde en de ondersteuning vanuit zijn omgeving geen verlenging van de maatregel rechtvaardigden. De rechtbank wees de vordering tot verlenging van de maatregel af, oordelend dat de algemene veiligheid en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde niet meer eisten dat de maatregel werd verlengd.