ECLI:NL:RBDHA:2016:7592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
09/920108-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

Op 10 mei 2016 heeft de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van een veroordeelde, geboren in 1994. De vordering was ingediend op 6 april 2016 en strekte tot verlenging met 5 maanden. De rechtbank heeft het dossier en een advies van de behandelcoördinator van de inrichting bestudeerd. Dit advies gaf aan dat de veroordeelde positieve stappen had gezet in zijn ontwikkeling, waaronder het stoppen met middelengebruik en het behouden van een betaalde baan. De veroordeelde had zich goed ingezet en werd als een voorbeeld binnen de leefgroep gezien. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de veroordeelde zich verzet tegen de verlenging van de maatregel, terwijl de officier van justitie een verlenging van 3 maanden voorstelde. De raadsman pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat er geen recidiverisico was en dat de maatregel niet meer in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde was. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er nog een laag recidiverisico aanwezig was, de positieve ontwikkeling van de veroordeelde en de ondersteuning vanuit zijn omgeving geen verlenging van de maatregel rechtvaardigden. De rechtbank wees de vordering tot verlenging van de maatregel af, oordelend dat de algemene veiligheid en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde niet meer eisten dat de maatregel werd verlengd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/920108-12
Datum uitspraak: 10 mei 2016
De rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 6 april 2016, ingekomen ter griffie op 8 april 2016.

De vordering.

De vordering strekt tot verlenging met 5 maanden van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd aan:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te 's-Gravenhage, [adres] ,
thans verblijvende in de [instelling] ,
bij arrest van het Gerechtshof te Den Haag van 5 juli 2013, onherroepelijk geworden op
20 juli 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier waartoe voormeld vonnis behoort alsmede van na te melden advies.

Het advies.

Het op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht uitgebrachte advies d.d. 12 februari 2016 waarbij de in dat artikel bedoelde aantekeningen zijn overgelegd, strekt tot verlenging met 5 maanden van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Het advies is ondertekend door mevrouw drs. [naam] , hoofd behandeling locatie [plaats] , mevrouw drs. [naam] , behandelcoördinator en mevrouw mr. [naam] , directeur, hoofd van de inrichting.

De behandeling in raadkamer.

De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.C. de Bruijn, is op 10 mei 2016 in raadkamer gehoord.
Mevrouw [naam] , als behandelcoördinator verbonden aan [instelling] , is in raadkamer als deskundige gehoord.
De veroordeelde heeft zich in raadkamer verzet tegen een verlenging van de maatregel.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot verlenging van de maatregel voor de duur van 3 maanden.
De raadsman van de veroordeelde heeft in raadkamer afwijzing van de vordering bepleit, subsidiair verlenging van de maatregel voor de duur van 3 maanden.

Beoordeling van de vordering.

De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd ter zake van onder andere poging tot diefstal in vereniging gepleegd, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, derhalve een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Eerder genoemd advies van de [instelling] stelt - kort samengevat - onder meer: [verdachte] heeft in zijn ontwikkeling flinke stappen gezet in de positieve richting. Hij heeft getoond dat hij goed met verantwoordelijkheden om kan gaan. Hij is volledig met het gebruik van middelen gestopt en het lukt hem om uit de buurt te blijven van jongeren die drugs/middelen gebruiken. Er zijn geen klachten of zorgen over verlofweekends. Hij denkt actief mee, is opmerkelijk realistisch en aanvaardt hulp. Op de leefgroep is hij een voorbeeld en de behandelaars zijn trots op hem. Hij heeft zich bewonderenswaardig goed ingezet om zelf een zinvolle dagbesteding op te bouwen; hij werkt vier volle dagen per week bij de gemeentereinigingsdienst en houdt die (betaalde) baan vast. Dat is uitzonderlijk en getuigt van grote discipline. Zijn vader en stiefmoeder steunen hem in het volhouden van zijn pro-sociale gedrag. Hij wordt gezien als hardwerkende jongeman die zich richt op het leven buiten de inrichting. Hij zal tijdens het scholings- en trainingsprogramma (hierna: STP) gaan wonen in een doorstroomwoning, met als doel dat hij na het STP zelfstandig woont en leeft. Reclassering vanuit Palier begeleidt hem. Een STP voor de duur van een half jaar wordt zinvol geacht.
In raadkamer heeft de deskundige mevrouw [naam] het verzoek als volgt nader toegelicht. Het gaat bijzonder goed met [verdachte] . Op 11 april 2016 is het STP gestart. De eerste periode daarvan gaat vaak gepaard met spanningen en het STP is een periode die vaak gepaard gaat met vallen en opstaan. Aandacht bij [verdachte] is nog nodig voor financiële planning, wonen in de doorstroomwoning en het omgaan met het uitgaansleven. Hij krijgt vooral hulp op financieel gebied. Het gaat op het werk goed en de urinecontroles zijn negatief.
[verdachte] kan ook in de doorstroomwoning wonen zonder een maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Begeleiding door de reclassering in een verplicht kader zal ook doorgang vinden als de maatregel niet zou worden verlengd.
Het STP is pas laat gestart, omdat door een wachtlijst pas laat een woning beschikbaar kwam. Intussen is de tijd nuttig besteed, zijn de verloven uitgebreid en heeft een overbrugging plaatsgevonden zodanig dat [verdachte] nu nog maar één dag per week bij ons binnen is. Een STP van één maand, zolang als het tot nu toe duurt, is te kort.
Met de nazorg, ofwel de begeleiding door de Reclassering in het jaar dat de maatregel voorwaardelijk voortduurt, hebben we weinig ervaring.
De raadsman heeft in raadkamer zijn verzoek tot het afwijzen van de vordering dan wel het beperken in duur van de maatregel als volgt toegelicht, onder overlegging van een pleitnota. De raadsman stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van recidiverisico zoals dat vereist is voor verlenging van de maatregel alsmede dat voortduring van de maatregel niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] . Het STP vormde op 9 juli 2015 al reden voor verlenging van de maatregel voor de duur van 10 maanden, daarna zou het klaar moeten zijn. Dat het STP zo laat is gestart, kan niet aan [verdachte] worden tegengeworpen. De rapportage is verder zeer opvallend positief. [verdachte] heeft zich volledig ingezet en is klaar om zelfstandig te leven.
Feitelijk verblijft [verdachte] al gedurende een aantal maanden niet meer in de instelling. De maatregel heeft voor hem geen toegevoegde waarde meer.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het advies, de daarbij overgelegde aantekeningen en het verhandelde in raadkamer.
De rechtbank overweegt dat op zichzelf genomen gevaar voor recidive nog aanwezig is en grond kan vormen voor verlenging van de maatregel, zij het dat het gevaar als laag wordt ingeschat. De rechtbank leidt uit het advies en de toelichting ter terechtzitting af dat de ontwikkeling van de veroordeelde in de afgelopen tien maanden sterk positief is geweest, en is van oordeel is dat verdere verlenging van de maatregel voor de duur van drie maanden, zoals door de officier van justitie werd voorgesteld, geen meerwaarde meer zal hebben. Immers, uit de opvallend positieve rapporten komt naar voren dat de veroordeelde heeft getoond dat hij zelfstandig zijn verantwoordelijkheden kan dragen en zijn leven positief inhoud kan geven. Ook heeft hij in de periode dat hij nog maar één dag per week in de instelling verbleef, laten zien dat hij zich kan inzetten en zijn verantwoordelijkheden naar behoren kan dragen. Hij heeft nu al langere tijd een nuttige dagbesteding door zijn eigen inzet en gedrag. Tenslotte wordt hij in zijn pro-sociale houding gesteund door familie. Dat hij bij het opdoen van vaardigheden, die nodig zijn om zelfstandig te wonen en te leven nog enige begeleiding nodig heeft van de Reclassering Nederland, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen reden voor verlenging van de maatregel nu deze begeleiding blijkens het verhandelde in raadkamer binnen een verplicht kader zal worden geboden gedurende het jaar dat de maatregel voorwaardelijk is beëindigd. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank een voldoende vangnet om eventuele terugval van de veroordeelde te voorkomen.
De rechtbank is gelet op dit alles van oordeel, dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel niet meer eist en verlenging van de maatregel ook niet meer in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank zal dan ook de vordering tot verlenging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen afwijzen.

Beslissing.

De rechtbank wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. E.C. Kole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2016.