ECLI:NL:RBDHA:2016:7426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3805
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten voor voeding van een militair geplaatst in Duitsland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2016, betreft het een geschil tussen een militair, eiser, en de minister van Defensie, verweerder, over de hoogte van de vergoedingen voor maaltijden die de militair heeft genuttigd tijdens zijn uitzending in Duitsland. Eiser, een majoor vlieger, had een declaratie ingediend voor de kosten van voeding over september 2013, maar deze was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in zijn besluit de vergoeding voor ontbijt en diner intern te laag had vastgesteld, terwijl de vergoeding voor lunch te laag was in vergelijking met de richtlijnen. De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op een hogere lunchvergoeding van € 9,28 per dag en een vergoeding voor diner extern van € 25,74. De rechtbank vernietigde het eerdere besluit van de minister en droeg hem op het verschil in vergoedingen aan eiser uit te betalen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 496,-- en het griffierecht van € 167,-- diende vergoed te worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/3805 MAW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2016 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G. Blonk),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M. van der Weijden).

Procesverloop

Bij e-mailbericht van 18 september 2013 is eisers declaratie in verband met kosten van (genoten) voeding over de maand september 2013 afgewezen.
Bij besluit van 19 maart 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2016.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1 De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser, majoor vlieger, is bij besluit van 13 juni 2013 geplaatst bij op de [kazerne A] te [plaats], Duitsland (CAOC). Eiser is doordeweeks gehuisvest in [plaats] en gaat in het weekend naar huis. In de [kazerne A] is sprake van zelfbedieningskantine en wordt voor het nuttigen van de maaltijden een vast bedrag gerekend. De vergoeding van de in Duitsland genuttigde maaltijden kunnen gedeclareerd worden met behulp van de kruisjeslijst 2013.
1.2
Eiser heeft op 14 september 2013 een voedingsdeclaratie over de maand september 2013 (kostencategorie buitenland eerste 60 dagen) ingediend. Eiser stelt hem voor genoten warme maaltijden, ontbijt en lunches (WOL) een vergoeding toekomt van € 544,80 in plaats van de toegekende vergoeding van € 246,30. Bij besluit van 18 september 2013, kenbaar gemaakt in een e-mailbericht, is eisers declaratie afgewezen omdat eiser op de [kazerne B] kan dineren.
2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan eiser geen hogere tegemoetkoming in de kosten van voeding toekomt dan hem reeds is toegekend. Verweerder erkent in het bestreden besluit dat de commandant andere (vergoedings)bedragen heeft gehanteerd dan opgenomen in de regelingen, maar eiser heeft per saldo een hogere tegemoetkoming gekregen dan waar hij recht op had.
3.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 12, vijfde lid, sub a, van het VBD heeft eiser als een buiten Nederland geplaatste militair en die zelf voor betaling van voeding zorg dient te dragen aanspraak op een tegemoetkoming. Voorts staat vast dat de eetgelegenheid op de [kazerne A] als een passende, voor militairen bestemde eetgelegenheid is aangemerkt Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat om de militair in staat te stellen regelmatig een maaltijd elders te genieten om het, enigszins afwijkende, Duitse voedingspatroon te doorbreken toepassing wordt gegeven aan artikel 12, vijfde lid, sub b, van het VBD, hetgeen tussen partijen niet in geschil is.
Op grond van artikel 12, vijfde lid, sub b, van het VBD heeft de commandant een discretionaire bevoegdheid de noodzakelijk gemaakte kosten die vergoed kunnen worden vast te stellen tot een maximum van de vergoedingen op basis van de RDD, bijlage C. Met de VO is aan deze bevoegdheid nadere invulling gegeven.
3.2
Verweerder heeft het minimumbedrag voor de te betalen maaltijdvergoeding vastgesteld conform de bedragen van de tabel opgenomen in artikel 10, tweede lid, onder a, van het RHVM De rechtbank acht deze keuze r niet onjuist of onredelijk. Dat eiser gelet op artikel 10 van het RHVM is vrijgesteld van het betalen van de eigen bijdrage, maakt dat niet anders. De rechtbank zal bij het vaststellen van het minimumbedrag voor de maaltijdvergoedingen dan ook uitgaan van deze tabel.
4
Vergoeding ontbijt
In het bestreden besluit is vermeld dat eiser voor het ontbijt conform artikel 10, tweede lid, sub a of b, van het RHVM recht heeft op een (forfaitaire) vergoeding van (minimaal) € 2,05 per dag.
Via de te hanteren kruisjeslijst bedraagt de vergoeding voor het ontbijt € 3,90, hetgeen ook aan eiser is toegekend.
De commandant heeft beslist dat hij niet de maximale vergoeding van € 11,10 per dag conform bijlage C bij de RDD (locatie ‘Duitsland elders’) toekent en de hoogte van de ontbijtvergoeding met gebruikmaking van zijn discretionaire bevoegdheid vastgesteld op € 3,90, onder de overweging dat dit bedrag ruim voldoende is om de werkelijke kosten van het ontbijt in de [kazerne A] ad € 1,68 te dekken.
Eiser heeft ter zitting betoogd dat in voetnoot 5 van hoofdstuk 1, onderdeel 4, derde bulletpoint, van de VO een beleidsbepaling is weergegeven. De daarin vermelde bedragen zijn forfaitair. Dit betekent dat, ongeacht wat is uitgegeven, het vermelde bedrag dient te worden toegekend.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. De commandant heeft een discretionaire bevoegdheid tot het vaststellen van de tegemoetkoming tot een maximum van de vergoedingen op basis van de RDD. Dat de VO in voetnoot 5 deze maximumbedragen vermeld, betekent niet dat de commandant gehouden is de vergoeding ter hoogte van deze bedragen toe te kennen. , De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de hoogte van de werkelijke kosten, de vergoeding voor ontbijt in redelijkheid lager heeft kunnen vaststellen dan de maximale vergoeding genoemd in bijlage C bij de RDD. Hetgeen overigens heeft aangevoerd kan hier niet aan afdoen.
Het beroep van eiser voor zover dat ziet op de ontbijtvergoeding is ongegrond.
5
Vergoeding lunch
In het bestreden besluit is vermeld dat eiser voor de lunch conform artikel 10, tweede lid, sub a of b, van het RHVM recht heeft op een (forfaitaire) vergoeding van (minimaal) € 4,05 per dag.
Via de te hanteren kruisjeslijst bedraagt de vergoeding voor de lunch € 5,--, hetgeen ook aan eiser is toegekend (10x).
De commandant heeft beslist dat hij niet de maximale vergoeding van € 9,28 per dag conform bijlage C bij de RDD (locatie ‘Duitsland elders’) toekent. en heeft de hoogte van de lunchvergoeding met gebruikmaking van zijn discretionaire bevoegdheid vastgesteld op € 5,--, onder de overweging dat dit bedrag ruim voldoende is om de werkelijke kosten van de lunch in de [kazerne A] ad € 3,03 te dekken.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor de lunch te [plaats] onjuist is vastgesteld en bovendien dat deze vergoeding dient te worden vastgesteld op 75% van het maximumbedrag genoemd in RDD, bijlage C, omdat bij andere locaties ook deze vergoeding wordt gehanteerd.
De rechtbank stelt vast dat in de VO is bepaald dat het te declareren bedrag voor een lunch 50% van het maximumbedrag voor een lunch, genoemd in de RDD, bijlage C bedraagt, zijnde € 9,28 . Met de VO is invulling gegeven aan de discretionaire bevoegdheid van de commandant als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, sub b, van het VBD. De rechtbank ziet gelet op deze formulering geen ruimte voor de commandant hiervan af te wijken. Nu verweerder aan eiser een lagere lunchvergoeding heeft toegekend is hij daarmee in een voor eiser niet begunstigende manier afgeweken van zijn beleid. Van bijzondere omstandigheden die niet reeds in de beleidsregels zijn verdisconteerd en waarin strikte navolging van de beleidsregels zou leiden tot een uitkomst die verweerder niet geacht kan worden te hebben beoogd is niet gebleken. Het besluit is op dit punt in strijd met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiser heeft in dit kader een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan met onder meer een verwijzing naar vliegbasis [vliegbasis], waar, volgens eiser, net als in [plaats] geen diner wordt geserveerd. Niet in geschil is dat in de [kazerne A] de maaltijdvolgorde afwijkt van die in Nederland. Het is dan ook mogelijk om tussen de middag een warme maaltijd (diner) te genieten en de broodmaaltijd (lunch) in de avond. Hieruit volgt reeds dat in de [kazerne A], ook al wordt dit niet door eiser als zodanig gezien en blijkbaar anders dan op [vliegbasis], wel degelijk wordt voldaan aan de WOL-cyclus. Met betrekking tot de overige genoemde locaties heeft eiser evenmin aangetoond dat sprake is van gelijke gevallen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep op dit punt gegrond dient te worden verklaard en dat het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de lunchvergoeding, voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank ziet aanleiding op dit punt zelf te voorzien en te bepalen dat eiser een lunchvergoeding toekomt van € 9,28 per dag en dat verweerder het verschil tussen hetgeen is uitbetaald en eiser toekomt zal uitbetalen.
6
Vergoeding diner
In de [kazerne A] kan op vier dagen per week (niet op vrijdag) een warme maaltijd (diner) worden genoten. Er kan voor vier dagen per week een diner worden gedeclareerd.
In het bestreden besluit is vermeld dat eiser voor het diner conform artikel 10, tweede lid, sub a of b, van het RHVM recht heeft op een (forfaitaire) vergoeding van (minimaal) € 4,85 per dag.
Aan eiser is een bedrag van € 8,-- toegekend per diner in de [kazerne A] en een bedrag voor een diner extern.
De commandant heeft beslist dat hij niet de maximale vergoeding van per dag conform bijlage C bij de RDD (locatie ‘Duitsland elders’) toekent. De commandant heeft de hoogte van de dinervergoeding intern met gebruikmaking van zijn discretionaire bevoegdheid vastgesteld op € 8,--, onder de overweging dat dit bedrag ruim voldoende is om de werkelijke kosten van het diner in de [kazerne A] ad € 3,03 te dekken.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor het diner te [plaats] onjuist is vastgesteld. Volgens eiser ontbreekt een eetgelegenheid voor het diner en dienen alle avondmaaltijden te worden vergoed als ‘diner extern’.
Vast staat dat in de [kazerne A] de maaltijdvolgorde afwijkt van die in Nederland in die zin dat tussen de middag de warme maaltijd (diner) wordt geserveerd en de broodmaaltijd (lunch) in de avond. Hieruit volgt reeds dat in de [kazerne A], ook al wordt dit niet door eiser als zodanig gezien, wel degelijk wordt voldaan aan de WOL-cyclus. Derhalve volgt de rechtbank niet het standpunt van eiser dat alle warme maaltijden dienen te worden vergoed als ‘diner extern’.
Voor zover verweerder voor de diners op de [kazerne A] een vergoeding heeft toegekend van € 8,-- per dag, is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gelet op de hoogte van de werkelijke kosten, de vergoeding voor het diner in redelijkheid lager heeft kunnen vaststellen dan de maximale vergoeding genoemd in bijlage C bij de RDD.
Met betrekking tot de vergoeding voor het diner extern wordt het militairen op grond van de VO toegestaan twee maal per week een diner te declareren, gelijk aan het bedrag dat is gekoppeld aan 75% van het bedrag voor een diner genoemd in de RDD, bijlage C.
In het bestreden besluit is vermeld dat dit neerkomt op € 22,24 per dag. In de brief van verweerder van 12 mei 2016 is evenwel vermeld dat de maximale vergoeding € 29,76 bedraagt, hetgeen zou moeten resulteren in € 22,32 per dag. Voorts is vermeld dat via de kruisjeslijst 2013 € 25,74 per diner extern wordt uitgekeerd.
De rechtbank overweegt dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt welk bedrag ten tijde hier van belang precies gold als maximale vergoeding op grond van de RDD, bijlage C, voor een diner extern (twee keer per week) en welk bedrag aan eiser precies toekomt. Evenmin is inzichtelijk welk bedrag precies aan eiser is toegekend.
Gelet hierop ontbeert het bestreden besluit op dit punt een deugdelijke motivering. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. De rechtbank zal met het oog op finale geschilbeslechting op dit punt zelf voorzien en bepaalt dat eiser een vergoeding diner extern toekomt ter hoogte van het bedrag vermeld op de kruisjeslijst ad
€ 25,74 en bepaalt dat verweerder het verschil tussen hetgeen is uitbetaald en eiser toekomt zal uitbetalen.
6 De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 496,-- (1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,-- en wegingsfactor 1).
Voorts dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond, voor zover dit ziet op de hoogte van de lunchvergoeding
- verklaart het beroep gegrond, voor zover dit ziet op de hoogte van de dinervergoeding;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 maart 2015 in zoverre;
- herroept het primaire besluit van 18 september 2013 voor zover dit ziet op de hoogte van de lunchvergoeding en diner extern vergoeding,
- bepaalt dat eiser een lunchvergoeding toekomt van € 9,28 per dag; en bepaalt dat eiser een vergoeding diner extern toekomt ter hoogte van het bedrag vermeld op de kruisjeslijst ad
€ 25,74;
- bepaalt dat verweerder het verschil tussen hetgeen is uitbetaald en eiser toekomt aan eiser zal uitbetalen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het betreden besluit van 19 maart 2015;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,-- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 496,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage toepasselijke regelgeving:
Ingevolge artikel 12, eerste lid, sub b, van de Regeling Huisvesting en Voeding Militairen (RHVM) is de militair die niet dagelijks reist tussen de plaats van tewerkstelling en zijn woning voor de periode dat aanspraak bestaat op een tegemoetkoming in de kosten van het reizen, bedoeld in artikel 20, van het Verplaatsingskostenbesluit militairen, vrijgesteld van het betalen van de bijdrage voor huisvesting en voeding.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de RHVM is de militair die voeding geniet, hiervoor per maaltijd een bijdrage verschuldigd, tenzij de militair op grond van deze regeling daarvan is vrijgesteld.
In artikel 10, tweede lid, van de RHVM is bepaald dat de in het eerste lid bedoelde bijdrage op basis van de standaard samenstelling van de maaltijden een bedrag bedraagt zoals opgenomen in de tabellen onder a en b.
In artikel 12 van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (VBD) is – voor zover hier van belang - bepaald:
“2. Aan de militair die is geplaatst in een gebied buiten Nederland en die gebruik maakt van huisvesting en voeding van defensie, wordt huisvesting en voeding verstrekt bij een onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht, dan wel - indien dat niet leidt tot onnodig hoge kosten voor het Rijk - bij een onderdeel van de krijgsmacht van een buitenlandse mogendheid of een internationale organisatie waarbij Nederland krachtens een verdrag is aangesloten.
3. Indien geen of geen passende huisvesting als bedoeld in het tweede lid kan worden verstrekt, wordt de militair door de zorg van de commandant voor rekening van het Rijk elders gehuisvest.
4. Aan kosten van huisvesting worden vergoed de naar het oordeel van de commandant noodzakelijk gemaakte kosten.
5. De in een gebied buiten Nederland geplaatste militair die als bedoeld in artikel 12 van de Regeling huisvesting en voeding militairen en die zelf voor betaling van voeding zorg dient te dragen, heeft aanspraak op een tegemoetkoming:
a. indien naar het oordeel van de commandant gebruik kan worden gemaakt van een passende, voor militairen bestemde eetgelegenheid: het voor het betreffende gebied geldende bedrag dat is opgenomen in tabel 8, vermeerderd met het bedrag van een toeslag, indien deze door de militair is verschuldigd;
b. in de overige gevallen: de naar het oordeel van de commandant noodzakelijk gemaakte kosten tot een maximum van de vergoedingen op basis van de Regeling dienstreizen defensie, bijlage C, voor het betrokken gebied of gebiedsdeel, waarbij na zestig dagen verblijf aldaar op het aldus berekende bedrag 25 procent in mindering wordt gebracht.”
Tabel 8 bij het VBD betreft Huisvesting en voeding van defensie (tegemoetkoming kosten voeding indien zelf voor betaling moet worden zorggedragen) (ad art 12, 5e lid, onder a, VBD.
In de Vaste Order van de Netherlands Armed Forces Support Agency Germany (NASAG) van 17 maart 2008 (VO), hoofdstuk 1 (personeel), onderwerp 1/02 (tegemoetkoming in de voedingskosten) is aangegeven dat aan commandant NASAG de bevoegdheid toekomt om daar waar geen gebruik gemaakt kan worden van de voedselfaciliteit als bedoeld in artikel 12 van het VBD, compenserende maatregelen te nemen opdat de militair die recht kan doen gelden op faciliteiten als hiervoor bedoeld daarin zelf kan voorzien. Vooralsnog ontbreekt het op een aantal locaties binnen de Duitse Bondsrepubliek om verschillende redenen aan voedingsfaciliteit, voldoet de ter plaatse aanwezige faciliteit niet of in onvoldoende mate aan de kwaliteit die naar Nederlandse normen aan deze faciliteit gesteld mag worden, of moet die kwaliteit nog dan wel opnieuw worden vastgesteld. In zulke gevallen krijgt het personeel dat onder die omstandigheden verkeert, toestemming om gebruik te maken van de zogenoemde kruisjeslijst. Door het zetten van een kruisje geeft de declarant aan dat hij op een bepaalde datum in een bepaalde voeding (ontbijt, lunch of diner) zelf heeft voorzien en derhalve voor een vergoeding van rijkswege in aanmerking komt. In onderdeel 4 van de VO zijn onder meer de volgende nadere bepalingen opgenomen:
  • Het wordt alle militairen die gebruik kunnen en mogen maken van Duitse eetgelegenheden toegestaan om in plaats van de voedingskosten voor een Duitse maaltijd, ook als deze nihil zijn, twee maal per week een diner te declareren, gelijk aan het bedrag dat is gekoppeld aan 75% van het bedrag voor een diner genoemd in de Regeling dienstreizen defensie (RDD), bijlage C.
  • Op onderdelen waar Nederlandse militairen zijn geplaatst waar een Paresto-punt is gevestigd (in 2007 betreft dit volgens voetnoot 4: Rheindahlen, Neustadt an der Weinstrasse en Ramstein AB), plus het personeel werkzaam in [plaats], bedraagt het te declareren bedrag voor een lunch 50% van het maximumbedrag voor een lunch, genoemd in de RDD, bijlage C.
  • In voetnoot 5 is vermeld wat de maximumbedragen per 1 oktober 2007 zijn:
Ontbijt € 8,40 wordt (€ 6,30) 50% -------
Lunch € 14,00 na 60 dgn (€ 10,50) cfm -------
Diner € 22,40 75% (€ 16,80) nota -------
In tabel C behorende bij de RDD zijn voor Duitsland, voor verschillende legeringsplaatsen, bedragen opgenomen voor ontbijt, lunch en diner.