Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
1.de besloten vennootschap [gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
- de dagvaarding van 19 maart 2015 tegen de eerste rolzitting van 1 april 2015, met de producties 1 t/m 15 van eisers;
- de conclusie van antwoord van 27 mei 2015, met de producties 1 t/m 23 van gedaagden;
- het comparitievonnis van 1 juli 2015 van de rechtbank;
- het door de rechtbank achteraf opgemaakte en op 2 november 2015 verzonden proces-verbaal van de comparitie van partijen van 27 oktober 2015;
- de brief van 12 november 2015 van mr. Lindenbergh;
- de brief van 30 november 2015 van mr. Geukes Foppen;
- de brief van 1 december 2015 van mr. Lindenbergh.
“de [x] pensioenregeling”per 1 januari 2005 uitgelegd en is slot geschreven op (vooral) bladzijde 4:
nietvan op de hoogte waren dat hun kleindochtervennootschap [BV4] door meerdere administratieve problemen pensioenpremies aan NN (deels) onbetaald liet.
“valse garanties”van gedaagden bevat dat de pensioenen bij en de betaling van pensioenpremies aan NN tot 1 januari 2005 zijn gegarandeerd. Gedaagden hebben er naar het oordeel van de rechtbank echter terecht op gewezen dat (samengevat) dit tweede argument van eisers berust op een onjuiste lezing en/of op een onjuiste interpretatie van de brief van 17 januari 2005. Daarin hebben gedaagden immers zonder nadere toelichting van eisers, die ontbreekt, niet zonder meer en ook niet op persoonlijke titel aan de werknemers gegarandeerd dat alle aan NN verschuldigde pensioenpremies door hun werkgevers [BV4] en [BV5] tot 1 januari 2005 waren betaald.
“De pensioenen die zijn opgebouwd tot 1 januari 2005 blijven uiteraard gegarandeerd. Daar is door ons premie voor betaald en zijn door Nationale Nederlanden gegarandeerd”beter niet in deze (volgens gedaagde [gedaagde sub 2] door zijn toenmalige pensioenadviseurs [C] en [D] geconcipieerde) brief van vier bladzijden aan de werknemers met uitleg over de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2005 had kunnen (doen) opnemen. Dat enkele feit is echter zonder bijkomende omstandigheden en/of nadere toelichtingen, die ontbreken, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen dat is voldaan aan de zware maatstaven voor de (bijzondere) aansprakelijkheid van indirecte bestuurders zoals gedaagden [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] BV naast de primaire aansprakelijkheid van de (klein)dochtervennootschap en ex-werkgever [BV4] , nu die vennootschap geen verhaal meer biedt voor de pensioenschade van haar ex-werknemers zoals eisers.
“zij zich door gedaagden bewust bestolen en gedupeerd voelen”en dat
“gedaagden eisers en de overige ex-werknemers willens en wetens een streek hebben geleverd voor eigen financieel gewin en omdat [gedaagde sub 2] een hekel had aan de [x] adviseurs”.Deze emotionele stellingen van vooral eiser [eiser sub 2] ter zitting zijn door gedaagde [gedaagde sub 2] ter zitting gemotiveerd betwist. Bij gebreke van verdere concrete onderbouwing door eisers met feitelijke bewijsstukken is bij deze procedurele stand van zaken in deze procedure niet feitelijk gebleken dat gedaagden eisers destijds (en nu zo’n 10 jaar geleden) bewust hebben gedupeerd door pensioenpremies aan NN bewust onbetaald te laten, laat staan voor eigen financieel gewin van gedaagden. Ook dit derde argument van eisers moet daarom falen.