3.2Verweerder heeft het minimumbedrag voor de te betalen maaltijdvergoeding vastgesteld conform de bedragen van de tabel opgenomen in artikel 10, tweede lid, onder a, van het RHVM De rechtbank acht deze keuze r niet onjuist of onredelijk. Dat eiser gelet op artikel 10 van het RHVM is vrijgesteld van het betalen van de eigen bijdrage, maakt dat niet anders. De rechtbank zal bij het vaststellen van het minimumbedrag voor de maaltijdvergoedingen dan ook uitgaan van deze tabel.
4
Vergoeding ontbijt
In het bestreden besluit is vermeld dat eiser voor het ontbijt conform artikel 10, tweede lid, sub a of b, van het RHVM recht heeft op een (forfaitaire) vergoeding van (minimaal) € 2,05 per dag.
Via de te hanteren kruisjeslijst bedraagt de vergoeding voor het ontbijt € 3,90, hetgeen ook aan eiser is toegekend.
De commandant heeft beslist dat hij niet de maximale vergoeding van € 11,10 per dag conform bijlage C bij de RDD (locatie ‘Duitsland elders’) toekent en de hoogte van de ontbijtvergoeding met gebruikmaking van zijn discretionaire bevoegdheid vastgesteld op € 3,90, onder de overweging dat dit bedrag ruim voldoende is om de werkelijke kosten van het ontbijt in de [kazerne A] ad € 1,68 te dekken.
Eiser heeft ter zitting betoogd dat in voetnoot 5 van hoofdstuk 1, onderdeel 4, derde bulletpoint, van de VO een beleidsbepaling is weergegeven. De daarin vermelde bedragen zijn forfaitair. Dit betekent dat, ongeacht wat is uitgegeven, het vermelde bedrag dient te worden toegekend.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. De commandant heeft een discretionaire bevoegdheid tot het vaststellen van de tegemoetkoming tot een maximum van de vergoedingen op basis van de RDD. Dat de VO in voetnoot 5 deze maximumbedragen vermeld, betekent niet dat de commandant gehouden is de vergoeding ter hoogte van deze bedragen toe te kennen. , De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de hoogte van de werkelijke kosten, de vergoeding voor ontbijt in redelijkheid lager heeft kunnen vaststellen dan de maximale vergoeding genoemd in bijlage C bij de RDD. Hetgeen overigens heeft aangevoerd kan hier niet aan afdoen.
Het beroep van eiser voor zover dat ziet op de ontbijtvergoeding is ongegrond.
5
Vergoeding lunch
In het bestreden besluit is vermeld dat eiser voor de lunch conform artikel 10, tweede lid, sub a of b, van het RHVM recht heeft op een (forfaitaire) vergoeding van (minimaal) € 4,05 per dag.
Via de te hanteren kruisjeslijst bedraagt de vergoeding voor de lunch € 5,--, hetgeen ook aan eiser is toegekend (10x).
De commandant heeft beslist dat hij niet de maximale vergoeding van € 9,28 per dag conform bijlage C bij de RDD (locatie ‘Duitsland elders’) toekent. en heeft de hoogte van de lunchvergoeding met gebruikmaking van zijn discretionaire bevoegdheid vastgesteld op € 5,--, onder de overweging dat dit bedrag ruim voldoende is om de werkelijke kosten van de lunch in de [kazerne A] ad € 3,03 te dekken.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor de lunch te [plaats] onjuist is vastgesteld en bovendien dat deze vergoeding dient te worden vastgesteld op 75% van het maximumbedrag genoemd in RDD, bijlage C, omdat bij andere locaties ook deze vergoeding wordt gehanteerd.
De rechtbank stelt vast dat in de VO is bepaald dat het te declareren bedrag voor een lunch 50% van het maximumbedrag voor een lunch, genoemd in de RDD, bijlage C bedraagt, zijnde € 9,28 . Met de VO is invulling gegeven aan de discretionaire bevoegdheid van de commandant als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, sub b, van het VBD. De rechtbank ziet gelet op deze formulering geen ruimte voor de commandant hiervan af te wijken. Nu verweerder aan eiser een lagere lunchvergoeding heeft toegekend is hij daarmee in een voor eiser niet begunstigende manier afgeweken van zijn beleid. Van bijzondere omstandigheden die niet reeds in de beleidsregels zijn verdisconteerd en waarin strikte navolging van de beleidsregels zou leiden tot een uitkomst die verweerder niet geacht kan worden te hebben beoogd is niet gebleken. Het besluit is op dit punt in strijd met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiser heeft in dit kader een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan met onder meer een verwijzing naar vliegbasis [vliegbasis], waar, volgens eiser, net als in [plaats] geen diner wordt geserveerd. Niet in geschil is dat in de [kazerne A] de maaltijdvolgorde afwijkt van die in Nederland. Het is dan ook mogelijk om tussen de middag een warme maaltijd (diner) te genieten en de broodmaaltijd (lunch) in de avond. Hieruit volgt reeds dat in de [kazerne A], ook al wordt dit niet door eiser als zodanig gezien en blijkbaar anders dan op [vliegbasis], wel degelijk wordt voldaan aan de WOL-cyclus. Met betrekking tot de overige genoemde locaties heeft eiser evenmin aangetoond dat sprake is van gelijke gevallen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep op dit punt gegrond dient te worden verklaard en dat het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de lunchvergoeding, voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank ziet aanleiding op dit punt zelf te voorzien en te bepalen dat eiser een lunchvergoeding toekomt van € 9,28 per dag en dat verweerder het verschil tussen hetgeen is uitbetaald en eiser toekomt zal uitbetalen.
6
Vergoeding diner
In de [kazerne A] kan op vier dagen per week (niet op vrijdag) een warme maaltijd (diner) worden genoten. Er kan voor vier dagen per week een diner worden gedeclareerd.
In het bestreden besluit is vermeld dat eiser voor het diner conform artikel 10, tweede lid, sub a of b, van het RHVM recht heeft op een (forfaitaire) vergoeding van (minimaal) € 4,85 per dag.
Aan eiser is een bedrag van € 8,-- toegekend per diner in de [kazerne A] en een bedrag voor een diner extern.
De commandant heeft beslist dat hij niet de maximale vergoeding van per dag conform bijlage C bij de RDD (locatie ‘Duitsland elders’) toekent. De commandant heeft de hoogte van de dinervergoeding intern met gebruikmaking van zijn discretionaire bevoegdheid vastgesteld op € 8,--, onder de overweging dat dit bedrag ruim voldoende is om de werkelijke kosten van het diner in de [kazerne A] ad € 3,03 te dekken.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor het diner te [plaats] onjuist is vastgesteld. Volgens eiser ontbreekt een eetgelegenheid voor het diner en dienen alle avondmaaltijden te worden vergoed als ‘diner extern’.
Vast staat dat in de [kazerne A] de maaltijdvolgorde afwijkt van die in Nederland in die zin dat tussen de middag de warme maaltijd (diner) wordt geserveerd en de broodmaaltijd (lunch) in de avond. Hieruit volgt reeds dat in de [kazerne A], ook al wordt dit niet door eiser als zodanig gezien, wel degelijk wordt voldaan aan de WOL-cyclus. Derhalve volgt de rechtbank niet het standpunt van eiser dat alle warme maaltijden dienen te worden vergoed als ‘diner extern’.
Voor zover verweerder voor de diners op de [kazerne A] een vergoeding heeft toegekend van € 8,-- per dag, is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gelet op de hoogte van de werkelijke kosten, de vergoeding voor het diner in redelijkheid lager heeft kunnen vaststellen dan de maximale vergoeding genoemd in bijlage C bij de RDD.
Met betrekking tot de vergoeding voor het diner extern wordt het militairen op grond van de VO toegestaan twee maal per week een diner te declareren, gelijk aan het bedrag dat is gekoppeld aan 75% van het bedrag voor een diner genoemd in de RDD, bijlage C.
In het bestreden besluit is vermeld dat dit neerkomt op € 22,24 per dag. In de brief van verweerder van 12 mei 2016 is evenwel vermeld dat de maximale vergoeding € 29,76 bedraagt, hetgeen zou moeten resulteren in € 22,32 per dag. Voorts is vermeld dat via de kruisjeslijst 2013 € 25,74 per diner extern wordt uitgekeerd.
De rechtbank overweegt dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt welk bedrag ten tijde hier van belang precies gold als maximale vergoeding op grond van de RDD, bijlage C, voor een diner extern (twee keer per week) en welk bedrag aan eiser precies toekomt. Evenmin is inzichtelijk welk bedrag precies aan eiser is toegekend.
Gelet hierop ontbeert het bestreden besluit op dit punt een deugdelijke motivering. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. De rechtbank zal met het oog op finale geschilbeslechting op dit punt zelf voorzien en bepaalt dat eiser een vergoeding diner extern toekomt ter hoogte van het bedrag vermeld op de kruisjeslijst ad
€ 25,74 en bepaalt dat verweerder het verschil tussen hetgeen is uitbetaald en eiser toekomt zal uitbetalen.
6 De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 496,-- (1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,-- en wegingsfactor 1).
Voorts dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.